‘Voor een goed protest heb je een brede basis nodig’

Interview met Justus Uitermark

In zijn oratie ‘Verlangen naar Wikitopia’ uit 2014 zwengelde socioloog Justus Uitermark de discussie over zelforganisatie aan. Hij noemde het een inspirerend ideaal dat mensen zelf hun omgeving vormgaven zonder regie van bovenaf, maar waarschuwde tegelijkertijd voor de schaduwzijdes van zelforganisatie, zoals segregatie en ongelijkheid. Een terugblik op zijn onderzoek naar burgerinitiatieven, een specifieke vorm van zelforganisatie. 

Wat versta jij onder zelforganisatie?

‘Zelforganisatie verwijst naar een proces waarbij orde ontstaat zonder ordenaar; een verschijnsel dat je veel ziet in de natuur. Bijvoorbeeld bij mieren die, zonder schets vooraf, in staat zijn om een mierenhoop te bouwen door elkaar signalen te geven. Ondanks hun geringe intelligentie weten zij toch zeer complexe structuren te vervaardigen. Als je kijkt naar sociale relaties, dan kun je er gemakshalve onder verstaan dat mensen initiatief nemen buiten de overheid en de markt om. Het is een vorm van sociale organisatie waarbij mensen met elkaar op een laag schaalniveau besluiten om samen iets te gaan doen.’

Waarom is het ideaal van zelforganisatie zo aantrekkelijk voor veel politici, beleidsmakers en onderzoekers? 

‘Het is belangrijk om vast te stellen dat het ideaal van zelforganisatie niet exclusief is voorbehouden aan politici of beleidsmakers. Als je de geschiedenis bestudeert, dan zie je dat bijna alle meer utopische en ideologische stromingen een ideaal van zelforganisatie hebben, waarbij orde niet van bovenaf wordt opgelegd, maar voortkomt uit een min of meer spontaan initiatief van onderop. Dat geldt voor religieuze, anarchistische, maar in veel gevallen ook voor socialistische stromingen. Dus ik denk dat heel veel mensen – zeker niet alleen politici en beleidsmakers – zelforganisatie zien als de meest pure vorm van sociale organisatie, waarbij elke vorm van dwang of materiële verleiding ontbreekt.’

Waarom zien veel politici en beleidsmakers zelforganisatie dan als een reëel alternatief voor de overheid?

‘Ik denk niet dat dat zo is. Als je met hen praat, dan geven zij niet de indruk dat zij er veel vertrouwen in hebben dat burgers alles zelf gaan organiseren. Zij hebben weliswaar weinig vertrouwen in de overheid, maar zij geloven ook niet dat de markt alles kan regelen – zeker niet voor mensen met de laagste inkomens. Dan blijft zelforganisatie over.’

Een bijeenkomst in de Leeszaal Rotterdam West.

Toch doen er over zelforganisatie veel jubelverhalen de ronde. Hoe komt dat? 

‘Toen ik een paar jaar geleden onderzoek deed naar burgerinitiatieven, een specifieke vorm van zelforganisatie, heerste het idee dat deze de gaten gingen opvullen die overheid en markt op dat moment hadden laten vallen. Telkens weer werden een paar succesverhalen van burgerinitiatieven aangehaald, zoals de Leeszaal in Rotterdam en in Amsterdam de Meevaart en Noorderparkkamer (inmiddels gestopt, vooral vanwege gebrek aan financiële middelen, –red.), die moesten aantonen dat verandering in de richting van een participatiesamenleving mogelijk was. Maar voor de initiatieven die minder goed van de grond kwamen was nauwelijks aandacht. Dat stoorde me heel erg.’ 

Hoe zijn de initiatieven die je noemt ontstaan? Omdat de overheid een gat liet vallen of als aanvulling op bestaande publieke voorzieningen?

‘Dat verschilt. In het geval van de Leeszaal was het zeker geen aanvulling, want de bibliotheek in de buurt was gesloten. Bewoners verzetten zich daartegen, want zij wilden hun bibliotheek behouden. Uit dat verzet is een vijfdaags festival voortgekomen, waar schrijvers, dichters en buurtbewoners bij elkaar kwamen en een ode aan het lezen werd gebracht. Dat was zo’n succes, dat toen het besluit genomen is om de Leeszaal te stichten. Maar dit initiatief kwam niet uit het niets. Je had in de buurt al allerlei oude structuren, zoals de Aktiegroep het Oude Westen. En dat vormde een basis voor mensen die zich wilden organiseren.’ 

Het initiatief van de Leeszaal kwam voort uit protest tegen het sluiten van de bibliotheek. Zie je dat vaker?

‘Je ziet vaker dat verzet overgaat in collectieve actie. Het omgekeerde gebeurt ook. Als je al bestaande netwerken hebt, wordt het veel makkelijker om je te organiseren rondom een bepaald thema. Dat heb ik gemerkt tijdens mijn onderzoek. Het kost enorm veel moeite om relaties tussen allerlei verschillende groepen buurtbewoners te vormen. Op het moment dat je dat moet doen als zich een collectief probleem voordoet, dan wordt het heel ingewikkeld. Stel er is een acuut probleem rond criminaliteit op een speelpleintje. Ga mensen dan maar eens organiseren. Het is immers niet erg aantrekkelijk om als eerste een stap naar voren te doen. Maar als die netwerken al geformeerd zijn, kun je makkelijker in actie komen. Dan heb je vaak al contacten met professionals, en dergelijke. Voor een goed protest heb je een brede basis nodig.’

Hoe zorg je ervoor dat een burgerinitiatief continuïteit behoudt?

‘Dat is een ingewikkelde vraag. Ik zie vaak dat politici en bestuurders zich willen afficheren met succesvolle initiatieven. Terwijl deze juist laten zien dat ze de overheid niet echt nodig hebben. Maar waar initiatieven niet goed van de grond komen, heb je als overheid wel een verantwoordelijkheid. Daar moet je zorgen voor een vruchtbare ondergrond, waar initiatieven zich in alle rust kunnen ontwikkelen zonder al te veel bemoeienis van de overheid.’

Wat voor rol zou de overheid dan moeten spelen om die niet zo succesvolle initiatieven te ondersteunen?

‘Ik heb samen met een collega onderzoek gedaan naar buurthuizen in Amsterdam, zowel naar succesvolle als naar minder succesvolle voorbeelden. We zagen daarbij consequent twee dingen tegelijkertijd gebeuren. Aan de ene kant dat de overheid minder middelen beschikbaar stelde en meer eigen verantwoordelijkheid eiste van buurthuizen. Aan de andere kant dat diezelfde overheid juist meer voorwaarden ging stellen voor het verkrijgen van middelen. Die combinatie van ‘jij moet meer dingen doen en ik ga je specifiek vertellen wat jij gaat doen’ werkt heel ontmoedigend. Als jij als overheid meer eigen initiatief van mensen verlangt, moet je wel zorgen voor een goede infrastructuur, zodat burgerinitiatieven tot volle wasdom kunnen komen. Je zou dus een gebouw beschikbaar moeten stellen en enige vorm van professionele begeleiding. Daar ontbreekt het nu vaak aan.’

Zie je daar ook niet de verschillen tussen rijke, homogene buurten en arme, etnisch diverse? Tussen bewoners die de weg naar de gemeente weten te vinden om dingen voor elkaar te krijgen en bewoners die daar minder goed toe in staat zijn?

‘Enerzijds ben ik het met je eens en zie je deze verschillen inderdaad terug. Maar anderzijds wil ik niet het vooroordeel bevestigen dat arme mensen niet in staat zouden zijn om dingen te organiseren. Ook in etnisch diverse buurten met veel sociale problemen en armoede worden wel degelijk veel initiatieven genomen. Ook door mensen van wie vaak gezegd wordt dat ze de weg niet kennen en dat ze zich heel moeilijk zouden kunnen organiseren. Kijk maar naar het Oude Westen in Rotterdam of de Indische Buurt in Amsterdam. Daar gebeurt zoveel. Probeer die initiatieven als overheid te ondersteunen in plaats van ze onmogelijk te maken door op grote schaal vastgoed te verkopen en professionals weg te bezuinigen.’ 

Kun je concluderen dat het idee van de participatiesamenleving vooral is ingeven door de wens om te bezuinigen op de overheidsfinanciën en niet zozeer door de wens om bewoners meer zeggenschap te geven over hun buurt? 

‘Ja. Er zijn veel mensen die het idee hebben dat ze zelf heel goed in staat zijn oplossingen te vinden voor hun problemen als ze daartoe in staat worden gesteld. Het is dan geen vreemde gedachte om van dat zelfoplossend vermogen gebruik te maken. Helaas is het wel zo dat het begrip participatiesamenleving besmet is geraakt. Mensen hebben het idee gekregen dat de verantwoordelijkheden eenzijdig bij burgers worden neergelegd.’ 

Justus Uitermark is universitair hoofddocent Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. Van 2012 tot 2016 was hij aan de Erasmus Universiteit Rotterdam bijzonder hoogleraar Samenlevingsopbouw. Zijn oratie ‘Verlangen naar Wikitopia’ is te vinden op: sp.nl/ZU7