publicatie

Spanning, april 2008 :: Het rijke rooie leven - Socialisme op de vierkante millimeter

Spanning, april 2008

Het Rijke Rooie Leven

Deel 34: Diederik Olders over Sjoerd Hendrik de Roos (1877-1962)

Socialisme op de vierkante millimeter

Socialisme is van oudsher het speelveld van vakbondsleden, politici en publicisten. Toch hebben ook kunstenaars en vormgevers gemeend bij te kunnen dragen aan het socialisme. Sjoerd Hendrik de Roos (1877-1962) was er daar één van. Deze letter- en boekontwerper liet zijn linkse idealen doorklinken in zijn werk. Zijn grootste successen beleefde hij in een tijd dat er zonder blikken of blozen werd gesproken over het verheffen van de smaak van de arbeider. Maar wat nou precies socialistische smaak was, bleek niet zo eenvoudig te definiëren.

Tekst: Diederik Olders

De vader van Sjoerd Hendrik de Roos was maatschoenmaker en aanhanger van de vroege socialist Domela Nieuwenhuis. Hij nam zijn zoon mee naar vergaderingen van de socialistische beweging in Amsterdam. Het hardhandig optreden van de overheid tegen deze bijeenkomsten en de bijbehorende propaganda van de overheid tegen de socialisten maakten van Sjoerd een radicale socialist. Zijn bijdrage aan de revolutie zou echter niet op de barricaden, maar op papier vorm krijgen. Al vroeg bleek zijn tekentalent, waardoor hij met een beurs een opleiding tot lithograaf kon volgen. Hij werkte bij drukkers en in zijn vrije tijd volgde hij opleidingen aan een tekenschool en later aan de Rijksakademie voor Beeldende Kunsten – mogelijk gemaakt door mensen die onder de indruk waren van zijn talent.

Kunst en Maatschappij

De Roos werd tijdens zijn vormende jaren sterk beïnvloed door William Morris (1834-1896), de kunstenaar-drukker-socialist-schrijver die in Engeland met Friedrich Engels en Eleanor Marx aan de basis stond van de socialistische beweging. Morris vond dat kunst teveel een elite-aangelegenheid was geworden. Kunstnijverheid – toegepaste kunst – was het middel om kunst weer bij de arbeider te krijgen. Het proces was daarbij minstens zo belangrijk als het resultaat; Morris’ socialistische streven was dat alle mensen werk doen dat het waard is om gedaan te worden en dat aangenaam is om te doen. De industrialisatie had van arbeiders onbelangrijke radertjes in het productieproces gemaakt, die zo vervreemd raakten van het product van hun arbeid. Morris bracht de menselijke maat in het productieproces zelf in de praktijk met zijn private press, een kleinschalige drukkerij van boeken waar veel handwerk aan te pas kwam.

Ook in Nederland vond Morris’ arts and crafts movement weerklank.

Zo begon de socialistische architect Berlage (1856 – 1934) met anderen een ‘verkooplokaal voor huisraad’ met de naam het Binnenhuis. Doel was om “de blijdschap over het schone” over te brengen op de “brede schare”, die daarbij meteen wat smaak kon worden bijgebracht. Want de smaak van het publiek werd verpest omdat zij zich met de “bazaarwaren en prullen” van de industriële productie omringden. De Roos werkte een tijdlang bij het Binnenhuis, waar hij ook wat meubels ontwierp. Toen hij wilde trouwen had hij echter een beter betaald baantje nodig, zodat hij enkele jaren opdrukken voor blikken ontwierp bij blikkenfabrikant Verwer in Krommenie – commercieel werk waarin hij zijn ideeën over kunst maar moeilijk in kwijtkon. Zijn redding kwam toen hij werd gevraagd de vormgeving van een vertaling van William Morris’ boek ‘Kunst en Maatschappij’ te verzorgen. Deze droomopdracht greep De Roos met beide handen om zijn ideeën over kunstnijverheid in praktijk te brengen. Jaren later schreef hij in een Duits bibliofielenjaarboek: ‘Toen ik doorkreeg dat ik gezien mijn sociale denkbeelden de kunst zou moeten dienen, greep ik naar het boek, overigens een jeugdliefde van me, om het in een mooi jasje te steken.’ (eigen vertaling)

Smaakmisleiding

De Roos was bovenal een functionalist: de vormgeving moest in eerste instantie bijdragen aan het doel van het boek – lezen dus. Versieringen waren prima voor zover die niet in de weg stonden van de functie. Maar functionalisme is niet hetzelfde als industriële boekproductie, die De Roos in navolging van Morris niet vond rijmen met het socialisme. De keuze van de drukletter in ‘Kunst en Maatschappij’ week af van wat in die tijd de norm was: de geconstrueerde, geometrische en harde letters die bekend staan als ‘didonen’ (zie voorbeeld) komen nu nog steeds nogal formeel over. De ‘industriële’ didonen moesten wijken voor een letter die was gebaseerd op de schrijfletter van mensen – de ‘Grasset’ bracht de menselijke maat terug in de drukletter. De Roos’ vormgeving van ‘Kunst en Maatschappij’ werd al snel gezien als een omslagpunt in de Nederlandse boekdrukkunst. Commentatoren rolden over elkaar heen om De Roos’ werk te prijzen. Zo werd dit boek ook een omslagpunt in zijn carrière, want het leidde er uiteindelijk toe dat hij werd aangenomen als artistiek medewerker bij Lettergieterij Amsterdam, waar hij tot zijn pensionering zou blijven werken.

Het was ook in deze tijd, dat De Roos bestuurslid werd van de stichting ‘Kunst aan het Volk’. Deze stichting organiseerde tentoonstellingen en voorstellingen in Amsterdam met als doel de arbeider tot goede smaak op te voeden. De industriële massaproductie leidde tot ‘smaakmisleiding’; een tentoonstelling met die titel moest “wijzen op de vele ‘misdaden’, die worden begaan tegen de samenstelling” van voorwerpen voor dagelijks gebruik , aldus De Roos. En dat is niet onbelangrijk; met instemming citeert De Roos William Morris, die vond dat “dit gebrek aan schoonheid slechts de uiting was van het diepe zedelijke verval, veroorzaakt door de maatschappelijke verhoudingen van onze tijd.”

Een nieuwe letter

Bij het verzorgen van mooie uitgaven voor Lettergieterij Amsterdam begon De Roos te merken dat het lettertype dat aan al zijn idealen voldeed, niet bestond. In 1912 presenteerde hij daarom de eerste nieuwe Nederlandse letter sinds 150 jaar: de Hollandsche Mediæval. Deze letter had alles wat De Roos belangrijk vond. Gebaseerd op letters uit de begintijd van de boekdrukkunst, toen drukletters nog leken op menselijk handschrift; zeer leesbaar, zodat de schoonheid niet in de weg stond van het functionele; en toch karakteristiek met mooie details.

Het werd voor Lettergieterij Amsterdam een commercieel succes. Nederland stond typografisch weer op de kaart. De kritieken waren lovend. Richard Roland Holst, de beroemde socialistische kunstenaar en man van dichteres en socialiste Henriette Roland Holst, prees De Roos’ toewijding én het resultaat, dat “niet alleen schoon en harmonisch, maar ook direct en dagelijks aanwendbaar is, – ’t is zeker dat De Roos hiermede de gedroomde mogelijkheden waarvoor wij allen werken alleen reeds hierdoor dichter bij de verwezelijking heeft gebracht.” Dat de “gedroomde mogelijkheden” van socialisten dichterbij kwamen door de vormgeving van een letter, ligt niet erg voor de hand. Hoe De Roos, Roland Holst en andere culturele figuren dit voor zich zagen, blijkt uit de publicaties rondom de oprichting van de Bond van Revolutionair-Socialistische Intellectueelen (BRSI) in 1919. De Roos was lid van deze bond, die tot doel had de arbeider uit zijn beperkte denkwereld te helpen door deze te laten delen in cultuur. Het opvoeden tot grotere cultuur zou ertoe gaan leiden dat de arbeider niet bleef steken in de strijd om een paar centen meer loon. Wilde de revolutie echt gestalte krijgen, dan moesten arbeiders door cultuur bezield worden, zodat zij bereid waren zich op te offeren voor grote maatschappelijke idealen. Een ‘kern van betrouwbare hersenarbeiders’ moest richting gaan geven aan de cultuur. De BRSI werd geïnspireerd door Anatoli Lunacharski, Volkscommissaris van Opvoeding en Cultuur in Rusland, die schreef: “Zoals de socialistische productie het resultaat is van de kapitalistische productiewijze, deze echter wijzigt en verheft, zo is ook de socialistische cultuur een nieuwe tak aan de grote boom der algemeen-menselijke cultuur, een tak nog prijkend in pracht van zware bloesems, die zoete vruchten beloven.” De BRSI had echter in tegenstelling tot hun inspirator weinig mogelijkheden om die nieuwe tak tot ontwikkeling te brengen. Niet alleen omdat zij niet de macht van een Volkscommissaris hadden, maar ook omdat er ondertussen onduidelijkheid ontstond over wat nou socialistische cultuur was.

Anti-kapitalisme

Hoe goed De Roos’ idealen – die van de kunstnijverheid – ook bij het socialisme leken te passen, onder jongere socialistische kunstenaars en vormgevers ontstond fikse kritiek op het arbeider-vriendelijke handwerk van hun voorgangers. Immers, de prachtig vormgegeven boeken van De Roos waren voor arbeiders niet te betalen. De tegenzin tegen industriële productie zorgde ervoor dat al die prachtige cultuur nooit bij de te verheffen arbeider aankwam. De kunststroming die ‘constructivisme’ genoemd wordt, werd juist geïnspireerd door machines en exactheid; kunst en industrie waren geen vijanden. Deze stroming kwam uit Rusland en was de ‘officiële’ kunst van de Russische Revolutie. Piet Zwart (1885-1977), een beroemd ontwerper die het constructivisme toepaste in zijn typografisch werk voor onder andere de PTT, vond de ideeën van zijn illustere voorgangers “verbijsterend kortzichtig”. Ook stelde hij: “De kunstnijverheid is voortgekomen uit verzet tegen het machinale product. Enige reactionaire vertegenwoordigers van het, op het gebied van de scheppende arbeid, minst actieve volk hebben er de krachtigste stoot toe gegeven.” Ook Jan van Krimpen (1892-1958), een andere beroemde typograaf, had het over de snobistische private presses die bij de kunstnijverheid hoorden, die een “meer democratische boekkunst” in de weg stonden. Harde woorden voor De Roos. Voor iemand wiens artistieke en professionele hoogtepunt zo verweven was met deze idealen, was het moeilijk om daar afscheid van te nemen. Zelfs zijn culturele strijdmakkers begonnen zich te bekeren tot de nieuwe stromingen. Naar aanleiding van door Roland Holst ontworpen theateraffiches in de jaren ’30 zei De Roos: “Holst wil me teveel meedoen met de jongeren en dat is slap van hem.”

En of dat nog niet erg genoeg was: zijn baas gaf hem opdrachten die neerkwamen op meedoen aan die nieuwlichterij. De Duitser Jan Tschichold (1902-1974) was zo’n nieuwlichter, die het constructivisme verbond aan het historisch-materialisme. Hij vond dat de ‘nieuwe typografie’ zo elementair mogelijk moest zijn. Schreefloze letters dus (zie kadertje). Maar ook: waarom hebben we twee alfabetten, waarom hebben we zowel gewone letters (abc) als kapitalen (ABC)? Wat een onzin! Deze oproep tot vereenvoudiging vond weerklank. De Roos’ werkgever wilde mee in de vaart der volkeren en gaf opdracht tot een ontwerp. Ondanks zijn afschuw voor het ‘anti-kapitalisme’ ontwierp De Roos de Libra (zie voorbeeld), maar gaf er wel een eigen, anti-modernistische draai aan door zich te baseren op de schrijfletter uit de vroege middeleeuwen. Ook moest hij een Didone ontwerpen, want die waren weer in de mode. De Roos bleef werken, maar zijn optimistische verwachtingen over de toekomst waren weg, onder andere door de opkomst van het nazisme. In de Tweede Wereldoorlog ging hij vervroegd met pensioen, zodat zijn medewerker niet ontslagen hoefde te worden vanwege inkrimping.

Na zijn pensioen beperkte De Roos zich voornamelijk tot tekenen en schilderen. Nog eenmaal schitterde hij, toen in 1948 Koningin Juliana bij haar inhuldiging haar eed aflegde op een nieuwe uitgave van de Grondwet, gezet in zijn laatste letterontwerp, de ‘De Roos’. Was het een overwinning voor het socialisme dat de Koningin haar eed aflegde op een boek met letters die ontworpen waren vanuit oorspronkelijk revolutionair-socialistische uitgangspunten? Of was dit het teken dat de hoogstaande idealen van De Roos’ generatie waren ingekapseld in – en onschadelijk gemaakt door – de burgerlijke samenleving waartegen ze vocht?

Een schreef is een ‘voetje’ aan het uiteinde van een streep. Schreeflozen worden tegenwoordig veel gebruikt; in 1928 werd je als ontwerper beschuldigd van “typografisch bolsjewisme” als je een schreefloze letter als kop gebruikte, zoals deze Spanning doet.