publicatie

Spanning 10/2012 :: Een mens, een stem beter dan een aandeel, een stem

Spanning, december 2012

Eén mens, één stem beter dan één aandeel, één stem

Acht vragen aan Arjan Vliegenthart, directeur van het Wetenschappelijk Bureau van de SP, over de noodzaak van democratisering van de economie en van deze Spanning.

1. Waarom een Spanning over de democratisering van de economie?

‘Deze Spanning verschijnt op verzoek van de Partijraad. Tijdens de Partijraadsvergadering van juni 2012 is er gesproken over de democratisering van de economie. De huidige economische en financiële crisis maakt duidelijk dat een economie die vrij baan krijgt en haar eigen spelregels bepaalt, uit het lood raakt. Het huidige model loopt spaak en de rekening hiervan wordt gepresenteerd aan burgers die part noch deel hebben aan de oorzaken van deze crisis. Het is dan ook hoog tijd om nieuwe ideeën te ontwikkelen over hoe we de economie menselijker en socialer kunnen vormgeven.’

2. Dat klinkt goed, maar wat is dan precies ‘democratisering van de economie’? Betekent dat in de economie dezelfde regels moeten gelden als in de politiek? Of is het iets anders?

‘Dat is een lastige vraag. Op de Partijraad bleek al dat mensen vaak verschillende dingen verstaan onder de term ‘democratisering van de economie’. Voor sommigen gaat het erom dat werknemers de baas worden in hun eigen bedrijf. Zij wijzen bijvoorbeeld naar coöperaties: bedrijven waar een soort gildestructuur bestaat. Idealiter besluiten in een coöperatie de betrokkenen op basis van gelijkwaardigheid over strategische kwesties. In bedrijven die niet als zodanig zijn georganiseerd, kun je denken aan het organiseren van de macht van werknemers door middel van vakbonden, ondernemingsraden en een goede vertegenwoordiging van werknemers in de Raden van Commissarissen.

In een andere opvatting van democratisering van de economie stelt de overheid wetten en regels vast, die de grenzen en voorwaarden van de economische competitie bepalen, zodat rechten van werknemers gewaarborgd zijn, het algemeen belang veiliggesteld is, en er een gelijk speelveld bestaat voor het bedrijfsleven. Daar zijn veel voorbeelden van te geven: het algemeen verbindend verklaren van cao’s en het vastleggen van werk- en winkeltijden. Maar ook op andere terreinen kan de politiek grenzen stellen aan de almacht van de markt. Denk bijvoorbeeld aan het beschermen van immateriële belangen op het gebied van duurzaamheid en milieu, of het instellen van quota voor mensen met een arbeidshandicap of het vastleggen van de stem van werknemers en andere belanghebbenden dan aandeelhouders in elke onderneming.’

3. Dat zijn toch verschillende visies op wat democratisering van de economie nu eigenlijk is. Staan die niet op gespannen voet met elkaar?

‘Ik zie ze eerder in samenhang; ze kunnen goed op elkaar aansluiten. Je kunt tegelijkertijd bezig zijn met het behartigen van werknemersbelangen binnen een onderneming en via de politiek pleiten voor regels die ruimte maken voor een socialere en rechtvaardigere inrichting van ons land. Ik denk alleen wel dat voor een politieke partij de tweede weg wat natuurlijker is dan de eerste. In de politieke arena, die groter is dan alleen het parlement en de gemeenteraden, leveren we immers de meeste strijd. Denk hierbij aan onze acties voor het in publieke handen houden van de energiebedrijven en tegen de uitbreiding van de macht van de markt in sectoren als de zorg en woningbouw.

Als het gaat om het emanciperen van de macht van de factor arbeid in onze samenleving kan een politieke partij dat niet alleen. Daar ben je per definitie aangewezen op samenwerking met de vakbeweging en andere sociale actoren. Dat kan heel effectief zijn, zoals bij de schoonmakers, die in hun succesvolle strijd door onze partij gesteund werden. Maar het succes van de schoonmakers is toch allereerst hun eigen verdienste en dat is maar goed ook. In die strijd kunnen wij als politieke partij wel een heel nuttige rol spelen.’

4. Hoe verhoudt zich dan de discussie over de democratisering van de economie tot de standpunten die de SP op dit moment inneemt?

‘Ik denk dat het goed is om inderdaad vast te stellen dat onze partij al sinds jaar en dag denkt over hoe de economie menselijker en socialer vorm gegeven kan worden. In ons beginselprogramma ‘Heel de mens’ uit 1999 vind je dat ook terug. We zeggen daar niet voor niets: ‘De democratische hoofdregel één mens, één stem is eerlijker en verstandiger dan de kapitalistische hoofdregel één aandeel, één stem.’ De huidige crisis laat zien waar het toe leidt wanneer het tegenovergestelde gebeurt en de financiële en economische markten de baas zijn en aan democratisch gelegitimeerde overheden de wet voorschrijven. Vraag is of deze onmacht onvermijdelijk is of het gevolg is van een politieke keuze. Uit deze Spanning wordt duidelijk dat we niet te maken hebben met het laatste.

In ons beginselprogramma ‘Heel de mens’ uit 1999 staat ook dat vanwege de bepalende invloed van de economie op de kwaliteit van het leven, democratische zeggenschap over de economie van het grootste belang is. Democratische zeggenschap moet daarom vóór de zeggenschap die verbonden is aan economische macht en particulier vermogen gaan. Om dat te bereiken - aldus ‘Heel de mens’ - is stelselmatige vergroting van de zeggenschap van democratisch gekozen organen over de economie nodig. Bijvoorbeeld door structurele uitbreiding van de zeggenschap van werknemers in de bedrijven, door wetgeving en belastingheffing of door verandering van de eigendomsverhoudingen in de economie.’

5. Dat is ons beginselprogramma uit 1999. Hoe zijn deze beginselen de afgelopen jaren uitgewerkt?

‘De afgelopen jaren is er in de SP op verschillende plekken en manieren nagedacht over de manier waarop de economie ingericht zou moeten worden. Wie onze verkiezingsprogramma’s erop naslaat, ziet dat het onderwerp altijd een belangrijke rol gespeeld heeft in onze voorstellen voor een alternatief voor het huidige beleid. In deze Spanning laten we diverse van onze volksvertegenwoordigers aan het woord die aangeven wat zij concreet doen om de zeggenschap van de politiek over de economie te versterken en de markt aan banden te leggen.

Sommige van die initiatieven richten zich zuiver op Nederland. Zie bijvoorbeeld in deze Spanning het initiatief dat SP-Kamerlid Paul Ulenbelt heeft genomen om de positie van flexwerkers te versterken. Andere voorstellen van onze partij richten zich meer op de internationale verhoudingen. Zie het pleidooi van Dennis de Jong om vakbonden meer te laten samenwerken in de strijd tegen de neoliberale agenda van de Europese Commissie of de initiatieven die Tuur Elzinga beschrijft. De strijd voor meer zeggenschap over de democratie beperkt zich namelijk niet tot Nederland. Onze economie is in toenemende mate mondiaal georganiseerd en dat heeft gevolgen, ook voor het aan banden leggen van de macht van het kapitaal. Maar die strijd kan in Nederland beginnen, zoals Arnold Merkies in zijn interview betoogt.

Tijdens de Partijraad van juni 2012 noemden we drie elementen waar we ons als politieke partij de komende tijd vooral op zouden moeten richten:

  1. We moeten alles wat we kern van onze beschaving noemen, dat wat van ons allemaal is, dat wat we de publieke sector noemen, stevig bewaken en behoeden voor vreemde invloeden in de vorm van marktwerking, privatisering en liberalisering. De democratische gelegitimeerde macht moet hier volledig de touwtjes in handen houden.
  2. Dat wat we aan de markt laten moeten we aan strenge regels onderwerpen; regels met betrekking tot de arbeidstijden, de arbeidsomstandigheden, de bepalingen in de cao (algemeen verbindend verklaring), ontslagbescherming, maar ook met betrekking tot het milieu, energie en grondstofgebruik. Deze regels worden democratisch vastgesteld en hebben tot doel de negatieve gevolgen van de eenzijdige fixatie op winstmaximilisatie te beteugelen.
  3. Het derde element is de zeggenschap van ‘de factor arbeid’ binnen het domein van de ‘factor kapitaal’, in normaal Nederlands, het antwoord op de belangrijke vraag ‘Wat en hoeveel hebben de werkers binnen bedrijven eigenlijk te zeggen?’ Het antwoord op déze vraag, en met name hoe dat gerealiseerd kan en moet worden, moet nog worden uitgewerkt.’

6. Waarom is het onderwerp juist nu relevant?

‘Toch vooral omdat de huidige crisis laat zien wat er gebeurt als de politiek niet optreedt om de macht van de markt aan banden te leggen. De afgelopen dertig jaar hebben we de opkomst en glorie meegemaakt van het neoliberalisme. Dat ging gepaard met de gedachte dat de overheid zich minder met de economie moest bemoeien. In het bedrijfsleven betekende deze ontwikkelingen voor werknemers dat ze minder te zeggen kregen. Maar niet alleen daar. Ook op universiteiten zagen studenten hun rechten op zeggenschap verminderen. Woningbouwcorporaties werden van verenigingen stichtingen, waarmee de huurders onmondig gemaakt werden. De wrange vruchten daarvan plukken we nu.

De neoliberale economische ordening blijkt echter niet de succesformule te zijn, zoals door haar aanhangers was gedacht. De maatschappelijke ongelijkheid neemt toe. Managers van private banken en voorheen publieke instellingen geven zichzelf exorbitante salarissen zonder dat ze zelf risico lopen. Werknemers komen onder zware druk, naarmate vakbonden minder krachtig zijn. De publieke dienstverlening verschraalt, terwijl de democratische zeggenschap over de private en de semipublieke sector afneemt.

Met het verlies aan geloofwaardigheid van de neoliberale economische ordening wordt de discussie over democratisering van de economie weer actueel. Probleem is dat de meeste politieke partijen inmiddels volledig vervreemd zijn van dat thema. Zij laten hun denken en doen goeddeels bepalen door de vraag hoe de markten erop zullen reageren. Ideologisch zijn ze vrijwel allemaal bewoner van het liberale huis geworden. Dat geldt niet voor de SP. Aan ons is het daarom om het voortouw te nemen in het ontwikkelen van nieuwe toepassingen die het democratisch toezicht op de economie kunnen vergroten en daarmee dienstbaar zijn aan de menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit in de samenleving.’

7. Wat is er te vinden in deze Spanning?

‘We hebben voor dit nummer bijdragen en suggesties gekregen van verschillende vertegenwoordigers en afdelingen van onze partij. Ik wil dan ook iedereen die meegedacht heeft bedanken.

In verschillende bijdragen wordt ingegaan op ontwikkelingen op het politieke vlak, waar de SP de afgelopen twee decennia in de diverse volksvertegenwoordigingen stelling heeft betrokken. Daarbij komen parlementariërs uit Tweede en Eerste Kamer aan het woord, maar ook Dennis de Jong, die voor de SP in het Europees Parlement zit. Want juist als het gaat om vormgeven van de economie moeten we vaststellen dat de Europese Unie de afgelopen twintig jaar als hefboom heeft gewerkt voor steeds verdergaande ontdemocratisering van de economie. Het vraagstuk over hoe we greep krijgen op onze economie is in een tijdperk van mondialisering behalve nationaal natuurlijk ook internationaal.

Daarnaast hebben we diverse experts uit de wetenschap en de maatschappij gevraagd om na te gaan of en hoe het democratisch toezicht op de economie verbeterd kan worden. En welke rol vakbonden, consumenten en burgers daarbij kunnen spelen. Vakbondsstrijd en consumenten- en burgeracties passeren daarbij de revue. We kijken ook over de grens om te zien hoe daar de strijd voor meer democratie in de economie wordt uitgevochten. Dit alles vormt hopelijk een vruchtbare bodem voor het aanwakkeren van de discussie over de wijze waarop we het beste inhoud kunnen geven aan onze uitgangspunten op dit belangrijke maatschappelijke terrein.’

8. Hoe nu verder?

‘Het is de bedoeling dat de afdelingen zich de komende tijd gaan buigen over wat er in deze Spanning naar voren is gebracht. Op de regioconferenties in het voorjaar wordt het onderwerp dan verder uitgediept, zodat de laatste Partijraad voor de zomer tot besluitvorming kan overgaan.’