Individualisering van Nederland is geen natuurverschijnsel

Individualisering is ons niet zomaar overkomen. Door te kiezen voor de afbraak van collectieve voorzieningen en de aanval te openen op de bestaanszekerheid en draagkracht van grote groepen mensen, hebben politieke partijen van links tot rechts die individualisering versterkt. Gelukkig vormt zich ook een tegenbeweging.

‘De manier waarop we in Nederland samenleven’: dat is het meest gegeven antwoord op de vraag waar Nederlanders trots op zijn. Opvallend genoeg is het ook het grootste punt van zorg. Deze paradox, opgetekend in Burgerperspectieven 2017-1 van het Sociaal en Cultureel Planbureau, is tekenend voor gemeenschapszin in Nederland. Het is belangrijk, en het wordt bedreigd.

Nederland is individualistischer geworden. Deze trend wordt door niemand ontkend, maar is nog niet zo gemakkelijk in cijfers te vatten. Neem bijvoorbeeld onderzoek naar sociale cohesie. Twee belangrijke onderzoeken, Sociale Samenhang van het CBS en het WoON-onderzoek, laten slechts een lichte daling van de sociale cohesie zien in de afgelopen jaren. Toch valt niet te ontkennen dat mensen, bijvoorbeeld in hun wijk, minder met elkaar omgaan dan vroeger. Zo zeggen bijna tweeënhalf miljoen Nederlanders weinig contact te hebben met buren en buurtgenoten. Met name in grotere steden is het contact vaak beperkt.

Deze ontwikkeling, ingezet in de jaren 1960 en nog steeds gaande, is niet los te zien van de ontzuiling in Nederland. De tijd dat mensen met geloofsgenoten bij elkaar woonden en samen op zondag massaal naar de kerk gingen, is grotendeels voorbij. Maar dat de individualisering nog steeds doorzet, heeft ook te maken met politieke keuzes van neoliberale partijen.

De grote afbraak

Een belangrijke aanjager van de individualisering is de overheid. Sinds de jaren tachtig worden collectieve voorzieningen afgebroken. Dat heeft gevolgen voor de sociale samenhang in de wijken. In 2013 schreef de Volkskrant over de sluiting van ruim honderd buurthuizen, als gevolg van bezuinigingen op het beheer ervan. De prijs van de verplichte consumpties en het verbod op het meenemen van een eigen kan koffie, maken dat mensen afzien van een bezoek. Ook het aantal openbare zwembaden neemt aanzienlijk af: van 770 in 2003 naar 700 in 2012. Ook daarna werden zwembaden gesloten, al zijn precieze cijfers onbekend. De bus is sinds 2011 6 procent minder kilometers gaan rijden, en wordt steeds duurder. Het aantal bibliotheken is tussen 2006 en 2015 gedaald van 1100 tot 1002.

Met elk gesloten buurthuis, elke afgeschafte bus of opgegeven bibliotheek verdwijnt er een plek in de wijk waar mensen elkaar tegen kunnen komen. De gevolgen van het afbraakbeleid voor de manier waarop wij samenleven, wordt scherp omschreven door Kim Putters, directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau, in zijn column in het Financieele Dagblad (2016). Putters stelt dat de uitverkoop van de publieke zaak heeft geleid tot de opkomst van wat hij noemt het claimen van je recht, en het verdwijnen van het besef van je plicht tegenover de gemeenschap. Het individuele belang staat voorop, ten koste van het algemeen belang. Waarmee Putters niet wil zeggen dat de overheid mensen moet gaan vertellen hoe ze zich moeten gedragen, of dat Nederland terug moet naar de tijd waarin de sociale controle verstikkende vormen aannam. In plaats daarvan moet de overheid eraan bijdragen ‘dat mensen mede-eigenaarschap van de samenleving voelen, van het bedrijf waarin ze werken, van de buurt waarin ze wonen, van de tram waarin ze reizen’.

Aanslag op de bestaanszekerheid

In plaats van het bevorderen van betrokkenheid, kiezen rechtse partijen er juist voor om deze te ondermijnen, door de aanval in te zetten op de bestaanszekerheid. De gevolgen zijn desastreus. Het aantal werkende mensen zonder vast contract neemt snel toe: van 1,7 miljoen in 2003 naar inmiddels bijna 3 miljoen. Vaste contracten worden steeds zeldzamer, en als het aan Rutte 3 ligt ook steeds minder vast. Vaak wordt gesteld dat de werkloosheid afneemt, maar werkloosheidscijfers laten slechts een deel van het probleem zien. Maar liefst 946.000 mensen hebben minder dan 12 uur per week werk, terwijl 538.000 mensen werkloos zijn: dat is samen 16 procent van de beroepsbevolking. Tegelijkertijd is het aantal werkende armen volgens het SCP in zeven jaar tijd met 80.000 toegenomen tot 336 duizend in 2014. Behalve aan een gebrek aan betaald werk, ligt dat ook aan de ontwikkeling van het besteedbaar inkomen. Sinds 2000 is dit amper gestegen.

Minder verdienen gaat onder Rutte samen met meer betalen, want de lasten namen de afgelopen jaren flink toe. Zo is volgens Huurpeil het percentage van het besteedbaar inkomen dat huurders kwijt zijn aan woonlasten in korte tijd opgelopen van 31,4 naar 36 procent. Ook wordt wonen onzekerder, dankzij de invoering in de afgelopen jaren van tijdelijke huurcontracten van 2 of 5 jaar.

De aanslag op de bestaanszekerheid maakt vele slachtoffers. Volgens het SCP leeft 20 procent van de middenklasse (gedefinieerd naar opleidingsniveau) in ernstige onzekerheid. Wanneer je uitgaat van de hele werkende klasse, is het beeld nog minder rooskleurig. Kennisinstituut Movisie schat dat 1,4 miljoen Nederlandse huishoudens risicovolle schulden heeft, dat is bijna 1 op de 5. Voor een deel bestaan deze huishoudens uit personen met ernstige financiële problemen. Inmiddels zijn dat 760.000 mensen. Jaarlijks neemt deze groep met nog eens 6 procent toe. Tussen 2008 en 2013 is het aantal huishoudens in de schuldhulpverlening verdubbeld: van 44.100 naar 89.000. Het aantal dak- en thuislozen is in korte tijd opgelopen tot 31.000. Velen vinden onderdak bij vrienden en familie, maar ook slapen steeds meer mensen ’s nachts op straat.

Nog meer taken

Terwijl voorzieningen worden afgebroken en bestaanszekerheid verder onder druk komt te staan, vraagt premier Rutte mensen bij monde van de koning om te ‘participeren’. Een wereldvreemde oproep, want heel veel Nederlanders zetten zich al belangeloos in voor hun gemeenschap, bijvoorbeeld door mantelzorg te leveren. Volgens het CBS zorgde in 2014 ongeveer 34 procent van de Nederlanders onbetaald voor hun naasten, die hulp nodig hebben vanwege ziekte of handicap. De opgelegde participatiesamenleving zorgt ervoor dat mensen nog meer taken op zich moeten nemen. Eén op de zeven mantelzorgers is overbelast, zo blijkt uit onderzoek van het CBS. Dat zijn 300.000 mensen, die gemiddeld zo’n 28 uur per week mantelzorg bieden. Tegelijkertijd constateren onderzoekers van de Vrije Universiteit dat zowel het aantal vrijwilligers terugloopt als het aantal uren dat men aan vrijwilligerswerk besteedt. 

Volgens professor Bekkers, een van de auteurs van het onderzoek Geven in Nederland 2015, wordt de terugloop in aantal vrijwilligers en uren voor een groot deel veroorzaakt door het beroep dat de overheid doet op burgers om mantelzorg te verrichten. Dat heeft zijn weerslag op de rest van de samenleving, want bijvoorbeeld sportclubs en de brandweer hebben steeds meer moeite om vrijwilligers te vinden. Van de sportverenigingen is 59 procent op zoek naar vrijwilligers, 14 procent geeft aan simpelweg onvoldoende vrijwilligers te hebben. Bij de brandweer leidt het tekort aan vrijwilligers ertoe dat brandweerwagens soms niet kunnen uitrukken. Een ernstig probleem, aangezien driekwart van de brandweer uit vrijwilligers bestaat.

In 2013 voerde de bewoners van Leersum en de SP een jaar lang actie. Ze hebben gewonnen: de bieb in Leersum blijft behouden. Foto: SP Utrechtse Heuvelrug

De tegenbeweging

Terwijl collectieve voorzieningen in buurten worden afgebroken, veel mensen in hun bestaanszekerheid worden bedreigd en de burger steeds meer taken op zich moet nemen, neemt het verzet tegen de hardvochtige politiek van bezuinigingen en eigen verantwoordelijkheid toe. Mooi voorbeeld is het manifest van Hugo Borst en Carin Gaemers tegen de misstanden in verpleeghuizen, dat binnen korte tijd ruim 100 duizend keer ondertekend werd. Uiteindelijk leidde deze actie tot 2 miljard euro extra voor verpleegzorg. Of de campagne voor het Nationaal ZorgFonds, die inmiddels gesteund wordt door meer dan 268 duizend mensen en waarmee het eigen risico in de zorg een van de meest besproken onderwerpen in politiek Den Haag is geworden. Of de basisschoolleraren die, verenigd in PO in Actie, op 5 oktober massaal het werk neerlegden uit protest tegen de alsmaar oplopende werkdruk en de achterblijvende salarissen en die op 12 december opnieuw gaan staken. Maar denk ook aan buurtbewoners die samen met SP-afdelingen overal in het land strijden voor het behoud van huizen, bussen of ziekenhuizen. 

Al deze activisten vormen samen de voorhoede van de beweging die klaar is om af te rekenen met de ieder-voor-zich-politiek van drie kabinetten-Rutte. Zij komen in actie. Voor zichzelf, voor elkaar, en voor de manier waarop we in Nederland samenleven.