publicatie

Spanning, april 2008 :: Doorbreek de negatieve spiraal in het onderwijs

Spanning, april 2008

Doorbreek de negatieve spiraal in het onderwijs

Tekst: Jasper van Dijk

Onderwijs is een prachtig vak. Talloze leerkrachten werken dag in dag uit hard aan goed onderwijs, maar de politiek mag daar geen misbruik van maken. Het is onaanvaardbaar als het onderwijsbeleid tekortschiet omdat gemotiveerde onderwijzers het zware werk toch wel doen. Toch kampt het onderwijs al jaren met een tekort aan leraren op te grote scholen waar het management de dienst uitmaakt. Het kabinet gaat vooralsnog op de oude voet verder. Minister Plasterk forceerde tot nu toe geen breuk met zijn voorgangers.

Er is een unieke situatie ontstaan in het onderwijs: leerlingen, leraren en schoolbesturen keren zich eensgezind tegen de regering. Eind vorig jaar waren er de acties tegen de 1040-urennorm, recent is er het protest van leraren tegen de tekortschietende investeringen. Plasterk beloofde extra geld voor het onderwijs, maar dat bleek vooral een sigaar uit eigen doos te zijn. Vanwege de 1040-urennorm betalen scholen de rekening voor het lerarentekort, veroorzaakt door eerder kabinetsbeleid. Tientallen leerlingen worden zonder vakleerkracht ‘opgehokt’ in studiezalen of kantines. Dat heeft een averechts effect: de kwaliteit holt achteruit en de motivatie om goed onderwijs te bieden daalt gestaag.

Terreur van de middelmaat?

Het kabinet wil van geen wijken weten en spreekt van de ‘terreur van de middelmaat’ die op scholen zou heersen. Dat is nogal wrang als je bedenkt dat er 25 jaar lang is bezuinigd op onderwijs. Juist daardoor zijn het lerarentekort en de werkdruk enorm toegenomen. De komende jaren zijn bovendien 100.000 nieuwe leraren nodig, omdat 75 procent van de leraren in het voortgezet onderwijs vertrekt. Die ‘middelmaat’ hebben CDA, VVD en PvdA dus aan zichzelf te danken.

Naast de tekortschietende financiering, komt veel geld voor onderwijs niet in de klas terecht. Door de zogeheten lumpsumfinanciering, waarbij scholen één pot geld krijgen voor personeel en materieel, worden leraren vooral gezien als een kostenpost waar je op kan bezuinigen. Sommige schoolbesturen zetten ook nog eens grote bedragen als ‘reserve’ op de bank, nu al een paar miljard euro. Om dit alles te legitimeren wordt vervolgens het Nieuwe Leren gepropageerd, wat in de praktijk betekent dat ‘duur’ onderwijs van hoger opgeleide leraren tot een minimum kan worden beperkt. Volgens het Nieuwe Leren kunnen leerlingen immers veel beter zelfstandig leren in het studiehuis.

Onderwijs is geen productiewerk

Het huidige onderwijsbeleid versterkt deze negatieve spiraal. De ruim één miljard extra die minister Plasterk voor leraren heeft gevonden, wordt in de praktijk aan het schoolmanagement gegeven. Die mag straks bepalen welke leraar een salarisverhoging krijgt, via prestatiebeloning. Maar onderwijs is geen productiewerk en daarom zal prestatieloon slechts leiden tot vriendjespolitiek en verdeeldheid in de lerarenkamer. Het is niet voor niets dat 70 procent van de leraren tegen prestatieloon is. Toch houdt Plasterk hieraan vast, ondanks zijn kritiek op het management dat volgens hem is ‘losgezongen van de werkvloer’. Daarnaast wordt een groot deel van de 1 miljard door de leraren zelf betaald. Zo wil Plasterk de verlofregeling (BAPO-regeling) voor oudere leraren wegbezuinigen. Met dit soort maatregelen trek je geen nieuwe leraren aan, je jaagt ze eerder weg.

Tekenend is de reactie van de regering op het rapport van de commissie Dijsselbloem. Net als de commissie, vindt het kabinet dat de politiek zich teveel met het onderwijs heeft bemoeid. Daarom zouden de scholen meer vrijheid moeten krijgen. Dat klinkt logisch, maar het is een fatale fout die de problemen zal verergeren. De oud-ministers Van der Hoeven en Hermans deden hetzelfde, waardoor bestuurders en managers oppermachtig zijn geworden. Managers kregen alle ruimte om de beruchte onderwijsvernieuwingen op te leggen. Ook het al of niet bevoegd zijn van leraren is tegenwoordig aan het management. De autonomie voor leraren is dan ook een schijnauto-nomie. Plasterk moet dan ook niet terugtreden, maar optreden. Het is tijd voor een trendbreuk.

Wat moet er gebeuren?

Voortzetting van het huidige beleid is schadelijk voor economie en maatschappij. De SP stelt twee zaken centraal: investeringen en verantwoordelijkheid nemen. Dertig jaar geleden was Nederland met onderwijsuitgaven van 7 procent van het nationaal inkomen nog koploper in Europa. Nu geven wij aanzienlijk minder uit dan andere Europese landen: 5 procent waar het gemiddelde ruim 6 procent is. Dat is een verschil van 5 miljard euro per jaar. Dat moet rechtgetrokken worden, we hebben dit geld hard nodig om de klassen te verkleinen, de werkdruk te verlagen en bevoegde leerkrachten op te leiden. Leraren hebben ook recht op een goed salaris. Dat kan door de salarissen landelijk vast te stellen en ze dus uit de lumpsumfinanciering te halen. Dan is het niet meer aan de willekeur van de schoolmanager wat de leraar verdient.

Het tweede punt draait om het nemen van verantwoordelijkheid. Kort gezegd: de overheid zorgt voor de randvoorwaarden, de leraren voor het onderwijs en de inspectie controleert. Deze verdeling is echter vertroebeld omdat schoolbesturen en management de afgelopen jaren alle taken zelf zijn gaan uitvoeren, van salarissen tot onderwijsmethode. Beter is het als de regering de verantwoordelijkheid neemt voor zaken die niet direct met onderwijs te maken hebben: de salarissen, de gebouwen en het materieel. Leraren bepalen in overleg met de schoolleiding hoe het onderwijs wordt vormgegeven. De inspectie controleert of er genoeg ruimte is voor vakonderwijs en begeleiding van leerlingen. Leerlingen worden dus niet aan hun lot overgelaten en ook kleinschaligheid wordt gestimuleerd. De regering doet er goed aan normen op te stellen omtrent een maximale groepsgrootte, een heldere onderwijstijd en de schaalgrootte van de school. En last but not least, de overheid ziet toe op het aanstellen van uitstekende, bevoegde leraren. Want één ding blijkt steeds weer uit onderzoek: de kwaliteit van het onderwijs wordt in hoge mate bepaald door de kwaliteit van de onderwijzer.