publicatie

Spanning 10/2012 :: Oplossing voor crisis heet democratie

Spanning, december 2012 Oplossing voor crisis heet democratie

Tekst: Tuur Elzinga, SP-Eerste Kamerlid en beleidsadviseur voor FNV Mondiaal

Een goed startpunt voor een pleidooi voor democratisering van de economie is de huidige mondiale financiële en economische crisis. Het proces van mondialisering van de productie door zowel de internationalisering als de financialisering van de economie vormt een belangrijke oorzaak van deze crisis. De democratische controle is hierbij stelselmatig het slachtoffer, terwijl we paradoxaal genoeg alleen van meer democratische controle de echte oplossingen voor deze crisis kunnen verwachten.

Onze productie vindt tegenwoordig plaats op mondiale schaal. Bedrijven zoeken de gunstigste productielocaties op. Dat kunnen ze doen dankzij het feit dat kapitaalstromen nu zo goed als volledig zijn geliberaliseerd. Daar hebben diezelfde bedrijven hard voor gelobbyd. Ze vonden bij de politiek een gewillig oor, omdat hun macht – de macht van het (groot)kapitaal – sterk is gegroeid ten opzichte van de macht van regeringen. Dat heeft alles te maken met schaalvergroting en accumulatie van kapitaal bij grote bedrijven, die zo steeds meer uit hun nationale jasjes groeiden. Het werden transnationale spelers die, om internationaal effectief te kunnen (blijven) opereren, mondiale financieringsproducten nodig hadden en vrijheid van kapitaalverkeer eisten. Zo gaan de internationalisering en financialisering van het kapitalisme hand in hand, ze versterken en versnellen elkaar.

Dankzij het vrije kapitaalverkeer kunnen bedrijven gemakkelijk hun productie verplaatsen. Dat betekent niet dat ze letterlijk hun fabrieken en machines fysiek verhuizen, laat staan dat ze hun arbeiders meenemen. Fabrieken worden verkocht, arbeiders op straat gezet – afgekocht als het moet – en vervolgens worden elders nieuwe fabrieken aangekocht en nieuwe arbeidskrachten ingehuurd. De ‘verhuizing’ vindt plaats in de vorm van een aantal financiële transacties. Voor de eigenaren, de aandeelhouders van bedrijven, die steeds vaker over de hele wereld verspreid zitten, geldt dat ze steeds minder een band hebben met de daadwerkelijke productie. Aandeelhouderswaarde staat centraal: alleen wat een investering financieel oplevert wordt relevant geacht.

Vooral de perverse prikkels in de beloningenstructuur voor het najagen van maximale aandeelhouderswaarde op de korte termijn, gefaciliteerd door de doorgeschoten deregulering op de financiële markten, hebben bijgedragen aan een onhoudbare zeepbel-economie. Dat financialisering van de economie zo mede oorzaak is van de crisis, wordt vrij algemeen aanvaard.

Dat ook de mondialisering van de fysieke productie als zodanig een belangrijke rol heeft gespeeld in de aanloop van deze crisis is een beduidend minder gangbare opvatting. Laat staan de visie dat internationalisering van de economie een oplossing van de crisis in de weg kan zitten. Was de fout van beleidsmakers tijdens de Grote Depressie van de jaren dertig immers niet dat op die crisis veelal met protectionistische maatregelen werd gereageerd en dat dit protectionisme de crisis slechts verdiepte? De fout die men toen maakte was dat men beleid maakte uit eigenbelang. Dat is nu niet anders.

De huidige financiële crisis begon met een crisis op de Amerikaanse huizenmarkt en een kredietcrisis in de markt voor (als obligaties verpakte) rommelhypotheken. Waarom waren er zoveel financieel riskante hypotheken in de VS? Omdat het lenen van geld dankzij een zeer lage rente al geruime tijd bijna gratis was. Daardoor praatten de hypotheekverstrekkers met veel genoegen ook iemand die niet erg kredietwaardig was een mooie schuld aan. De rente werd bewust langdurig zo laag gehouden om via binnenlandse bestedingen – zowel consumptie als investeringen – de economie aan te jagen. De economie van de VS zou al veel eerder in recessie zijn geraakt vanwege de almaar dalende lonen van lage en middeninkomens, als men de bestedingen niet kunstmatig op peil had weten te houden door grootschalig op de pof te consumeren. Maar waarom daalden de lonen? Vanwege de verplaatsing van de productie, en wel op twee manieren. Direct, omdat de voornaamste reden voor productieverplaatsing immers het kostenvoordeel is en vaak betreft dat primair loonkosten. Maar ook indirect: onder dreiging van verplaatsing werden de lonen in de VS zelf ook verlaagd. De vakbonden waren niet bij machte om die trend een halt toe te roepen: de positie van werknemers verzwakte door het groeiende leger werklozen.

Dankzij de internationalisering van de economie en het vrije verkeer van kapitaal, vertaalde de crisis in de VS zich direct door naar de rest van de wereld. De crisis verdiepte zich bovendien door de beleidsconcurrentie tussen landen die door de mondialisering van de productie in de hand wordt gewerkt – en die ook het oplossen van de crisis in de weg staat. Want: omdat kapitaal veel mobieler is dan andere productiefactoren, concurreren overheden vooral om de gunst van dit kapitaal. Immers, als je nieuw kapitaal kunt aantrekken dan betekent dat potentieel economische activiteit, banen, belastingopbrengsten. Als je de gunst van de financiële markten hebt, dan heb je toegang tot krediet, dan leen je goedkoop en zijn je schulden geen probleem. En heb je die gunst niet? Denk dan aan Griekenland.

De beleidsconcurrentie beperkt de beleidsvrijheid van staten dramatisch. Vooral in tijden van een ernstige crisis, zoals de huidige, zie je regeringsleiders na iedere top gespannen uitkijken hoe de financiële markten – die ze nota bene in deze situatie hebben gestort – de dag erop zullen reageren. ‘Hebben we wel gedaan wat de financiële markten van ons verwachten?! Hoe reageren de rating bureaus? Wat doet de rente?’

Zo bepalen de financiële markten, die nota bene zelf in hoge mate de veroorzakers van de crisis zijn, de marges waarbinnen door overheden naar oplossingen kan worden gezocht. Die daarmee stelselmatig in de richting van oplossingen worden gedwongen die in het straatje van die financiële markten passen. Een andere route kiezen is er niet meer bij. Maar hoe waarschijnlijk is het dat de pyromaan een goede adviseur van de brandweer zal blijken te zijn?

Tegen de wens van kiezersmeerderheden zien regeringen zich onder druk van mondiale financiële markten genoodzaakt impopulair en zelfs macro-economisch onverstandig bezuinigingsbeleid te voeren. De financiële markten zijn gefixeerd op korte-termijnrendement en eisen draconische bezuinigingen om versnelde schuldreductie van probleemlanden te bewerkstelligen. In Italië en Griekenland werden vorig jaar onder druk van de geldschieters buiten het democratische proces om niet-gekozen technocraten naar voren geschoven als regeringsleiders om die koers stevig in te zetten. Europa dringt onder druk van de financiële markten en zeer tegen de wil van de kiezer aan op het nog stringenter vastleggen van een financieel-economisch keurslijf, waardoor nationale economische beleidskeuzes nog verder ingeperkt zullen worden. Nationaal democratisch gelegitimeerd beleid maakt plaats voor Europese politiek waar democratische controle zeer gebrekkig is.

Sociale zekerheid en andere publieke taken staan structureel onder druk, de belastingen op winsten en andere kapitaalopbrengsten zijn verwikkeld in een race naar de bodem en landen die in de ogen van de financiële markten succesvol willen zijn verlagen of matigen hun lonen: de rente in de VS, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Nederland is mede daarom extreem laag.

Dat we zo niet uit de crisis komen, dat wordt helaas ook steeds duidelijker. Het IMF en de OESO stellen zelfs vast dat rijke landen die het zich kunnen permitteren, ook in de eurozone, meer zouden moeten investeren en hun tekort minder snel zouden moeten terugbrengen. Ook bepleit onder andere het IMF hogere lonen in met name Duitsland en Nederland. Maar terwijl steeds meer internationale organen en gerenommeerde economen en instituten beseffen dat de wereldeconomie meer gecoördineerde investeringen nodig heeft voor duurzaam herstel, kijken individuele landen nog steeds vooral naar hun eigen concurrentievoordeel, zelfs als dat macro-economisch contraproductief is. Steeds vaker kan dankzij de internationalisering ook de beleidsruimte van overheden door bedrijven beperkt worden. Internationale investeringsbeschermingsverdragen maken het mogelijk dat bedrijven democratisch overheidsbeleid aanvechten voor internationale tribunalen waar ze miljoenen tot zelfs miljarden aan schadevergoedingen kunnen claimen omdat hun investering en (toekomstige!) winstverwachting wordt geschaad. Uit angst voor zulke claims die zwaar op de begroting drukken, zetten overheden mogelijk controversieel beleid, zoals bijvoorbeeld milieumaatregelen, steeds vaker in de ijskast.

Het is duidelijk dat financiële mondialisering zo op allerlei manieren de stabiliteit van economie en democratie bedreigt. Het is niet verwonderlijk dat veel regeringsleiders in Europa kampen met een historisch laag vertrouwen en dat in diverse Europese landen intussen anti-democratische partijen opgang maken. Terwijl het juist zo dringend nodig is dat democratisch gelegitimeerde beleidsmakers opstaan om de economie te beschermen tegen de destabiliserende impact van de financiële mondialisering. Dat kan namelijk prima: financiële instellingen die uit nood in een crisissituatie zijn genationaliseerd en nu onder democratische controle vallen, worden niet langer met omvallen bedreigd en zullen ook niet snel aankondigen winstgevende activiteiten in het buitenland te parkeren. Bovendien kunnen nu ineens wel beloningsstructuren en perverse bonussen worden aangepakt. Nationalisatie is lang niet de enige manier om zeggenschap te creëren. Zo zal een bedrijf waarin de helft van de aandelen is gereserveerd voor werknemers of waarin deze anderszins de zeggenschap hebben, niet snel instemming weten te verkrijgen om de productie ten koste van werknemers te verplaatsen. Ook een coöperatie zal niet snel de biezen pakken. De financiële markten hebben op dergelijke productie daarom beduidend minder grip. Democratisering is dus bij uitstek de manier om de reële economie weer onder controle te krijgen en uit de klauwen van winstbejag op de korte termijn te halen.

Vanzelfsprekend is dat niet eenvoudig. Er was een extreme crisis voor nodig om hier en daar een bank te nationaliseren, maar de prijs was gigantisch. En met politici die zich niet aan de leiband van de financiële markten durven te ontworstelen, is de druk om deze winstmakers weer te privatiseren groot. Voor het vergroten van de democratische zeggenschap over de economie moet hard worden geknokt. En vooral op een schaal van mondiale productie zal het opbouwen van tegenmacht een kwestie zijn van lange adem.

Maar wat dat betreft leven we in een uniek tijdperk. Ooit leek het voor veel minder mobiele productiefactoren, zoals arbeid, onmogelijk om het transnationale kapitaal op mondiaal niveau tegenwicht te bieden. Maar nu kan dat wel! De technologie die de financiële mondialisering mogelijk heeft gemaakt, de wereldwijde informatie- en communicatierevolutie, is inmiddels ook gedemocratiseerd. Dat wil zeggen dat grote delen van de wereldbevolking van internet, e-mail, telefoon en social media gebruik maken en zich zo eveneens transnationaal kunnen organiseren.1

Ik schreef in de Spanning van februari 2010 over de overwinning van Lipton-arbeiders op Unilever, dankzij coördinatie door de International Union of Food workers (IUF). Ook schoonmakers – die zich begin dit jaar opnieuw stevig hebben laten horen – weten hoe ze zich ook internationaal moeten organiseren.2 Zelfs een van de meest kwetsbare groepen werknemers, de huishoudelijk werkers, heeft zich dankzij een internationale campagne op de kaart gezet en betere bescherming afgedwongen via een nieuw verdrag van de Internationale Arbeids Organisatie (ILO). Is dit nu democratisering van de mondiale economie? Nee, nog niet. Maar democratische zeggenschap begint bij organisatie. En organiseren kan, zelfs mondiaal.

  1. Zie ook: ‘Hun strijd, onze strijd, internationale solidariteit!'
  2. Internationale vakbondsprijs voor schoonmakers