publicatie

Spanning januari 2010 :: Socialistische campagnes, toen en nu

Spanning, januari 2010

Socialistische campagnes, toen en nu

Nederlandse socialisten voeren al ruim een eeuw verkiezingscampagnes. De eerste keer ging dat er nog niet zo gelikt aan toe als tegenwoordig. Altijd was de inzet uiteraard om zo veel mogelijk mensen ertoe te bewegen hun stem uit te brengen op een socialist. In dit artikel zal ik een aantal verkiezingen uit dat verleden in de herinnering roepen om aan te geven dat er verschillen bestaan tussen onze campagnes en die van onze vroegere geestverwanten maar zeker ook overeenkomsten. Het begrip geestverwanten moet de lezer hier trouwens in ruime zin opvatten, want als we al die socialisten van toen en nu in één kamer zouden kunnen zetten dan zouden ze elkaar eerst heel wat uit te leggen hebben. Ook is er aandacht voor de ervaringen van vroegere socialisten in de gemeenteraad.

Tekst: Sjaak van der Velden Illustratie: LEN

De eerste socialist die in de Tweede Kamer werd gekozen, was Ferdinand Domela Nieuwenhuis. De gewezen dominee ontpopte zich binnen de socialistische beweging tot een echte volksheld die in Friesland de bijnaam Us Ferlosser (Onze verlosser) kreeg. In 1887 werd hij door de Friesche Volkspartij naar voren geschoven als hun kandidaat in het district Schoterland. In die tijd was het nog zo dat niet alle volwassenen stemrecht hadden. Vrouwen al helemaal niet en van de mannen alleen diegenen die blijk gaven te beschikken over algemene tekenen van welstand. Niet alleen mochten niet alle volwassenen naar de stembus, maar ook kende Nederland in die tijd nog een districtenstelsel zoals we dat nu nog kennen in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. Dat betekende dat de verkiezingen plaatsvonden in regionale districten. Het land was verdeeld in 100 districten die elk een afgevaardigde naar de Tweede Kamer stuurden.

Domela Nieuwenhuis versloeg uiteindelijk een liberaal en kwam in de Kamer, maar wat ons hier vooral interesseert is hoe er campagne werd gevoerd. Belangrijk was de persoon van Ferdinand Domela Nieuwenhuis die door een onterechte veroordeling tot langdurige gevangenisstraf voor veel mensen een soort martelaar was geworden. Ook belangrijk was echter de activiteit die socialisten al tijden ontplooiden. Ingezonden brieven in dagbladen, propaganda in het eigen blad, verspreiding van speciale verkiezingscouranten, maar bijvoorbeeld ook propagandatochten op de fiets. Alles werd gedaan door de strevers naar een nieuwe sociale orde om hun ideeën te verspreiden. De geschiedschrijver van de Friese arbeidersbeweging Johan Frieswijk beschreef het in zijn Socialisme in Friesland 1880-1900 als volgt: “Avond aan avond gingen de socialistiese propagandisten nu op pad om de kandidatuur van Domela aan te prijzen. Een kiesrechtman als Geert van der Zwaag liep zich het vuur uit de sloffen. Avond aan avond was hij op pad, sprak in kleine rokerige zaaltjes en liep ’s avonds laat of in de nacht terug naar Gorredijk om de volgende ochtend weer op tijd in zijn slagerij te staan.”

Deelname aan het bestuur

Het vertrek van Domela Nieuwenhuis uit de sociaal-democratische beweging en zijn overgang naar het anarchisme betekende niet de ondergang van de sociaal-democratie. Integendeel. De sociaal-democraten wonnen in het hele land aan invloed, ze steunden acties van onderop, waren nauw verbonden met de vakbeweging en hielpen mensen heel direct via hun Bureaus voor Sociale Adviezen. Ook begaven ze zich steeds meer op het terrein van deelname aan verkiezingen voor parlement en gemeenteraden. Wat nog niet echt veranderde was de manier van campagnevoeren. Dat ging nog steeds op dezelfde manier: schriftelijke propaganda en een eindeloze reeks openbare bijeenkomsten om de twijfelende kiezer over de streep te trekken. Wat ook meer en meer toenam was het gebruik van beeldmateriaal, prenten, aanplakbiljetten en andere vormen van propaganda waarbij het gesproken of geschreven woord minder van belang was.

In 1897 werd Jan Schaper voor de SDAP in de gemeenteraad van Groningen gekozen. Als medeoprichter van de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij was hij een overtuigd voorstander van deelname aan verkiezingen. De mannen van de SDAP hadden immers de partij van Domela verlaten omdat zij er zeker van waren in vertegenwoordigende organen veel voor de arbeiders te kunnen betekenen. Was het niet door het veranderen van het beleid dan toch in ieder geval door het gebruik van parlement of gemeenteraad als podium om de socialistische beginselen te verspreiden. Dat laatste lukt in eerste instantie beter dan het tweede want de socialisten kregen heel wat weerstand te verduren. Wendde een aantal Kamerleden zijn hoofd af toen Domela Nieuwenhuis voor het eerst de vergaderruimte betrad, op lokaal niveau was de weerstand niet kleiner. Schaper ondervond dat ook. In het Gedenkboek ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij in Nederland stond het als volgt beschreven: “Dat in dien tijd de sociaaldemokraat in een gemeenteraad geen benijdenswaardig baantje had, blijkt wel uit het overzicht van zijn werkzaamheden gedurende het eerste jaar van zijn lidmaatschap, dat Schaper in het Arbeidersjaarboekje van 1899 gaf. ‘De meeste mijner voorstellen en amendementen werden verworpen, geen enkele onverkort aangenomen’, zo getuigt hij. Op welk een konservatisme hij stuitte, kan men hieruit afleiden, dat bijv. zijn voorstel om een plan tot uitgifte van gemeentegrond in erfpacht te ontwerpen, verworpen werd met 20 tegen 8 stemmen, en zelfs zijn voorstel tot invoering van bepalingen op de arbeidsvoorwaarden in bestekken van gemeentewerken hetzelfde lot met 24 tegen 3 stemmen deelde.”

Het werken in een vertegenwoordigend bleek echt een zaak van de lange adem te zijn. Als het niet lukte om het beleid om te buigen dan bleek het toch een goede zaak dat socialisten in Kamer of Raad aanwezig waren om zo hun verhaal te kunnen vertellen. Daarom hielden de socialisten het vol, want dat laatste lukte in ieder geval al was het maar doordat de socialistische bijdrage aan het debat in de krant verscheen. Op sommige plaatsen bleek het ook mogelijk om deel te nemen aan het plaatselijke bestuur en een wethouder te leveren. In 1891 kwam voor het eerst een socialist in het gemeentebestuur: Willem Vrijburg werd wethouder te Opsterland. Deelname aan het bestuur hield echter wel in dat er compromissen moesten worden gesloten. Dat zat uiteraard niemand echt lekker, maar was onvermijdelijk. Het doen van concessies hield echter ook een risico in. De eigen standpunten verwaterden soms en met het doel om mee te kunnen besturen werden wel eens compromissen gesloten die ingingen tegen alles waar de sociaal-democratie altijd voor had gestaan. Het bekendste voorbeeld hiervan is dat de socialistische partijen in vrijwel alle landen stemden voor de oorlogsbegrotingen toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Ook in ons land was dat het geval toen fractievoorzitter Troelstra in de Tweede Kamer verklaarde dat het nationale belang nu de nationale verschillen moest overstemmen. Dit loslaten van de internationale solidariteit en het antimilitarisme was het eindpunt van een ontwikkeling. Er werden steeds meer standpunten prijsgegeven of op de lange baan geschoven. Een kleine groep was hier zo ontevreden over dat zij zich van de SDAP afsplitsten en voor zichzelf begonnen. Al in 1909 richtten zij een nieuwe partij op die zich principiëler opstelde dan de SDAP deed. Later ontwikkelde deze nieuwe partij zich tot de communistische partij (CPN). De CPN handhaafde weliswaar de oude socialistische standpunten, maar bleef altijd in de marge opereren. Dat laatste was onder andere een gevolg van de fixatie van communisten op de Sovjet-Unie waar geestverwanten aan de macht kwamen, maar die macht gruwelijk misbruikten.

De oude SP

CPN’ers en SDAP’ers voerden in het vervolg campagne op vrijwel identieke wijze. Ook niet-socialistische partijen waren toen nog op die methode aangewezen, maar die voerden geen acties zoals de ‘roden’ in al hun schakeringen wel deden. In het boek van Ron Blom over De oude Socialistische Partij van Harm Kolthek staat beschreven hoe die SP eigenlijk nauwelijks campagne voerde. Ze moest het vooral hebben van de contacten met de vakbeweging en de rol die SP’ers tijdens stakingen speelden. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1919 behaalde de SP twee zetels in Den Bosch. Blom schrijft daarover: “De Bossche afdeling bleef ondanks het succes bij de verkiezingen vrij klein. De contributie-inkomsten waren niet hoog. Propagandistische activiteiten bleven beperkt tot een enkele openbare bijeenkomst, voorafgaand aan de verkiezingen.(...) Geen dagblad was bereid een advertentie of berichtje op te nemen. Er waren problemen met de vergunning en geen enkele drukkerij wilde pamfletten drukken. ‘Inderhaast werden er uit kranten wat groote letters geknipt en die werden samengevoegd tot een aankondiging. Zóó werd er ’n reclamebord gemaakt en daarmede werd Donderdag door Den Bosch geloopen’, schreef de Bossche correspondent in Recht voor Allen.” Uiteraard kwamen de SP’ers niet in aanmerking voor een wethouderszetel, maar ze weerden zich in de raad wel geducht. Bijvoorbeeld toen de kwestie aan de orde kwam van een salarisverhoging voor de burgemeester, maar ook bij de debatten over de bezoldiging van politieagenten, marktmeesters en lantaarnopstekers. Na enkele jaren was de rol van de SP uitgespeeld ondanks haar worteling in een deel van de bevolking. De doorbraak naar een groter publiek dan de sigarenmakers en actieve vakbondsleden bleef namelijk uit.

Radio en televisie

Er kwamen steeds meer nieuwe middelen bij die ook socialisten konden gebruiken. Het gebruik van kleurendruk en foto’s werd goedkoper en daardoor toegankelijker, maar het vernieuwendste was de oprichting in 1925 van een radio-omroep, de VARA. Die gaf de mogelijkheid om een breder publiek te bereiken dan met artikelen in de eigen pers. Ook trokken de SDAP-propagandisten het land in met een eigen bus.

In feite veranderde er niet veel in de verkiezingspropaganda tot de komst van de televisie. In 1951 zond de VARA haar eerste televisieprogramma uit en dat was het begin van een nog wijdere verspreiding van het eigen gedachtegoed. De communistische verkiezingspropaganda moest het in die jaren overigens nog steeds hebben van het verspreiden van folders en ander gedrukt materiaal, en natuurlijk het dagelijks werken in buurt en bedrijf. Bij de opvolger van de SDAP, de PvdA, was van dat laatste steeds minder sprake. Die baseerde zich als onderdeel van het establishment vanaf de jaren vijftig vrijwel uitsluitend op de propaganda in de media. De terugkeer naar de oude socialistische aanpak kwam van de ‘nieuwe’ SP toen die in 1974 voor het eerst deelnam aan verkiezingen.

SP-deelname 1974

In 1973 nam de landelijke leiding het besluit om mee te doen aan de gemeenteraadsverkiezingen van mei 1974. De afdeling Oss zag hier als enige niets in, maar liet zich al snel overtuigen. In de woorden van de leiding: “Wij moeten zo veel mogelijk gebruik maken van de speelruimte die het kapitalistisch systeem ons biedt om propaganda te maken voor het socialisme. Vanaf de gemeenteraadstribune kunnen we voor een groot publiek ons standpunt duidelijk maken op vele gebieden van het maatschappelijk leven.” Oss was snel overtuigd en ging aan de slag. Kees Slager vat in zijn Het geheim van Oss Een geschiedenis van de SP de campagne die Oss voerde kort samen: “De verkiezingscampagne bestaat vooral uit praten met de collega-arbeiders in de fabriek en met de wijkbewoners tijdens de colportage(...)In een pamflet dat begin mei in alle wijken wordt verspreid wordt opgeroepen op de SP te stemmen, ‘want op die lijst staan mensen die allemaal keihard hebben gewerkt en dat nog doen en zullen blijven doen. Via hen kunnen we onze problemen ook in de gemeenteraad aan de orde stellen.”

Voor de SP was deelname nieuws. Ook beschouwden de leden het als niet zo heel belangrijk. Een aanwijzing voor het belang dat aan de verkiezingsdeelname werd gehecht is het feit dat De Tribune in drie afleveringen slechts 16 procent van de ruimte aan de verkiezingen wijdde. In de mei aflevering werd het doel van deelname nog eens samengevat: “De SP wekt geen valse illusies. Het zijn echt niet de gemeenteraadszetels die de doorslag geven, maar de massabeweging onder de mensen zelf. Van die massabeweging in de genoemde gemeenteraden een verlengstuk zijn. Ze zal juist in de raadszaal de stem van de gewone mensen laten horen. En de raadszaal gebruiken als tribune voor het socialisme”. De genoemde gemeenten waren: Groningen, Enschede, Utrecht, Leiden, Den Haag, Vlaardingen, Wageningen, Nijmegen, Oss, Nuland, Eindhoven en Heerlen. Het resultaat was voor de SP niet overweldigend want in slechts twee plaatsen kwam ze in de raad. In Nijmegen met 2 (van de 39) en in Oss met 3 (van de 27) zetels, terwijl het in Wageningen en Vlaardingen slechts een fractie scheelde of ook daar was een SP’er in de raad gekomen.

Vanaf dat moment waren er wel gemeenteraadsleden van de SP in Nederland. Aan de werkwijze van de partij veranderde nog niet veel, want men zat er toch vooral met het doel om te laten zien dat het hele systeem ondemocratisch was. Dat is in de loop der jaren aanzienlijk veranderd. Met honderden raadsleden en enkele tientallen wethouders trachten SP’ers hun idealen ook praktisch vorm te geven. Inmiddels voert de SP nog steeds op de oude manier campagne met kranten, flyers en huis aan huisbezoeken. Aan dit repertoire zijn radio- en televisiespotjes toegevoegd en sinds enkele jaren ook de viral movies. De basis van de hele campagne blijft echter het werken in de afdelingen en buurten.

Een eeuw van activiteiten

Als we de socialistische campagnes van de afgelopen honderd jaar overzien, dan is er een constante factor. Socialisten hebben het werken in gemeenteraden, Provinciale Staten, de Tweede Kamer en andere vertegenwoordigende organen nooit als een doel op zich gezien. Het lag voor hen in het verlengde van de strijd voor een andere, een socialistische maatschappij en was daaraan ondergeschikt. In de vroegste periode was men eigenlijk ervan overtuigd dat het zinloos was om te proberen dingen via ‘het parlement’ te veranderen. Later brak het inzicht door dat het mogelijk is om in ieder geval kleine verbeteringen voor elkaar te krijgen.

De grote valkuil waar de hoofdstroming van de sociaal-democratische beweging in viel is dat de partij enkel en alleen nog maar gericht raakte op de verkiezingen. Om het contact met de bevolking niet helemaal kwijt te raken ging men binnen de PvdA over op een uit de marketing overgenomen strategie, het canvassen. In wijken willekeurig aanbellen om een praatje te maken, een folder of een rode roos aan te bieden in de hoop mensen over te halen PvdA te kiezen. Dat het begrip uit de marketing komt zegt misschien al genoeg; de kiezer wordt gezien als een klant die moet worden binnengehaald. Het contact blijft zo beperkt tot deze sporadische bezoekjes.

Socialisten, die immers een betere maatschappij nastreven met meer macht voor de gewone man en vrouw zullen nooit kunnen berusten in het af en toe aankloppen bij mensen. Het werk in de buurten, bedrijven en op andere plaatsen waar mensen zijn is de enige socialis-tische manier van werken, of zoals we dat binnen de SP zeggen: geen fractie zonder actie.