publicatie

Tribune 11/2006 :: Sadet Karabulut - Als ik me als politicus omdraai en daar staat niemand, dan wordt het niks

Tribune, november 2006

Sadet Karabulut

“Als ik me als politicus omdraai en daar staat niemand, dan wordt het niks”

Tekst Rob Janssen Foto’s Suzanne van de Kerk

Ze staat nummer 14 op de kandidatenlijst. In Amsterdam maakt zich al jaren sterk voor de positie van allochtonen. Daarbuiten is ze is nog niet zo héél bekend. Aanleiding genoeg voor een nadere kennismaking met Sadet Karabulut (31) die al op haar vijftiende de megafoon ter hand nam. “In Nederland wordt verkeerd over integratie gediscussieerd en daardoor vlucht iedereen juist terug naar zijn eigen groep.”

“Ik herinner me nog goed dat ik voor het eerst een megafoon in mijn handen had. Vijftien jaar was ik en ik leidde een demonstratie tegen de Centrum Democraten. Stond ik daar als vwo-scholiere voor het stadhuis van Dordrecht! Fantastisch! Toen besefte ik dat ik daarmee door wilde gaan. Ik richtte samen met medescholieren een platform tegen discriminatie op en begon tal van jongerenactiviteiten te organiseren.”

Na het vwo studeerde Karabulut bestuurskunde in Rotterdam en politieke wetenschappen in Bordeaux. Maar hoe druk ze het ook had met die studies, nooit verdween haar maatschappelijke betrokkenheid. Zo werd ze als studente al snel actief binnen de studentenvakbond LSVb. Ook toen ze als ambtenaar bij de gemeente Amsterdam aan de slag ging, eerst als coördinator drugsbeleid Bijlmer en tegenwoordig als beleidsmedewerker voortgezet speciaal onderwijs, maakte ze tijd vrij voor een bestuursfunctie bij DIDF, de Federatie van Democratische verenigingen van Arbeiders uit Turkije in Nederland.

“DIDF is opgericht om op te komen voor gelijke politieke, sociale en economische rechten voor Turkse migranten”, vertelt ze. “Vanuit dat streven zijn we gaan samenwerken met politieke partijen en vakbonden. Omdat ik me veel bezighield met jongeren, kwam ik in aanraking met ROOD en dus met de SP.”

Vanaf dat moment ging het snel. Nadat Karabulut besloot om SP-lid te worden, werd ze gevraagd voor de Amsterdamse gemeenteraad. Eenmaal raadslid deed ze al snel van zich spreken, doordat ze de manier waarop Amsterdam huisbezoeken bij uitkeringsgerechtigden uitvoerde aan de kaak stelde. Schending van privacy en onvolledige informatieverstrekking bleken daarbij aan de orde van de dag. Karabuluts drive en aanpak bleven ook bij de landelijke partij niet onopgemerkt en afgelopen zomer werd ze gepolst voor een plek op de kandidatenlijst. Dat lijkt snel, maar is het niet, vindt Karabulut: “Jaren geleden zag ik de SP’ers hier op de Dam demonstreren tegen de oorlog in Afghanistan en tegen de privatisering van het GVB (Gemeentelijk Vervoersbedrijf in Amsterdam – red). Sindsdien ben ik naar de SP toegegroeid en de SP naar mij.”

Pardon? De SP naar jóú toegegroeid…?

“Ik bedoel dat als volgt: DIDF en de SP ontdekten tijdens gezamenlijke acties dat ze raakvlakken hadden en bijvoorbeeld op het gebied van sociale woningbouw en onderwijs dezelfde doelen nastreefden. We hadden gezamenlijke belangen, realiseerden we ons. Zo ontstond de samenwerking. Die beviel mij zo goed, dat ik lid van de partij werd. En vervolgens werd ik gevraagd of ik iets voor de gemeenteraad voelde. Een liefde van twee kanten dus.”

Dus om tot elkaar te komen moeten allochtonen en autochtonen zich realiseren, dat ze vaak dezelfde belangen hebben?

“Ja. Maar vanzelf gaat het niet. Als partij zul je extra je best moeten doen om migranten te bereiken. Ikzelf was al politiek bewust voordat ik bij de SP kwam: ideologisch gezien was het socialisme niets nieuws voor me. Ja, en dan klikt het al snel met een partij die actiegericht is en samen met mensen dingen wil doen. Maar zo gemakkelijk gaat het niet altijd. Toen ik net in de gemeenteraad zat, werd mij door migranten maar al te vaak gevraagd: ‘En wat ga je nou allemaal voor ons doen?’ Dat ging dan wel met een knipoog gepaard, maar toch. Dan zei ik: ‘Zónder jullie kan ik helemaal niks! Ik ben een spreekbuis en problemen zal ik zeker aankaarten. Maar als er niemand achter me staat als ik me omdraai, dan wordt het niks. Het werkt alleen als we sámen het heft in handen nemen en jullie je ook actief opstellen. Dán kunnen we wat bereiken.”

Je bent geboren en getogen in Nederland. Voel jij je eigenlijk wel allochtoon?

“Nee, absoluut niet. Ik kom uit een arbeidersgezin en mijn ouders zijn als gastarbeiders hierheen gekomen. Ik ben als jongste van vijf kinderen geboren in Dordrecht. Nederland is mijn thuis.”

Erger je je, als mensen je die vraag stellen? Een beetje wel, hè…?

“Tja… het hangt ervan hoe het gevraagd wordt. Als puber maakte ik het vaak mee dat tegen mij gezegd werd: ‘Hé, maar jij bent anders’. Want ik strookte blijkbaar niet met het beeld dat de meeste mensen van een Turks meisje hadden. Ach, ik ben gewend geraakt aan die vooroordelen. Maar wat mij de laatste jaren wél enorm stoort, is de manier waarop er over allochtonen wordt gediscussieerd. Dat zwart-witdenken, dat ‘islam contra niet-islam’-idee; daardoor wordt de discussie over integratie enorm overschaduwd. Over daadwerkelijke integratie en hoe je die kunt bereiken heeft bijna niemand het meer.”

Jij bent volledig geïntegreerd, maar heel veel andere allochtone jongeren die in Nederland geboren zijn niet. Waar zit het verschil?

“Ik denk dat het veel te maken heeft met in welke omgeving je opgroeit en welke kansen je krijgt. Ik had het geluk dat ik van huis uit altijd ben gestimuleerd om te gaan studeren. Mijn ouders, maar ook mijn broers en zussen, hebben dat altijd enorm toegejuicht. Op het vwo had ik bijna alleen maar Nederlandse vriendjes en vriendinnetjes. Maar op het vmbo zag ik kinderen die de Nederlandse taal slecht beheersten en zelfs in de klas Turks spraken met elkaar. Heel veel kinderen beginnen op de basisschool met een taalachterstand, die ze later niet meer inlopen. Er zijn wat dat betreft schrikbarende verschillen tussen kinderen op een witte school en kinderen op een zwarte school. Niet alleen qua taal, maar ook qua doen en laten. Mijn vader heeft op eigen kracht Nederlands geleerd. Hij kan zich redden bij de dokter of met formulieren. Maar velen van zijn generatie kunnen dat niet. De problemen die daaruit voortvloeiden zijn van generatie op generatie overgegaan. Maar laat ik geen al te zwart beeld schetsen. Er zijn er ook veel met wie het wel goed gaat.”

Wat moet de politiek volgens jou doen?

“Zorgen voor gelijke kansen! Want daar draait het in feite allemaal om. Maar de manier waarop de discussie over allochtonen de laatste paar jaar is gevoerd, heeft polariserend gewerkt. Neem nou de ophef laatst over de Armeense kwestie. Ik had echt zoiets van: oh, nou dit weer. Het is nota bene negentig jaar geleden gebeurd! Ik wil echt niet bagatelliseren wat daar destijds heeft plaatsgevonden, integendeel. Maar verdorie! Opeens werd ik vanwege mijn Turks-Koerdische achtergrond door allerlei journalisten gebeld. Ik moest en zou me over die kwestie uitlaten. Nou, daar heb ik dus niet aan meegedaan. Ik zei: ‘Waarom is mijn mening over de Armeense kwestie ineens zo belangrijk? Vraag ook eens wat ik vind over de oorlog in Afghanistan en Irak! En als je het over de mensenrechten in Turkije wilt hebben, mij best, maar dan heb ik ook nog wel een paar gevallen waar niemand zich druk over maakt en die nog heel wat actueler zijn ook!’ Maar goed; ook hier zag je weer dat de manier waarop de discussie gevoerd werd de tegenstellingen juist vergrootte. Vooral aan jongeren is dat goed te merken.”

Hoe dan?

“De moord op Theo van Gogh en de uitspraken van Ayaan Hirsi Ali hebben geleid tot een ongenuanceerde discussie. Van alles werd er beweerd: de islam zou achterlijk zijn, moslims zouden uit zijn op de wereldheerschappij. Alle migranten waren plotseling moslim, alle moslims radicaal en potentieel terrorist. Daardoor trokken veel allochtonen juist veel meer naar dat geloof toe. Zo zag ik ineens veel meer meiden een hoofddoek dragen. En niet omdat zij ineens zo overtuigd moslima waren geworden, maar omdat ze zoiets hadden van: ‘Oké, als het dan zo moet, alsjeblieft, dit ben ik!’ Doordat de verkeerde discussie gevoerd werd, vluchtte iedereen terug naar de eigen groep. Dat neem ik de verantwoordelijke politici kwalijk.”

Dus we moeten het maar niet meer over de islam hebben?

“Onzin. Natuurlijk mag je het over geloof hebben. Ha, je mag het over alles hebben! Maar ik probeer het idee te weerleggen dat het probleem van migranten zou voortkomen uit de islam. Het ís geen probleem van de islam! Het gaat om wonen, om onderwijs, om werk, gezondheid, geld enzovoorts. Als ik met migranten praat, hebben ze het dáárover.”

Praten is goed, maar hoe moet het verder?

“Nou, een voorbeeld. Vorig jaar heeft de SP veel actie gevoerd vanwege het nieuwe zorgstelsel. Ik heb toen voorlichtingsavonden voor migranten georganiseerd. Het eerste wat ik deed, was uitleggen wat er in het zorgstelsel ging veranderen. Brak er paniek uit. Riepen ze: ‘Ja, maar de huren gaan ook al omhoog, en de energierekening, we gaan het niet meer redden’. Ik zei: ‘Maar we kunnen samen iets ondernemen. Ook de SP wil dat nieuwe zorgstelsel niet. Daarom hebben we de actie Noodrem.’ Toen sloeg de stemming om en ontstond er actiebereidheid. Dus voorlichten is één, perspectief bieden is twee. Dan zie je dat mensen in beweging komen.”

Is er iemand in het bijzonder die jou inspireert?

“Ik heb geen echte helden, als je dat bedoelt. Maar iemand die mij persoonlijk erg heeft geïnspireerd is de Turkse schrijver en dichter Nazim Hikmet (1902-1963 – red). Hij hield veel van zijn land, maar hij werd uit Turkije verbannen, omdat hij misstanden aan de kaak stelde en kritisch was tegenover het regime.”

Ik zou zeggen: citeer eens iets!

“Een stukje uit het gedicht Verlangen:

Leven

op zichzelf en vrij

als een boom

en als een bos

zo broederlijk

dat is ons verlangen

Mooi, hè.”

Inhoud