'Zonder publieke ontmoetingsplekken is een wijk ten dode opgeschreven'

Interview met Joke van der Zwaard

In 2012 kwamen Joke van der Zwaard en Maurice Specht op het idee om een leeszaal op te richten, uit protest tegen het sluiten van de buurtbibliotheken in Rotterdam. Na met tal van bewoners gesproken te hebben en een vijfdaags festival georganiseerd te hebben, werd op 31 januari 2013 de Leeszaal Rotterdam West feestelijk geopend door schrijver Abdelkader Benali. 

Waarom moest de Leeszaal iets anders worden dan een nieuwe bibliotheek?

‘De overheid had besloten dat er geen bibliotheken meer in de buurt zouden zijn. Dan kun je proberen om zelf een bibliotheek te beginnen, maar we hadden geen geld voor boeken. Bovendien wilden we samen met de bewoners een publieke ruimte creëren, waar iedereen zich welkom zou voelen, waar je van alles kon doen op het gebied van lezen en cultuur en waar je de mogelijkheid zou hebben om ook zelf initiatieven te ontwikkelen. We hebben dat eerst uitgeprobeerd en zijn het vervolgens gaan doen. Uiteindelijk hebben we een veel grotere en mooiere boekencollectie gekregen dan we ooit voor mogelijk hadden gehouden.’ 

Hoe lukte het een zo divers publiek bij de Leeszaal te betrekken en behouden?

‘Het Oude Westen is een mooie gemengde wijk. Er wonen veel mensen met een laag inkomen, maar die zijn zeker niet allemaal laaggeschoold. Het Oude Westen kent bovendien een lange actiegeschiedenis. Toen wij de Leeszaal begonnen, konden we terugvallen op een sociaal-fysieke infrastructuur van groepen mensen en plekken waar zij samenkomen. We zijn daar naartoe gegaan en hebben bewoners gevraagd wat de Leeszaal volgens hen zou moeten zijn en wat zij daar zelf aan zouden kunnen bijdragen. We hebben ze wel individueel benaderd, omdat we wilden voorkomen dat in de Leeszaal bepaalde groepen dominant zouden worden. Wanneer je met zo’n diverse groep start, dan voelt iedereen zich er welkom. Als je langsloopt als Somaliër en je ziet andere Somaliërs in de Leeszaal zitten, dan stap je nu eenmaal eerder naar binnen. Die identificatie geldt ook voor jongeren, ouderen, mannen, vrouwen, hoog- en laagopgeleiden. Deze diversiteit behouden is niet zo moeilijk. Als je maar genoeg vrijwilligers hebt, die niet meer dan een paar dagdelen per week aanwezig zijn.’ 

Hoe draagt de Leeszaal bij aan sociale samenhang in de wijk?

‘Het is een toegankelijke plek, waar mensen binnen kunnen lopen en elkaar toevallig tegen kunnen komen. Niet zozeer om vrienden te worden, gewoon om in elkaars omgeving te verkeren. In de sociologie heet dat ‘vertrouwde vreemden’. Waar je op straat vaak iemand voorbijloopt zonder deze persoon te kennen, kun je in de Leeszaal ontdekken dat je iets gemeenschappelijks hebt. Dat je bijvoorbeeld allebei de krant leest, of dat je allebei geïnteresseerd bent in kookboeken, of dat je allebei naar hetzelfde culturele evenement gaat. Als er geen plekken meer zijn waar je elkaar kunt ontmoeten, is een wijk ten dode opgeschreven.

Iedereen is trots op wat we hier gecreëerd hebben. Dat we dit met elkaar gedaan hebben, zonder bemoeienis van een professional en zonder gemeentegeld.’ 

Zou de overheid niet meer moeten doen om plekken als de Leeszaal beschikbaar te stellen?

‘Ja. Het kost ons al de grootste moeite om de woningcorporatie, eigenaar van dit gebouw, ervan te overtuigen om de huurprijs omlaag te brengen. Maar met de gemeente valt helemaal niet te onderhandelen. Die vraagt altijd de hoofdprijs. Of stelt een pand tijdelijk beschikbaar tegen een lage prijs, maar verkoopt het voor je er goed en wel in zit. In ons onderzoek naar andere langer lopende bewonersinitiatieven in Rotterdam zien we dat veel initiatieven stuklopen op hoge vaste lasten. Je zou denken dat de gemeente haar maatschappelijk vastgoed inzet om haar eigen doelen te bereiken, zoals voor taallessen of het tegengaan van laaggeletterdheid. Maar niets is minder waar. De diensten Vastgoed en Sociale Zaken staan volledig los van elkaar. Als de gemeente werkelijk wil dat mensen dingen creëren, moet die ruimtes beschikbaar stellen waar mensen samen kunnen komen.’ 

In jullie boek De uitvinding van de Leeszaal stellen jullie dat het in een ‘achterstandswijk’ extra belangrijk is om geen achterstandsvoorziening maar een voorstandsvoorziening te zijn. Kun je uitleggen waarom?

‘Sommige voorzieningen in de wijk, zoals clubhuizen, zagen er vooral vandalismebestendig uit en nodigden weinig uit om naar binnen te komen. Zij waren heel erg gericht op een bepaalde doelgroep. Door een voorstandsvoorziening te creëren open je een wereld voor mensen die ze nog niet kenden en maak je duidelijk dat iedereen welkom is. Dus niet alleen ‘lastige jongens’ of ‘zielige vrouwen’. Zaak is dat het kwaliteit heeft. Daarom hebben wij een binnenhuisarchitect in de arm genomen die met alle gegeven spullen heeft gezorgd voor een mooie inrichting die toch niet te gelikt en af is.’

De Leeszaal is een toegankelijke plek, waar mensen binnen kunnen lopen en elkaar toevallig tegen kunnen komen. Foto: archief de Leeszaal Rotterdam West©

Wat zijn de grootste uitdagingen of problemen waar jullie mee om moeten gaan? 

‘We doen al vijf jaar met geld van Stichting Doen dat eigenlijk voor een jaar bedoeld was. Uiteindelijk is dat geld een keer op en moeten we op zoek naar nieuwe financieringsbronnen. Daarbij zijn we een publieke ruimte, dus soms komen er mensen die lastig zijn. Een enkele keer moeten we zelfs iemand de deur wijzen. De relatie tussen vrijwilligersorganisaties en zorginstanties is helaas moeizaam, waardoor je problemen met individuen die overlast veroorzaken of bedreigend zijn steeds zelf moet oplossen.’

Hoe ga je om met mensen met een uitkering die een verplichte tegenprestatie moeten leveren?

‘In de praktijk maakt het vaak niet uit om wat voor reden mensen hier werken. Maar soms is het lastig. Mensen worden hier geplaatst zonder verdere begeleiding. Zij zitten vaak al jarenlang in de bijstand, omdat zij zichzelf ziek vinden. Sommigen van hen komen er hier achter dat ze wel degelijk iets kunnen en dat het goed voor hen is om uit huis te gaan. Bij anderen blijft het pappen en nathouden. Je zou niet een hele Leeszaal kunnen laten draaien op deze mensen. Daar houdt de roostermaker ook rekening mee. Wat ik onrechtvaardig vind is dat al die vrijwilligers van burgerinitiatieven die deze uitkeringsgerechtigden begeleiden, geen cent krijgen voor al hun inspanningen, terwijl degenen die hen alleen naar deze plekken toesturen, wel betaald worden. Dat zou anders moeten, want er is voldoende geld. Het is zo belangrijk is dat je deze vrijwilligers erkenning geeft voor wat ze doen.’

Hoe zou de overheid dit soort burgerinitiatieven kunnen ondersteunen?

‘Vastgoed beschikbaar stellen is heel belangrijk. Daarnaast zou de gemeente goed moeten kijken wat voor soort deskundigheid zij kan leveren of wat een initiatief nodig heeft. Zonder meteen alles in formats te willen gieten. Want zodra het om geld gaat, krijg je met een enorme bureaucratie en van bovenaf vastgestelde ‘targets’ te maken.

De overheid is heel centralistisch geworden. Van alle bewonersorganisaties in Rotterdam is de ondersteuning nagenoeg afgeschaft. Vele zijn hun pand kwijtgeraakt, de meeste opbouwwerkers zijn wegbezuinigd. Terwijl deze netwerkorganisaties cruciaal
zijn voor het mogelijk maken van burgerinitiatieven als de Leeszaal. Wil je als overheid dat burgers zelfredzaam zijn, dan moet je de voorwaarden creëren. De sociaal-fysieke infrastructuur in een wijk is daarbij van het grootste belang, blijkt uit onderzoek.’ 

Hoe onmisbaar zijn jullie als initiatiefnemers voor het voortbestaan van de Leeszaal? Hoe zit dat bij andere langer lopende burgerinitiatieven?

‘We blijven natuurlijk centrale figuren, hoewel Maurice het laatste jaar veel minder tijd heeft voor de Leeszaal omdat hij een nieuw project is begonnen. De kunst is om taken af te stoten. Ik maak bijvoorbeeld niet meer de roosters. Stel dat we stoppen, dan zal de Leeszaal ongetwijfeld veranderen. Maar voorlopig vind ik het nog veel te leuk om te doen. Dat zie je bij de andere initiatiefnemers ook.’ 

Wat is er nodig om zo’n sociaal experiment ook elders te laten slagen?

‘Er zijn wel leeszalen op andere plekken, maar die zijn niet zo groot als hier. Niet qua vierkante meters, en ook niet qua programma en vrijwilligers. Je hebt toch een soort humuslaag nodig waar je op kunt voortbouwen. En die is niet overal zo dik, duurzaam en divers als in het Oude Westen.’ 

Joke van der Zwaard is ontwikkelingspsycholoog, onderzoeker en publicist. Met Maurice Specht is zij initiatiefnemer van de Leeszaal Rotterdam West. Samen schreven zij De uitvinding van de Leeszaal (2014) over de ontwikkeling van de Leeszaal als zelforganisatie, leer- en werkplek, publiek domein en cultuurbazaar. In vervolg hierop verrichtten ze met anderen onderzoek naar de verduurzaming van bewonersinitiatieven in Rotterdam, dat binnenkort verschijnt onder de titel Voorbij de pioniersfase: Verduurzaming van plekken van betekenis.