publicatie

Tribune 11/2006 :: Oosterhuis - Het is duidelijk dat het CDA de bijbel ontrouw is. Zeer ontrouw

Tribune, november 2006

Oosterhuis

“Het is duidelijk dat het CDA de bijbel ontrouw is. Zeer ontrouw”

Tekst Marijn Schrijver Foto’s Rob Voss

De dichter-theoloog Huub Oosterhuis is met liefde lijstduwer van de SP. Als het aan hem ligt, trekt hij zoveel mogelijk christenen over de streep om met hun stem een einde te maken aan onder meer “een beschamend asielbeleid’’.

Donderdagavond, 26 oktober. Huub Oosterhuis is onderweg naar de herdenking van de Schipholbrand bij het cellencomplex waar het drama zich precies een jaar geleden afspeelde. Er kwamen toen elf mensen om, waarvan het merendeel op uitzetting wachtte. Net als bij de vijftien zwaargewonde en tientallen getraumatiseerde slachtoffers van de brand was hun enige misstap dat zij geen geldige verblijfsvergunning (meer) hadden.

Oosterhuis zet zich onvermoeibaar in voor een humaner asielbeleid. Vanavond is hij de eerste spreker bij de herdenking. Waarom? “Omdat ze het me vroegen”, zegt hij glimlachend. Datzelfde antwoord geeft hij ook op de vraag waarom de dichter, theoloog en schrijver lijstduwer is voor de SP: “Jan vroeg het me.” Maar na enig aandringen vult hij aan: “De SP is een goede partij die ik duw om vooral aarzelende christenen, die zich niet meer herkennen in het CDA, een zetje te geven richting de SP. Het is natuurlijk duidelijk dat het CDA zijn oorspronkelijke inspiratiebron, de bijbel, ontrouw is. Zeer ontrouw. Meest flagrante voorbeeld is het asielbeleid. Dat zij met de VVD hun gang kunnen gaan, is beschamend.”

“Het is duidelijk dat het CDA de bijbel ontrouw is. Zeer ontrouw”

“Jongens, zo gaan we niet goed.” Met een half oog kijkt Oosterhuis mee hoe zijn partner, Colet van der Ven en medewerker Geeske Hovingh, de weg zoeken vanuit de Amsterdamse grachtengordel naar het cellencomplex bij Schiphol. Het is haasten, want het drietal was ook aanwezig bij een deel van de herdenking in de Dominicuskerk, die om half acht begon. Mooi en indrukwekkend, noemt hij de dienst. Vooral de toespraak van een overlevende, die in beperkt Nederlands met bondige zinnen alle aanwezigen meevoerde in de afschuwelijke gebeurtenissen van die fatale nacht, maakte indruk.

“Zou het hier zijn? Dit lijkt een beetje op een detentiecentrum”, vraagt Colet zich af. Het centrum zou hier toch ergens moeten zitten. Het blijkt echter om een heel degelijk Nederlands bedrijventerrein te gaan. Weer op de autoweg en na nog een verkeerde afslag arriveert de auto op het terrein van de marechaussee, op het nippertje. Maar de toegang is versperd en mannen in uniform delen mee dat er een aantal stoplichten terug parkeergelegenheid is. “Ontmoedigingsbeleid”, vindt Oosterhuis. Geeske Hovingh laat het er niet bij zitten en maakt duidelijk dat Huub een spreker is en het dus “best belangrijk” is dat hij op tijd is.

De auto mag alsnog doorrijden. Bij de plek van de herdenking aangekomen, vindt Oosterhuis bevestiging van het door hem geconstateerde ontmoedigingsbeleid: op het groene veldje naast de hoge hekken met prikkeldraad staat maar een handjevol mensen. Er hangt een ingetogen sfeer. Op het kleine podium wordt aangekondigd dat minister Verdonk morgenochtend een krans komt leggen. Het nieuws wekt onbegrip en woede, luide vloeken klinken. Ook Oosterhuis heeft er geen goed woord voor over. “Het is een gotspe. Dat is een verkiezingstruc, ze doet nu alsof ze haar handen wast in onschuld.” Hij rekent het in zijn ogen hardvochtige asielbeleid, dat geweten noch inlevingsvermogen heeft, de minister persoonlijk aan. “Het is te gek voor woorden dat zij niet na het rapport van Van Vollenhoven is afgetreden. Ze is een ongeleid projectiel, ze doet slechte dingen.”

“Zelfs kinderen worden niet ontzien”

Ook op het podium haalt Oosterhuis uit naar Verdonk; hij trekt vergelijkingen tussen de uitzettingen nu en de jodendeportaties in de Tweede Wereldoorlog. “De overeenkomst met de deportaties van de joden zit niet in het einddoel, de massale vernietiging, maar in de manier waarop weerloze mensen worden behandeld. Dát lijkt wel op elkaar. De nietsontziende hardheid. Zelfs kinderen worden niet ontzien. En het beroep op: regel is regel. Die mentaliteit, bevel is bevel, dat is vergelijkbaar. En ook is vergelijkbaar dat de uitvoering van deze politiek bij voorkeur wordt overgelaten aan mensen met die mentaliteit!” Hoe rustig hij ook daarvoor was, tijdens zijn toespraak is Oosterhuis oprecht woedend en verontwaardigd. Dat overstijgt ook zijn lijstduwerschap voor de SP, zegt hij op een ander moment. Want in zijn ogen heeft geen enkele partij genoeg gedaan tegen het inhumane beleid van het kabinet.

Waar komt eigenlijk al die woede vandaan? Oosterhuis denkt even over die vraag na en vertelt dan hoe hij als negenjarig jongentje de laatste grote deportatie van joden zag. “Ik weet nog wanneer het was, 20 juni 1943. Dertigduizend joodse mensen werden afgevoerd. Daar vloeit dit wel uit voort, denk ik.” De vergelijkingen die hij maakt tussen nu en de Tweede Wereldoorlog trekken ook de aandacht van de aanwezige media. Een verslaggever van RTV Noord-Holland vraagt waarom hij ze maakt. “Omdat ik ze zie”, klinkt het droogjes.

Voor de camera van KRO’s Kruispunt legt Oosterhuis nog eens uit dat in Nederland twee tradities bestaan. “Naast die van de tolerantie hebben we ook een keiharde traditie, een haast onmenselijke. Toen de Duitse joden na de Kristallnacht in 1938 naar Nederland vluchtten, stuurden wij ze weer terug. Nu gaat het erom welke traditie de boventoon zal voeren. Dat zal afhangen van de komende verkiezingen.” Oosterhuis vindt dat in een nieuw kabinet het beleid van Verdonk geen ruimte meer mag krijgen. Op de vraag of hij ook bij de kranslegging van de minister aanwezig zal zijn, antwoord hij na enig nadenken: “Nee, ik hoop dat ze hier alleen staat.”

“Ze leven ergens in Nederland op straat, in achterkamertjes, ondergedoken”

Zaterdag, 4 november. In Den Haag hebben duizenden demonstranten zich verzameld om een generaal pardon te bepleiten. Onder de demonstranten, van alle leeftijden en etnische achtergronden, heerst een opvallend positieve sfeer. Op het podium worden artiesten afgewisseld met sprekers, onder wie ook dit keer Huub Oosterhuis.

Hij blijkt een regelrechte donderpreek op zak te hebben gericht aan minister-president Balkenende. Anderhalf jaar geleden, houdt Oosterhuis de menigte voor, was hij op deze zelfde plek, Het Plein in Den Haag. Toen met ruim 165.000 handtekeningen op zak voor een generaal pardon. Op een “beschaafde manier” had hij voor dat pardon gepleit, maar Balkenende wilde de handtekeningen niet eens in ontvangst nemen. “Inmiddels zijn de 26.000 gezichten er 38.500 geworden. Want bepaalde groepen werden in eerste instantie niet meegerekend. Zoals de ex-AMA’s (Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers – red). En dan zijn er mensen die asiel vroegen vóór 1 april 2001, maar wiens verblijfsvergunning niet verlengd werd. Hun land was veilig verklaard. Irak en Afghanistan zijn veilig!”

Oosterhuis is oprecht kwaad. “En dan de asielzoekers die zijn vertrokken met onbekende bestemming. Zij leven ergens in Nederland op straat, in achterkamertjes, ondergedoken. Volgend jaar gaat de politie er twaalfduizend vangen. Dat is een streefgetal! Er staat een premie op hun hoofd! Zo wordt er in Nederland aangerotzooid met volstrekt weerloze mensen.” De demonstranten reageren met gejoel, applaus, maar bij zijn woorden valt de massa soms ook volledig stil. Oosterhuis’ betoog doet vastberaden blikken op de gezichten verschijnen.

“We staan hier niet als aanhangers van politieke partijen,” vervolgt hij, “maar als Nederlanders die zich schamen voor een regeringscoalitie die omwille van partijpolitieke belangen een meedogenloos asielbeleid voert. Onmenselijk, ondraaglijk, niet goed te praten. Wij vertegenwoordigen naar schatting een ruime meerderheid van de Nederlandse bevolking die nu eindelijk een generaal pardon wil. En toch komt het er niet. Hé, meneer de minister-president, waar bent u?”

“Onmenselijk volgens de beginselen van uw eigen partij, het CDA”

“Zo heftig heb ik hem nog nooit gezien”, zegt SP-senator Anja Meulenbelt, een goede kennis van Oosterhuis. De emoties van Oosterhuis zijn hoor- en voelbaar, het laat de menigte niet onberoerd.

Nu richt Oosterhuis zich persoonlijk tot Balkenende: “Ik kan me geen enkele humane, redelijke partijpolitieke overweging voorstellen op grond waarvan dit onmenselijke beleid te verdedigen is. Onmenselijk is het volgens de beginselen van uw eigen partij, het CDA, als mensen zo worden vernederd, getergd, opgejaagd en tot wanhoop gedreven. Meneer de minister-president, uw beleid verloochent de kernwoorden van de joods-christelijke traditie over de solidariteit met vreemdelingen, over mededogen, over genade vóór recht. Die woorden hebben gedurende vele eeuwen onze beschaving beïnvloed. Ook leden van uw eigen partij hebben gevraagd of het niet anders kan, maar u legt andersdenkende partijgenoten het zwijgen op.”

Ook op Het Plein in Den Haag maakt Oosterhuis de vergelijking met de jodendeportaties. “Jan Peter Balkenende, jij hebt de Tweede Wereldoorlog met de jodenvervolging niet meegemaakt. Dank God op je blote knieën! Het is een groot taboe om uw asielbeleid te vergelijken met de jodendeportatie. Nog onlangs werd Tineke Huizinga van de ChristenUnie neergesabeld door mevrouw Rita Verdonk omdat ze de gelijkenis had gezien. Wij zullen dat taboe doorbreken! Want vergelijkbaar is het effect op honderden onschuldige weerloze mensen. En dat effect is pijn en vernedering. Vertwijfeling en wanhoop tot de dood er op volgt. Minister-president Balkenende, Rita Verdonk of hoe jullie allemaal ook heten – jullie zouden toch moeten inzien dat dit schaamteloze beleid niet kan? Dat het op een denkfout berust, minstens. Dat het onze tradities verloochent. Hé, Jan Peter, CDA-top, VVD-top! Geef verantwoording, alsjeblieft, dat is beschaving, dat je antwoord geeft.”

“Leven zullen zij, veilig. Wonen zullen zij hier”

CDA-kamerlid Wim van de Camp – hij zou later als enige persoon een betoog tégen een generaal pardon houden – heeft moeite met het betoog van Oosterhuis. “Het doet me pijn. Jan Peter wordt neergezet als iemand zonder gevoel, en het CDA zonder consistentie.” Het verhaal greep hem extra aan, zegt hij, omdat hij een groot bewonderaar van Oosterhuis is.

Maar de theoloog is duidelijk niet van plan om in zijn profetisch spreken ook maar iemand te sparen. “En wij, wat gaan wij doen, wat kunnen we nog doen dat we niet hebben gedaan? Luister. Zomer 2006, in Holland vallen geen bommen, in Holland vallen mensen in een diep zwart gat. Als je papieren niet deugen, maak je bij ons geen kans. Moest jij je land ontvluchten? Dan is dat jammer voor jou.’’ Dan komt de dichter in Oosterhuis naar voren: ‘‘Maar nog voor het wintert, waait iets van lente aan. Stemmen zijn opgegaan, willen opnieuw beginnen. Rechtop komen, onder de lentezon, al onze vreemde bekenden tevoorschijn en vernemen de woorden van generaal pardon. Zomer 2007, toekomst op een kier. Leven zullen zij, veilig. Wonen zullen zij hier.”

Backstage gaat Oosterhuis schijnbaar onvermoeibaar door. Hij praat met iedereen die hem aanschiet. Het maakt niet uit of het een bisschop is of Idols-finalist Hind. Met moeite weet Meulenbelt hem ervan te overtuigen dat hij rust moet nemen, het is mooi geweest. Zijn boodschap is heus overgekomen, zegt ze en ze krijgt gelijk. Wanneer Oosterhuis in de auto stapt, klinken zijn woorden nog lang onder de demonstranten na.

Inhoud