publicatie

Spanning oktober 2010 :: Geen woord over de bankencrisis

Spanning, oktober 2010

Geen woord over de bankencrisis

De financieel-economische paragraaf in het regeerakkoord werd door Kees de Kort, de beurscommentator van BNR Nieuwsradio, als volgt omschreven: ‘Het ontkennen van de realiteit, het vooruitschuiven van het nemen van maatregelen, en hopen dat het in de toekomst beter gaat’. Het opmerkelijkste aan de financiële paragraaf is inderdaad vooral wat er niet in staat. Geen woord over bankregulering, geen woord over verlaagde pensioenen, geen woord over woekerpolissen.

Tekst: David Hollanders en Jasper Laros foto: Thomas Schlijper / Hollandse Hoogte

Aan de desbetreffende cijfers kan deze oorverdovende stilte niet liggen. Sinds 2008 is er 100 miljard vrij gemaakt voor banken en verzekeraars, werd 1,5 miljard euro geleend aan IJsland, werd 4,5 miljard euro geleend om de banken uit de brand te helpen die aan Griekenland hadden geleend, werd er voor 200 miljard euro aan kredieten gegarandeerd, verloren pensioenfondsen 200 miljard euro, en werd de woekerpolisaffaire afgekocht voor 3 miljard terwijl de schade daarvan door econoom Arnoud Boot op minstens het tienvoudige wordt geschat.

De belangrijkste verandering in de financiële sector is sindsdien te vinden in de boekhoudregels. De accountants zijn, zoals Kees de Kort het zei, op vakantie gestuurd. Dat viel te verwachten. Maar van toezichthouders en politici mag meer worden verwacht dan deze vorm van ‘pretend and extend’ en ‘pray and delay’ zoals economen het tegenwoordig noemen. Oftewel: toezichthouders en politici doen alsof hun neus bloedt en schuiven de problemen voor zich uit.

De nieuwe regering vraagt zich niet af hoe het zo ver is gekomen en of geld bijdrukken nu wel een goede maatregel is. Maar vooral vraagt men zich niet af hoe een kredietcrisis in de toekomst vermeden kan worden. Daarmee is het kaasschaven van 18 miljard net zo effectief voor het oplossen van de kredietcrisis als het blussen van een uitslaande brand met een lekkend waterpistooltje waar sowieso geen water in zit.

Geld biijdrukken

Dikwijls wordt de overheid ervoor geprezen dat ze in 2008 een totale ineenstorting van de banken en daarmee van de economie heeft voorkomen. Daar zit in zoverre iets in dat de overheid in 2008 voor de keus stond: of banken failliet laten gaan of geld bijdrukken. Het laatste is gedaan. Maar of dat een grote klap heeft voorkomen of juist een nog grotere heeft uitgesteld, daarover is verschil van mening.

Geld bijdrukken klinkt wat kort door de bocht. Het zit dan ook net wat ingewikkelder in elkaar. Niet de nationale overheid drukt geld bij maar de Europese Centrale Bank. De ECB leent dit aan banken tegen 1% rente. Banken lenen dit geld weer aan overheden tegen een rente van 4% tot 9%. De banken hebben hiermee, in de woorden van econoom Willem Buiter, een geldmachine cadeau gekregen.

Geldcreatie is schuldcreatie

Maar als er geld gecreëerd wordt, dan gebeurt dat in de vorm van schuld. Omdat het meeste betalingsverkeer giraal plaatsvindt, moet men het bijdrukken van geld tegenwoordig niet meer voor zich zien als drukpersen die nieuwe bankbiljetten drukken, maar vooral als een uitbreiding van de kredietverlening. Met dat krediet is het mogelijk om betalingen te doen zonder dat er bankbiljetten over tafel gaan. Maar een krediet is altijd ook een schuld, van de debiteur bij de crediteur. Geldcreatie is tegenwoordig dus per constructie schuldcreatie. De kredietcrisis is het gevolg van een explosie van schulden en daarmee dus ook van de geldhoeveelheid. Hierdoor zijn de prijzen van goederen toegenomen (inflatie) alsook de prijzen van huizen en aandelen (die voor het overgrote deel met geleend geld worden ‘gekocht’). De fiscus stimuleert dit door hypotheekrenteaftrek en renteaftrek van winstbelasting. Dat geld tegenwoordig ontstaat door een toename van schulden geldt niet alleen voor de ECB maar ook voor gewone banken. Als een bank een hypotheek verstrekt, dan drukt ze als het ware geld bij. Dat geld verlaat de bank dan als schuld. En als een krediet – voor een huis, auto of studie – verstrekt wordt, dan wordt dat met ‘bijgedrukt’ geld gedaan. De geldhoeveelheid wordt dus groter.

Dreigende faillissementen Over de schuld moet ook rente betaald worden. Hierdoor wordt de schuld groter. Maar de geldhoeveelheid wordt niet groter, die blijft gelijk. Wie een lening terugbetaalt kan immers zelf geen geld bijdrukken.,. Dit betekent dat de geldhoeveelheid kleiner is dan de som van de schulden. Met als gevolg dat zelfs als iedereen vanaf nu netjes zijn schulden afbetaalt, er simpelweg niet genoeg geld is om alle schulden af te lossen. Meer geld bijdrukken is dus geen optie, want dat vergroot in even grote mate (en door de rente in nog grotere mate) weer de schulden.

Door die schuldcreatie zijn faillissementen in het geldsysteem ingebouwd. Nu is een failliete bakker op de hoek weliswaar een persoonlijke tragedie maar uit maatschappelijk oogpunt weer niet zo erg. Maar als er heel veel bakkers failliet gaan, dan gaan de banken – bij wie de bakkers schulden hebben – ook failliet. Banken zijn zeer wankel, omdat zij zelf ook veel schulden hebben (weinig eigen vermogen). Een paar wanbetalingen is al genoeg om ze in de problemen te brengen. ING heeft een balanstotaal van 1.200 miljard, maar het verlies op Alt-A hypotheken in 2008 van 10 miljard bracht de bank al in de problemen. Waarom? Omdat van die 1200 miljard slechts 35 miljard eigen vermogen is, de is rest geleend. Indien er nog een paar hypotheekpakketten in waarde dalen, dan kan ING niet meer aan zijn verplichtingen voldoen. En dit is nog onder de veronderstelling dat die 1.200 miljard goed geboekhoud is, wat niet noodzakelijkerwijs het geval is bij banken. Kortom, overheden en de ECB staan in het huidige geldsysteem steeds voor de keus: laten we een bank failliet gaan of drukken we geld bij? Dat laatste is een korte-termijn oplossing, het lost uiteindelijk niets op. Het verplaatst alleen schulden van de private sector naar de overheid. En omdat de geldhoeveelheid vergroot wordt, kan er (hyper)inflatie ontstaan. Schulden verminderen Een op schuld gebaseerd geldsysteem leidt tot faillissementen of inflatie.

Econoom Von Mises schreef hierover:

“There is no means of avoiding the final collapse of a boom brought about by credit expansion. The alternative is only whether the crisis should come sooner as a result of a voluntary abandonment of further credit expansion, or later as a final total catastrophe of the currency involved.”

Het verdient dus aanbeveling om na te denken over een beter geldsysteem of in ieder geval – laten we de lat niet te hoog leggen – over een vermindering van de schulden. Concrete maatregelen daartoe zijn het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek (die inmiddels een kostenpost van 15 miljard is), het verhogen van de kapitaaleisen voor banken die geld willen lenen, het afschaffen van de renteaftrek bij de winstbelasting, het voorkomen dat private equity en hedge funds met geleend geld speculeren, het ontmoedigen van schuld-gefinancierd beleggen door een BTW op financiële transacties (Tobintaks). Een andere goede maatregel zou zijn dat banken pas bonussen en dividend mogen uitkeren als alle schulden aan spaarders zijn afgelost (winstinhouding).

De vraag is of het overheden en toezichthouders lukt om de enorme schulden op ordentelijke wijze af te wikkelen. Er wordt nu inderdaad iets aan bankregulering gedaan door het zogenaamde Basel 3-akkoord (iets meer eigen vermogen). Dat is op zichzelf positief, maar de maatregelen zijn uitgesteld tot 2019 en het werkelijke probleem – een gelijktijdige explosie van schulden, geldhoeveelheid en aandelen- en huizenprijzen – wordt er feitelijk niet door opgelost. Juist van partijen die zich laten voorstaan op deugdelijk financieel beleid had veel meer mogen worden verwacht. Dat geeft oppositiepartijen de mogelijkheid en misschien ook wel de plicht om het beter te doen.