publicatie

Spanning oktober 2010 :: Spannende verkiezingen voor Provinciale Staten en Eerste Kamer op komst

Spanning, oktober 2010

Spannende verkiezingen voor Provinciale Staten en Eerste Kamer op komst

Op 2 maart 2011 kiest Nederland nieuwe Provinciale Staten. Twee maanden later, op 23 mei, kiezen de 564 nieuwgekozen Statenleden een nieuwe, 75-koppige Eerste Kamer. Bij de provincieverkiezingen beslissen de kiezers daarmee over de politieke verhoudingen in elke provincie én in de Eerste Kamer. Bovendien worden die verkiezingen de eerste grote test voor de nieuwe regering. Twee goede redenen om ernaar uit te zien – en om er het grote belang van in te zien.

Tekst: Tiny Kox Foto: Amber Beckers / Hollandse Hoogte

Provinciale Staten en de Eerste Kamer hebben met elkaar gemeen dat ze hun werk doorgaans in de schaduw van de lokale en nationale politiek doen. Gemeenteraden gaan over wat er dichtbij huis, in stad en dorp, gebeurt; de Tweede Kamer is de arena waar de nationale politiek zich vooral laat gelden. De provincie is een typisch middenbestuur, tussen nationaal en lokaal in. En de Eerste Kamer is de ‘Kamer van heroverweging’. Daar worden de in de Tweede Kamer aangenomen wettennog een keer onder de loep genomen, buiten de schijnwerpers van de media, voordat ze bindende wetgeving worden. Zelden halen deze twee volksvertegenwoordigingen de voorpagina’s van de krant of de opening van het journaal. Soms wel, bijvoorbeeld toen Provinciale Staten de knoop moesten doorhakken of publieke energiebedrijven Essent en Nuon geprivatiseerd zouden worden en verkocht aan buitenlandse multinationals. Of toen de Eerste Kamer met de regering zo hard botste over het wel of niet kiezen van burgemeesters, dat de minister van Binnenlandse Zaken moest aftreden.

Onbekend maakt onbemind

Onbekend maakt onbemind, dat blijkt uit de opkomstcijfers. Waar altijd meer dan de helft van de kiezers de moeite neemt een stem uit te brengen bij raadsverkiezingen en 70 procent of meer meedoet aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer, lag de opkomst bij provinciale verkiezingen nu al drie keer op rij onder de 50 procent. Alleen de verkiezingen van het Europees Parlement scoren nog lager. Dan ligt de opkomst steevast onder de 40 procent.

De opkomst van de komende provinciale verkiezingen wordt in 2011 wellicht een stuk hoger. Er ligt dan immers een eerste kans voor kiezers om een oordeel te geven over alles wat er na de Kamerverkiezingen van juni 2010 is gebeurd. Voor het eerst zal de PVV van Geert Wilders kandidaten stellen. Het gehalveerde CDA zal alles op alles zetten om zich te hervinden. De VVD zal proberen de status van grootste partij te verdedigen. PvdA en SP gaan strijden wie de grote partij op links gaat worden. En, als er dan een nieuw kabinet is aangetreden, kan ook een eerste kiezersoordeel daarover worden verwacht. Naast een beoordeling kunnen de kiezers ook een werkelijk oordeel uitspreken. Indien zij de partijen die dan de regering vormen geen meerderheid verschaffen in de Eerste Kamer, wordt regeren namelijk erg problematisch, aangezien elke wet ook de instemming van de Senaat nodig heeft. In het verleden is het niet eerder voorgekomen dat een regering wel op de steun van de Tweede Kamer kon rekenen maar niet op een vergelijkbare steun aan de overkant van het Binnenhof in de Eerste Kamer. Slagvaardig opereren zal niet eenvoudig zijn. Al helemaal niet als er een regering komt die in de Tweede Kamer niet echt gesteund wordt door een meerderheid, maar slechts gedoogd. Een meerderheid van de huidige Eerste Kamer heeft onlangs bij de informateur aandacht voor dat ‘detail’ gevraagd en een gesprek daarover voorgesteld.

De Provinciale Staten zijn onbekend. Het werk dat door de 564 Statenleden en de dagelijkse bestuurders − de ‘gedeputeerden’ − in de provincies wordt verzet, onttrekt zich vaak aan het oog. Toch gaat er heel wat geld om bij de twaalf provincies. Afgelopen jaar was er in totaal bijna 7,5 miljard euro aan uitgaven begroot. Het grootste deel daarvan is besteed aan verkeer en vervoer (28 procent) en aan welzijn (23 procent). Activiteiten op het gebied van economie en van milieu zijn andere grotere uitgavenposten. In het verleden is veel wildgroei opgetreden en zijn provincies zich met van alles en nog wat gaan bemoeien. Dat konden ze zich permitteren door hun in vergelijking met andere overheden riante reserves. Die zijn door de verkoop van de energiebedrijven Essent en Nuon nog veel groter geworden. De provincies hebben nu samen 17 miljard achter de hand. Volgens de meeste politieke partijen dienen provincies zich echter veel meer te richten op een aantal kerntaken en de rest vooral over te laten aan de gemeenten. De provincies zullen het hoe dan ook met beduidend minder geld moeten gaan doen in de nabije toekomst. Dat alleen wordt een uitdaging voor de nieuwe Provinciale Staten.

De vergaderzaal van de Eerste Kamer

Bezuinigingen in aantocht

De provincies realiseren zich dat en hebben hun eigen toekomstplan gemaakt. Daarin zien ze voor zichzelf zeven hoofdtaken.

  1. Duurzame ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, waaronder waterbeheer.
  2. Milieu, energie en klimaat.
  3. Vitaal platteland.
  4. Regionale bereikbaarheid en regionaal openbaar vervoer.
  5. Regionale economie.
  6. Culturele infrastructuur en monumentenzorg.
  7. Kwaliteit van het openbaar bestuur.

Daarnaast is er nog een achtste, wettelijke taak voor de provincies: de uitvoering van de Wet op de jeugdzorg. Daarover is echter veel discussie gaande. Een nieuw kabinet zou er voor kunnen kiezen de jeugdzorg goeddeels bij de gemeenten onder te brengen.

Wat voor regering er ook komt, er zal hoe dan ook een stevige ingreep in de kas van de provincies worden gedaan. Al in 2011 wordt er 300 miljoen minder door de rijksoverheid in het provinciefonds gestort. Dat betekent dat van die subsidiestroom een kwart opdroogt. In elke provincie worden daarom stevige bezuinigingsplannen in de steigers gezet. Naast het provinciefonds krijgen de provincies ook doeluitkeringen van het rijk voor specifieke taken, zoals de jeugdzorg en de bodemsanering. Ook daar zal echter kritisch naar gekeken worden. En als taken verschuiven naar de gemeenten, schuift het budget mee. Een derde geldstroom voor de provincies komt van de provinciale ‘opcenten’. Dat is een toeslag op de landelijke motorrijtuigenbelasting. In totaal goed voor een dik miljard euro aan inkomsten. Ook de toekomst van die geldstroom is twijfelachtig, nu veel partijen die belasting op een vervoermiddel willen vervangen door een belasting op het vervoer zelf. Of daarbij een provinciale toeslag past, is nog maar de vraag. Laatste grote geldstroom (naast de leges voor door de provincies verstrekte milieuvergunningen) is het rendement op opgespaarde reserves. Maar ook die reserves hebben de aandacht van het rijk getrokken. De provincies die zich rijk waanden door de omstreden verkoop van hun aandelen Essent en Nuon, kunnen daar nu wel eens rap het slachtoffer van worden. Waarom zoveel geld in de provincies laten liggen als het zo hard landelijk of lokaal nodig is, vragen veel partijen zich hardop af.

Wie hun programma’s vergelijkt, ziet dat breed de opvatting bestaat dat provincies boven hun stand leven en nog verder afgeslankt moeten worden. Volgens het Interprovinciaal Overleg, waarin de twaalf provincies samenwerken, zullen extra bezuinigingen ten koste gaan van de provinciale kerntaken, vooral de regionale ruimtelijke en economische ontwikkeling. De landelijke politiek lijkt van die waarschuwing nog niet erg onder de indruk, zeker nu er sprake is van grote krapte in de overheidsfinanciën. Van solidariteit tussen de verschillende lagere overheden is ook geen sprake.

Ieder voor zich

Nu overal kortingen dreigen, gaan de belangenbehartigers van gemeenten, provincies en waterschappen de confrontatie niet meer uit de weg. De waterschappen, zelf doelwit van provincies en gemeenten, beklemtonen dat het overdragen van hun taken aan de provincies in ons laaggelegen land buitengewoon gevaarlijk kan zijn. De gemeenten willen zoveel mogelijk taken en geld naar zich toe trekken en leggen graag uit dat zij zoveel beter werken dan provincies.

Dat betekent dat het ongewis is wat en in welke mate de provincies in de komende jaren zullen kunnen doen. En mogen doen. Er gaan stemmen op om een einde te maken aan de ‘open huishouding’ die de Nederlandse provincies tot nu volgens de Grondwet mogen voeren. Het grootste deel van hun budget is vrij besteedbaar, slechts een gedeelte is ‘geoormerkt’ geld. Indien de autonomie van de provincies aan banden wordt gelegd, zal het provinciale bestuur veel meer dan nu aan bepaalde activiteiten gebonden worden en van andere activiteiten afgehouden.

Omdat de provinciale bestuurders de bui al zien hangen, komen uit die kring nu voorstellen om het allemaal wat zuiniger aan te doen. Behalve het toespitsen op een beperkt aantal kerntaken, zien ze mogelijkheden voor meer efficiency en meer samenwerking met andere overheden. Ook wordt er door hen gepleit voor het integreren van onderdelen van Rijkswaterstaat en de provinciale waterstaat – en het onderbrengen van het besturen en het werk van waterschappen bij provincies en gemeenten. Ook zien ze besparingen als de rijksoverheid een aantal ministeries beter zou laten samenwerken of zou laten fuseren, zoals de ministeries van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu, Landbouw en Economische Zaken.

Groter of juist kleiner

Veel politieke partijen pleiten voor provinciale schaalvergroting. Naast bijna 450 gemeenten ook nog eens twaalf provinciale besturen in stand houden, wordt door hen te veel van het goede gevonden. Zeker omdat we naast rijksoverheid ook nog te maken hebben met regionale samenwerkingsverbanden en met de steeds grotere invloed van ‘Brussel’ op de gang van zaken in Nederland. Van VVD tot PvdA mag daarom het mes in de provinciale begrenzing. Er wordt gedacht over een grote ‘randstadprovincie’ en het samenvoegen van de drie noordelijke provincies. De SP is de enige partij die liever de andere kant op wil, naar kleinere ‘regioprovincies’. Daarbij zou aansluiting kunnen worden gezocht bij de sinds kort bestaande veiligheidsregio’s en politieregio’s in het land. Die regio’s zouden zich kunnen richten op de taken die hen per wet opgedragen worden. Omdat voor die wettelijke taken ook budget bijgeleverd moet worden, is een eigen provinciaal belastinggebied dan niet meer nodig. Met dit pleidooi is de SP echter vooralsnog een roepende in de woestijn. Wel wordt er door verschillende provinciale besturen gesteld dat het eenheidsworstidee voor de provincies wellicht niet meer past in de huidige tijd.

Of de huidige provincies ooit verdwijnen, is de vraag. In de afgelopen 150 jaar zijn ze voortdurend onderwerp van discussie geweest, maar hebben ze altijd overleefd. Hun bestaan is in de Grondwet vastgelegd. Wel is de rijksoverheid bevoegd de geografische grenzen van de provincies vast te stellen en hun budget en takenpakket verregaand te bepalen. Dat daarover in de komende tijd meer dan voorheen gesproken zal worden, lijkt al wel vast te staan. Waar het uiteindelijk naartoe gaat, nog lang niet. Mede daarom is een sterke vertegenwoordiging van de SP ook op provinciaal niveau van groot belang. Dat is ook met het oog op wat de provincies de komende jaren hoe dan ook wel zullen blijven doen. De aanleg van provinciale wegen, het regionale openbaar vervoer, het opstellen van streekplannen waarin de ruimtelijke ontwikkeling binnen de provincie wordt aangegeven: waar wordt plek gemaakt om te wonen, te werken, te recreëren? Waar reserveren we ruimte voor de natuur, waar kan de landbouw zich ontwikkelen, en in welke mate? Daarnaast is de provincie op cultureel terrein vooralsnog een belangrijke speler. De regionale omroepen ontvangen een groot deel van hun budget via de provinciale overheid, en de monumentenzorg ligt ook voor een aanzienlijk deel in provinciale handen. En zolang de jeugdzorg bij de provincie is ondergebracht, verdient de aansturing daarvan en het toezicht daarop alle aandacht.

Het kwade voorkomen

Ook over de Eerste Kamer wordt sinds jaar en dag gesproken, zonder dat er overigens veel verandert. De grote man van de Nederlandse staatsinrichting, Johan Rudolf Thorbecke, noemde de Eerste Kamer een orgaan ‘zonder grond of doel’ - maar dat voorkwam niet dat de Eerste Kamer gewoon bleef. Lange tijd als bastion tegen ‘de waan van de dag’, die wellicht in de Tweede Kamer mocht heersen. Toen in 1848 de positie van de Eerste Kamer opnieuw in de Grondwet werd verankerd, omschreef minister Donker Curtius de taak van dat deel van de nationale volksvertegenwoordiging in de legendarische woorden dat de Eerste Kamer er niet was ‘om het goede te stichten maar om het kwade te voorkomen’. Bij de grootscheepse grondwetswijziging aan het einde van de Eerste Wereldoorlog wist de Eerste Kamer opnieuw te overleven. Een liberaal amendement om tot een eenkamerstelsel over te gaan, haalde het toen niet. Dat gold ook ongeveer zestig jaar later, toen een amendement van de PvdA’er Klaas de Vries geen meerderheid in de Tweede Kamer wist te verwerven. Sindsdien bestaat er een ruime meerderheid in beide Kamers om het tweekamerstelsel te handhaven. En omdat verandering in beide Kamers een tweevoudige (waarvan een maal een tweederde) meerderheid vereist, kan er gevoeglijk van worden uitgegaan dat ook de Eerste Kamer vooralsnog zal blijven bestaan. En dus is ook daar een zo sterk mogelijke SP-fractie van groot belang. Want wat er ook door geleerde staatkundigen gezegd wordt, de Eerste Kamer is zijn eigen baas en beslist dus zelf hoe ze zich zal opstellen tegenover aan haar voorgelegde wetgeving. De regel dat een ‘nee’ in de Senaat een absoluut ‘nee’ tegen een wetsvoorstel is, ligt grondwettelijk verankerd. Elke regering van elke signatuur zal daarmee rekening moeten houden, wil ze niet onderweg met de Senaat in botsing komen en wellicht verongelukken.

Nieuwe kansen voor de SP

Alles samen zijn er veel redenen voor de SP om vol gas te geven om een zo hoog mogelijke score te behalen bij de provinciale verkiezingen van maart en de Eerste Kamerverkiezingen van mei 2011. Nu er nu al grote onvrede bestaat over hoe partijen als CDA, VVD en PvdA opereren na de Kamerverkiezingen van 2010, en er nog steeds grote boosheid bestaat over onder meer de uitverkoop van de energiebedrijven door de provincies, lijkt het tij gunstig voor een sterke uitslag voor de SP. Vanzelf komt die echter niet. Als de SP erin slaagt haar activisten voor de komende verkiezingen te motiveren en te mobiliseren, liggen er echter mooie resultaten in het verschiet – en wie weet ook in een aantal provincies deelname aan het college van Gedeputeerde Staten. Dat zou de SP de kans bieden om niet alleen op gemeentelijk maar ook provinciaal niveau te laten zien dat ze niet alleen goed kan opponeren maar ook trefzeker kan regeren. Ook dat wordt een grote uitdaging bij de aanstaande verkiezingen.

In 2007 scoorde de SP bij de provinciale verkiezingen bijna 15 procent van het totaal uitgebrachte aantal stemmen. Dat leverde 83 Statenleden in het land op. In Brabant en Limburg werd de SP tweede partij, na het CDA en voor VVD en PvdA. De provinciale score werd bij de Eerste Kamerverkiezingen vertaald in 12 senaatszetels. (Een daarvan ging later verloren door een afsplitsing.)

Provinciale Staten en Eerste Kamer zijn sinds 1848 formeel aan elkaar verknoopt, daar het sindsdien de Statenleden zijn die de senatoren in de Eerste Kamer kiezen. Doorgaans gaat dat van een leien dakje, en alleen als er iets hapert wordt het nieuws. Zoals in 2007, toen vrijwel elke partij iemand in de Eerste Kamer verkozen zag die daartoe niet door zijn of haar partij was aangewezen. Dat kon omdat een afspraak tussen enkele Statenleden voldoende was om iemand met ‘voorkeur’ in de Eerste Kamer gekozen te krijgen. Dat zal in 2011 niet meer gebeuren. Naar aanleiding van de gebeurtenissen in 2011 heeft de Tweede Kamer een wetswijziging aangenomen die dergelijke akkoordjes vrijwel onmogelijk maakt. Ook wordt er een streep gezet door de mogelijkheid lijstverbindingen aan te gaan. Ook dat leidde immers eerder tot een ordinaire koehandel. Pikant detail: de Eerste Kamer moet nog zijn akkoord aan de wetswijziging geven, voordat de regeling ook bindend wordt. Dat zal echter geen probleem zijn nu de wetswijziging op uitdrukkelijk verzoek van de Eerste Kamer door de regering is voorgesteld.

De meeste landen in Europa kennen een tweekamerstelsel. Een aantal landen heeft een eenkamerstelsel, zoals de Scandinavische landen, Portugal, Slowakije, Oekraïne en Griekenland. Vaak is de Eerste Kamer in een land de vertegenwoordiging van deelstaten of provincies. In Nederland is dat echter niet het geval. We zijn een gedecentraliseerde eenheidsstaat. Weliswaar kiezen de leden van Provinciale Staten de leden van de Eerste Kamer, maar daarna bestaat er geen enkele binding tussen Senaat en provinciale volksvertegenwoordiging. De Eerste Kamer is overigens evenmin gebonden aan een regeerakkoord. Dat bindt slechts fracties in de Tweede Kamer. In de praktijk echter weet een regering zich ook in de Eerste Kamer verzekerd van de politieke steun van die fracties wier partijen in de Tweede Kamer de regering steunen.