publicatie

Spanning 10/2012 :: Meer markt en minder overheid is een onnozele en kortzichtige gedachte gebleken

Spanning, december 2012

De Parlementaire Onderzoekscommissie naar de privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten met tweede van rechts Arjan Vliegenthart (SP)

Meer markt en minder overheid is een onnozele en kortzichtige gedachte gebleken

Tekst: Tiny Kox Foto: Arjo Kleinhuis

Het heeft de afgelopen dertig jaar ontbroken aan een samenhangende visie op rijksoverheid en publiek belang bij het privatiserings- en verzelfstandigings­beleid. Zonder vastomlijnde visie is de rijksoverheid het pad van privatisering en verzelfstandiging opgegaan. Zo luidt het harde oordeel van de speciale parlementaire onderzoekscommissie van de Eerste Kamer. Als regeren vooruitzien is, zijn opeenvolgende regeringen tekort geschoten en hebben opeenvolgende parlementen dat ten onrechte niet geblokkeerd, te vaak getolereerd en wellicht soms zelfs gestimuleerd. Geen fraaie beoordeling van de Nederlandse politiek.

Deze dagen wordt veel gesproken over de Eerste Kamer, nu er een regering aangetreden is die in deze Kamer niet op voorhand op instemming met het voorgelegde beleid mag rekenen. De bevoegdheid van de Senaat om wetsvoorstellen af te keuren kan de nieuwe coalitie voor serieuze problemen plaatsen, zo wordt publiekelijk gemeld. Geen wetsvoorstel haalt de eindstreep zonder zegen van de Eerste Kamer, die – zoals minister Donker Curtius het al in 1848 zei – er niet op gericht is het goede te stichten maar het kwade te voorkomen. Een waar woord, maar – in moderne termen – niet het hele verhaal. Want de Eerste Kamer mag meer dan alleen het kwade voorkomen. Dat bewijst het lijvige rapport van de parlementaire onderzoekscommissie naar privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten. Het aannemen van de aanbevelingen door de Eerste Kamer moet gevolgen hebben voor het toekomstig handelen van de Senaat en van de hele Staten-Generaal en ook dat van de regering. De onlangs aangetreden nieuwe regering zal hopelijk komend voorjaar reageren op de door de commissie getrokken conclusies en gedane aanbevelingen waarna die reactie onderwerp zal zijn voor een afrondend debat met de Eerste Kamer.

Parlementair onderzoek door de Eerste Kamer is iets nieuws. Begin 2011 stelden de fractievoorzitters van ChristenUnie, SP en PvdA aan de Senaat voor dit zware middel in te zetten om meer inzicht te krijgen in besluitvorming rondom de privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten sinds de jaren ’80. Na aanvankelijk tegenstribbelen van VVD, CDA en PVV kwam het onderzoek er toch – en nu worden de conclusies ervan bijna kamerbreed omarmd.

Voornaamste conclusie van het parlementaire onderzoek is dat het de afgelopen decennia ontbroken heeft aan een samenhangende visie op rijksoverheid en publiek belang bij het privatiserings- en verzelfstandigingsbeleid. De rijksoverheid is zonder vastomlijnde visie het pad van privatisering en verzelfstandiging opgegaan. Er waren goede intenties maar ondoordachte uitkomsten, in de woorden van de voorzitter van de commissie. Het is een harde constatering, een overheid die opereert zonder samenhangende visie. Als regeren vooruitzien is, zijn opeenvolgende regeringen tekort geschoten en hebben opeenvolgende parlementen dat ten onrechte niet geblokkeerd, te vaak getolereerd en wellicht soms zelfs gestimuleerd. Geen fraaie beoordeling van de Nederlandse politiek.

Veel politieke partijen en de door hen gevormde regeringen hebben gehoopt het gebrek aan een samenhangende, doordachte visie te kunnen compenseren met een naïef geloof dat het adagium ‘meer markt en minder overheid’ hét tovermedicijn zou zijn voor de zogenaamde stagnatie van West-Europese verzorgingsstaten.

Over de hele linie heeft de grootscheepse taken- en machtsoverdracht van de overheid aan ondemocratische economische machten en markten lang niet altijd tot de gewenste resultaten geleid. De economische groei is na de machtsgreep van het neoliberale denken nooit meer boven het niveau van de jaren ’70 kunnen uitstijgen terwijl de inkomensverschillen zijn toegenomen en het vertrouwen van burgers in de overheid afgenomen. Dat zien we in vrijwel heel Europa – en ook in Nederland. Hadden we zaken doordachter aangepakt, in het laatste kwart van de vorige eeuw en het eerste decennium van deze eeuw, dan hadden we er nu samen sterker en socialer voorgestaan. Het parlementair onderzoek bevestigt dat ‘meer markt en minder overheid’ uiteindelijk een eenzijdige, onnozele en kortzichtige gedachte is gebleken die de samenleving als zodanig er niet beter op heeft gemaakt. Andere, betere keuzes waren mogelijk geweest maar die hebben we per saldo niet gemaakt.

De commissie heeft een aantal privatiserings- en verzelfstandigingsprojecten onderzocht: de verzelfstandiging en opsplitsing van NS, de verzelfstandiging van de PTT en de privatisering van de KPN, inclusief de post, de privatisering van re-integratiebedrijven en de Splitsingswet voor de energiesector die geleid heeft tot de uitverkoop van onze energiebedrijven aan het buitenland. De deelonderzoeken leveren veel belangrijke informatie en verdienen het om stuk voor stuk nader bekeken te worden door de senatoriale vakcommissies om te zien welke gevolgen er voor besluitvorming in de toekomst aan verbonden zouden moeten worden. Lang niet alles is onder de loep genomen. Wat te denken van de privatisering van het loodswezen? Daar is een publiek monopolie domweg vervangen door een privaat monopolie én een aanzienlijke kostenpost. Het doorknippen van de band tussen overheid en woningcorporaties of het ombouwen van ziekenfondsen tot zorgverzekeraars en de gevolgen daarvan voor huurders en patiënten kunnen wellicht in de toekomst voorwerp van onderzoek worden, gezien de impact ervan op de samenleving.

De privatisering van de telefonie en de post was de eerste grote stap op het pad van verzelfstandiging en privatisering. Niet duidelijk is of privatisering van de KPN per saldo gunstiger uitgepakt heeft dan wanneer KPN in staatshanden gebleven zou zijn. De besluitvorming in dit dossier laat weinig samenhang zien en wordt door de commissie omschreven als een kettingreactie met summiere besluitvorming, die ook nog eens beïnvloed werd door het idee dat er veel geld te verdienen viel met deze uitverkoop. In het proces werd vrijwel voorbij gegaan aan de vraag of ook de post wel mee geprivatiseerd zou moeten worden. De gevolgen daarvan zien we tot op de dag van vandaag. Privatisering en liberalisering van de post hebben – zo zegt de commissie – geen goed resultaat opgeleverd. De borging van het publiek belang is onvoldoende. Het gesol met het personeel en met de postbezorging laten zien waartoe ondoordacht beleid kan leiden. Dat de baas van de post nu al weet dat de kerstkaarten niet op tijd bezorgd zullen worden, is een wel erg wrang voorbeeld van openheid.

Ook bij de uitverkoop van de energiesector is het besluitvormingsproces niet doelgericht en vastberaden geweest. Het parlement is onvoldoende duidelijk sterk geweest als medewetgever. Het heeft zich weliswaar voortdurend druk gemaakt maar zelden een vuist gemaakt om de uitverkoopdrang van opeenvolgende regeringen een halt toe te roepen. Toen beide Kamers tenslotte het idee kregen dat uitverkoop van de energiebedrijven aan het buitenland toch niet zo’n goede zet zou zijn, was het parlement de zeggenschap al kwijt en konden de provincies en gemeenten hun aandelen in klinkende munt omzetten – waarna beslissingen over onze energiesector genomen worden in buitenlandse directiekamers en provincies nu geld steken in zaken die niets met energie te maken hebben. Een typisch voorbeeld hoe goede intenties tot slechte antwoorden kunnen leiden als een samenhangende beleidsvisie ontbreekt en de politiek zich laat leiden door naïef marktfundamentalisme.

Naast privatiseringen zijn diverse overheidsdiensten op afstand gezet – verzelfstandigd – zonder dat daar praktische argumenten aan ten grondslag lagen. De commissie noemt concreet de verzelfstandiging en opsplitsing van NS als voorbeeld van een ondoordachte uitkomst en memoreert dat het parlement haar rol als medewetgever niet optimaal heeft vervuld. Het parlement is te laat als medewetgever formeel bij het verzelfstandigingsproces betrokken en heeft sindsdien regelmatig achter de feiten aangelopen en zich onder druk laten zetten om bepaalde besluiten te nemen, stelt de commissie vast. Volgens de parlementaire onderzoekscommissie zijn er redenen om de splitsing te heroverwegen.

Voor een aanzienlijk deel is de privatisering vanaf de jaren ’90 aangejaagd vanuit Brussel, waar de Europese Commissie de Europese Unie zo snel mogelijk tot één grote aaneengesloten markt om wilde vormen om van de EU de meest concurrerende economie van de wereld te maken. De privatisering van telefonie en post zijn voorbeelden. Ook de uitverkoop van de energiesector is door Brussel aangemoedigd maar waarbij de Nederlandse politiek zichzelf onnodig als het beste jongetje van de neoliberale klas heeft willen manifesteren.

De neoliberale gedachtegang verengt de burger tot calculerende consument, die op alle terreinen slechts is gericht op maximaal individueel rendement. Dat idee is kortzichtig en onevenwichtig. Ook de onderzoekscommissie constateert dat publieke belangen meer zijn dan de belangen van de burger in de rol als individuele klant. Bij het bepalen van toekomstig beleid over privatisering en verzelfstandiging is daarom volgens de commissie bredere weging nodig. Sturingsmogelijkheden waarover de politiek beschikt, moeten volgens de commissie, voortaan in nauwe samenhang met de basisregels van een democratische rechtsstaat worden gebruikt met het oog op de bepleite betere weging van publieke belangen. De commissie wil besluiten over privatisering en verzelfstandiging vanaf nu bij voorkeur vastleggen in wetgeving, waarbij publieke belangen vooraf worden geïnventariseerd en het parlement directe informatie krijgt vanuit de uitvoering. Daarbij is de commissie voorstander van horizontale verantwoording door verzelfstandigde en geprivatiseerde organisaties aan klanten, stakeholders en de samenleving in het algemeen, alsook voor meer informatie aan de burger en meer duidelijkheid over diens klachtmogelijkheden. En waar het nodig is, moeten gemaakte fouten worden hersteld. Zoals de splitsing van NS en ProRail.

Dit parlementair onderzoek laat indringend zien hoe dertig jaar lang zonder vastomlijnde visie het pad van privatisering en verzelfstandiging is afgelopen. Het is belangrijk dat de commissie niet bang is om de rol van het parlement te belichten en de mankementen die zich hebben laten zien bij het vervullen van diens taak als medewetgever. Het parlement heeft zich weliswaar voortdurend met de beste bedoelingen druk gemaakt over privatisering en verzelfstandiging maar is weinig vastberaden geweest als het ging om het eisen van een samenhangende, doordachte visie op de toekomst van de rijksoverheid en de gevolgen van een grootscheepse transformatie van de rijksdienst voor de burgers. Het is ook goed om te zien dat de commissie vaststelt dat daar waar het parlement het over het belang van de burger had, zich doorgaans focuste op het belang van de burger als consument. Die verenging past bij het neoliberale denken dat de hele wereld een markt van vraag en aanbod is, met aanbieders en consumenten waarbij ieder zijn eigen belang nastreeft, de aanbieder geleid door winstmaximalisatie, de vrager als calculerende consument. Inmiddels weten we dat een mens meer is dan consument, een dier meer dan een lap vlees en een land meer dan een BV; dat de school geen markt is en de zorg geen product – om maar wat strofes uit het nu alweer meer dan tien jaar oude lijflied van de SP aan te halen. Wie weet wordt het ooit nog een echte meezinger.

Opeenvolgende parlementen zijn als medewetgever te veel volgend en te weinig leidend gebleken, zo laat dit onderzoek ons zien. Te lang is de uitverkoop van overheidsdiensten door een ruime meerderheid van het parlement omarmd als makkelijke manier om tekorten en schulden te verkleinen. Te naïef is gedacht dat ‘meer markt en minder overheid’ automatisch zou leiden tot meer welvaart en minder belastingen. Te aarzelend is door beide Kamers opgetreden toen duidelijk werd dat veel privatiseringsplannen tot andere dan de gedachte uitkomsten gingen leiden.

De commissie constateert terecht dat beide Kamers steeds meer worstelen met toenemende ingewikkeldheid van vraagstukken. Indien er extra middelen nodig zijn om de Staten-Generaal zijn werk naar behoren te kunnen laten doen, dan moeten we er dus voor zorgen dat die middelen er zo snel mogelijk komen. In dat verband is het goed om vast te stellen dat het onzinnige plan van het vorige kabinet om beide Kamers met een derde te kortwieken, naar het museum van de politieke misbaksels is overgebracht. De commissie stelt juist voor om de informatiepositie van het parlement bij medewetgeving te versterken door meer eigen onderzoek, het horen van burgers en bestuurders en door de ontwikkeling van een vaste systematiek van monitoring en evaluatie. Dat kan door het laten uitvoeren van ex ante-onderzoeken en nulmetingen door de Algemene Rekenkamer en het laten evalueren van besluiten tot privatisering en verzelfstandiging.

Er moet opnieuw nagedacht moet worden over verbindingen tussen rijksoverheid, uitvoeringsorganisaties, parlement en burgers. In dat verband zou er werk gemaakt moeten worden van een eenduidiger begrippenkader, een handzaam en eenduidig besliskader, uniforme regels, een regierol binnen de regering en een periodiek overkoepelend debat over ‘de staat van het openbaar bestuur’.

De Eerste Kamer moet eerder bij besluitvorming over privatisering en verzelfstandiging worden betrokken, zegt de commissie. Dat kan geen kwaad - zeker met een regering die in de Eerste Kamer geen meerderheid op voorhand heeft. Structureel probleem blijft echter dat ons huidige tweekamerstelsel niet meer geschikt is voor zo’n aanpak. We kunnen het ons niet permitteren star te volharden in een parlementaire systematiek uit de 19de eeuw. Modernisering is hard nodig.

Het parlementair onderzoek naar privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten toont aan dat het adagium van ‘meer markt en minder overheid’ achterhaald is. Wie niet wil dat een almachtige overheid burgers als volgzame onderdanen behandelt maar evenmin wil dat burgers tot consument worden verengd door almachtige markten, zou daarom moeten inzetten op de ontwikkeling van een samenleving waarin mensen in vrijheid kunnen leven, als gelijkwaardige burgers worden gezien en in onderlinge en georganiseerde solidariteit om elkaar geven. Dat bereik je niet door domweg taken van de overheid naar markten te verleggen maar naar nieuwe manieren te zoeken om burgers in georganiseerd verband een rol te laten spelen bij de organisatie van de samenleving, op alle niveaus. Dat vereist verdergaande democratisering van de overheid, meer invloed van werknemers en consumenten op beslissingen van bedrijven en betere mogelijkheden voor mensen om invloed uit te oefenen op hun directe leefomgeving.

Meer weten?

Tiny Kox schreef eerder in Spanning over de uitverkoop van Nederlandse

energiebedrijven:

http://www.sp.nl/nieuws/spanning/201111/verspilde-energie.shtml