publicatie

Spanning 10/2012 :: Wat is de democratische waarde van de economische wetenschap?

Spanning, december 2012

Mario Draghi, ongekozen president van de Europese Centrale Bank (ECB) met verregaande financiële bevoegdheden

Wat is de democratische waarde van de economische wetenschap?

Tekst: David Hollanders Foto: Demotix

In theorie is de praktische waarde van economie voor het democratische debat helder. Economen geven de economische consequenties van politieke keuzes aan, maar het is aan politici om die keuzes te maken.

Met name opiniërende academici, onderzoekbureaus, beleidsafdelingen op ministeries en natuurlijk het CPB kwijten zich van deze taak. Zo heet het CPB politici met doorrekeningen te disciplineren. Dat voorkomt dat een euro twee keer uitgegeven wordt, dat een maatregel de werkgelegenheid in 2040 schaadt of dat er buiten de effecten op de groei in 2070 wordt gerekend. Het is evenwel aan politici om korte termijn af te wegen tegen lange termijn, rechtvaardigheid tegen efficiëntie, werkgelegenheid tegen inflatie. Daar blijft de econoom verder buiten. Die is, zoals een vaak gebruikte metafoor wil, de scheidsrechter op het speelveld van belangen en ideologieën dat politiek heet. Daarnaast is er een aantal politieke taken uitbesteed aan economische instituten als de ECB (monetair beleid) en diens filiaal DNB (financieel toezicht). Taken die vragen om deskundigheid, om bezonkenheid en – vooral – om onafhankelijkheid en daarom op afstand geplaatst zijn van de politiek, dat uiteraard wel het primaat houdt bij vaststelling van het wettelijk kader waarbinnen ECB en DNB werken.

Tot zover in theorie de scheiding tussen economie en politiek. Dat klinkt goed, maar wat kan er daarbij mislopen? Laat ons zien. In de eerste plaats hebben economische voorspellingen de vervelende eigenschap vaak niet uit te komen. Zo voorspelde het CPB in 2007 vlak voor de val van Lehman Brothers een groei van 3% en een werkloosheid van 4%. Een half jaar later voorspelde het een krimp van 4% en een werkloosheid van 8%. Beide mis. En sinds 2008 voorspellen de Trojka-leden IMF, ECB en EU elk jaar dat Griekenland gaat groeien. En elk jaar blijkt dat er faliekant naast te zitten. Er zijn in de economie onzekerheden, onvoorziene onverstandigheden en speciale gevallen, waardoor zelfs korte termijn voorspellingen van gerenommeerde instituten volledig incorrect kunnen blijken. Economie is dus geen rocket science. Maar economen zijn de eersten dat toe te geven – niet eens schoorvoetend, nee ruiterlijk. Ze hebben het niet over zekerheden maar over verwachtingen, voorzien die van standaardfouten, en geven aan dat er onderwijl niets moet veranderen in de aannamen (ceteris paribus-clausule). Het CPB is de grootste criticaster van de eigen voorspellingen en heeft een en andermaal aangegeven dat de voorspellingen zeer waarschijnlijk niet letterlijk uitkomen. Maar de modellen zijn het beste wat we hebben. En in ieder geval geeft het een beeld, een basis voor een discussie en disciplineert academisch onderzoek als scheidsrechter voor politici. En zoals iedereen weet die wel eens een voetbalwedstrijd gefloten heeft, het komt er op aan een beslissing te nemen; liever af en toe een incorrecte beslissing dan geen beslissing, anders wordt het een chaos. Wat daarvan ook zij, het impliceert wel dat economische analyses met een korrel zout genomen moeten worden. Net zoals zelfs topscheidsrechters wel eens een verkeerde beslissing nemen, en dus kritisch bekeken moeten worden.

Een tweede lastigheid is dat economen soms overstappen naar de politiek (Rick van der Ploeg) of het bedrijfsleven (Willem Buiter) of juist van de politiek (Willem Vermeend) of bankenwereld (Dolf van den Brink) overstappen naar de wetenschap. Als bijvoorbeeld Van der Ploeg de plannen kraakt van het kabinet Rutte-I, spreekt dan de professor (onafhankelijk) of de oud-politicus (partijdig of althans met een bepaalde vooringenomenheid)? Het is alsof de scheidsrechter mee gaat voetballen, of althans speeltips geeft aan spelers en trainer. Een wat verwarrende figuur, maar niet per se problematisch zolang maar onverkort duidelijk is dat Van der Ploeg en veel van economie weet – zijn bijdrage mitsdien in beginsel waardevol is – maar ook een band met een partij heeft – en zijn bijdrage dus wel kritisch moeten worden bezien. Juist bij Van der Ploeg is dat wel duidelijk. (Overigens kraakte hij ook de zorgplannen van Rutte-II.) Maar van bijvoorbeeld Rinnooy Kan – thans hoogleraar, voorheen ING én D66’er – is dat mogelijk minder bekend.

Is bewustwording van het drukke grensverkeer tussen economen en politici en een adequate voorraad zoutkorrels afdoende om te borgen dat economie de democratie dient in plaats van frustreert? Dat valt te bezien, want bovenstaande voorstelling van zaken vooronderstelt dat er een domein is waar belangen wel een grote rol spelen (de politiek) en een domein (de economie) waar belangen geen grote rol spelen en dat dus apolitiek is. Laten we eens twee voorbeelden in het oog nemen om te bezien of dat aangenomen kan worden.

De ECB heeft een mandaat om de inflatie dichtbij maar onder de 2% te houden. Het beoogt de inflatie vooral te beteugelen door de rente te verhogen, waardoor (schuld-gefinancierde) bestedingen van consumenten en producenten geremd worden, waardoor de vraag naar goederen en daarmee de prijzen weer dalen. Men kan de doelstelling te eenzijdig vinden (economische groei is geen doelstelling, bij de FED is het dat wel), maar dat is de keuze van regeringsleiders geweest.

De ECB wenst de schulden van de Zuidelijke probleemlanden niet op te kopen, want dat zou – zo meent zij – tot inflatie kunnen leiden. Geen monetaire financiering dus van staatsschulden, zoals wel in Japan gebeurt, zoals ook in Groot-Brittannië geschiedt, en zoals in de VS plaatsvindt en zoals econoom Krugman propageert. De ECB kan zich hierbij ook beroepen op het verdrag van Maastricht, dat een en ander verbiedt. Wat doet de ECB dan wel? Het leent dus niet aan overheden uit, maar wel aan private banken en niet zo’n beetje ook (begin dit jaar 1000 miljard euro via zogenaamde Long-Term Refinance Operations). Het koopt wel obligaties over van private banken (boven de marktprijs), maar weigert dezelfde obligaties direct op te kopen van overheden. De (let wel: ongekozen) ECB stelt daarbij zware eisen aan overheden – die gemaand worden uitkeringen te verlagen en ontslagrecht te versoepelen – maar verruimt juist de onderpandseisen voor commerciële banken. Het leent geld – let wel: van de belastingbetaler – tegen 1% uit aan grote banken, die dat weer tegen 7% uitlenen aan Zuidelijke landen, dat de belastingbetaler aldaar tot de laatste cent moet terugbetalen van de ECB. Men kan van dit beleid vinden wat men vindt, maar het met publiek geld redden van private banken en het eisen van bezuinigingen en hervormingen (behalve dan van die ene sector, de financiële sector) is zo politiek als het maar zijn kan. En dit alles zonder dat de ECB gekozen is, zonder dat zij verantwoording aflegt, zonder dat ECB-werknemers zelf de belasting betalen die ze andere burgers menen op te moeten leggen. En vooral, het heeft niets meer uit te staan met het mandaat van de ECB, en ook niets meer met onafhankelijkheid.

Dan dichter bij huis. Op de CPB-site is er bij ‘cijfers’ een toepassing ‘zelf rekenen aan de Europese overheidsschuld’. Op grond van door de gebruiker gekozen waarden betreffende economische groei, rente, inflatie en overheidsuitgaven wordt de overheidsschuld uitgerekend. De toepassing ziet er solide uit, maar wat opvalt is wat onvermeld blijft. Er staat niets over de oorzaak van het tekort. Het overheidstekort steeg in 2008 toch echt door de reddingen van ABN AMRO en ING van 45% BBP naar ruim 58%. Dat is merkwaardig als je denkt dat je van de geschiedenis kan leren en enig historisch besef evengoed gepast is. Maar het is ronduit bizar als je bedenkt dat SNS Reaal momenteel op omvallen staat, dat banken nog altijd een zeer laag eigen vermogen combineren met staatsgaranties, dat Nederland voor 150 miljard aan (indirecte) garanties in Europa heeft uitstaan die kraters in de overheidsschuld kunnen slaan en via de band van de PIGGS-landen ten goede komen aan banken en dat private schulden zowel naar omvang, groei en rente een veel groter probleem zijn voor de Nederlandse economie dan de in historisch en internationaal perspectief relatief lage overheidsschuld. En zo wordt het debat verengd tot de vraag of we de (overigens willekeurige) Europese norm van 3% nu of in 2017 moeten halen en blijft buiten beeld de insolvabiliteit van banken, de enorme private schulden en de overdrachten van de overheid naar de financiële sector. Nu heeft het CPB elders wel op een en ander gewezen, maar wat ontbreekt zijn toepassingen waar door het kiezen van waarden voor bonusbeleid, eigen vermogen, bezuinigingen, noodfondsen en dividenden gerekend kan worden aan de solvabiliteit van banken en aan doorrekeningen die banken disciplineren.

De economie heeft pas democratische waarde als de werkelijke keuzes onder het oog gebracht worden, zowel publiek als privaat, en als economische instituten als de ECB gelijke maatstaven hanteren voor overheid en private instellingen. Anders moet de constatering zijn dat er niets zo politiek is als wat zich apolitiek noemt en dat de scheidsrechter in een politieke arena waarin privaat nog altijd gelijkgesteld wordt aan efficiënt en bonus aan verdienste een thuisfluiter is.