Tribune 07/2008 :: Reportage - Jan Bogaerts zet werk met Karen-vluchtelingen voort

Tribune, juli/augustus 2008

Onzichtbaren in beeld

“Zo’n maatje als Karel vind ik nooit meer”

Jan Bogaerts zet werk met Karen-vluchtelingen voort

Zonder wijlen schrijver Karel Glastra van Loon, maar mét camera en een computerexpert reisde fotograaf Jan Bogaerts terug naar de Karen-vluchtelingen uit Birma. “Karel en ik zouden klootzakken zijn als we niets terugbrachten; ik wil ze leren zichzelf zichtbaar te maken.”

Tekst Maja Haanskorf Foto's: Jan Bogaerts

Een beeldman, dat is fotograaf Jan Bogaerts. Met een passie voor het vertellen van verhalen. “Een schrijver gebruikt daarvoor zijn pen, ik mijn camera”, zegt hij in de tuin van zijn huis even buiten Deurne. Een idyllischer plek is moeilijk te vinden, tussen groene hagen aan de rand van een weiland zitten we aan een zonovergoten tafeltje. Nog maar een paar weken geleden was Bogaerts in Thailand, in het kamp Mae La, waar ruim veertigduizend vluchtelingen uit Birma verblijven. De meesten van hen zijn Karen, Birma’s grootste etnische minderheidsgroep. Het was zijn tweede bezoek; begin 2003 bracht hij een aantal weken door in dit grensgebied tussen Birma en Thailand met de inmiddels overleden schrijver Karel Glastra van Loon. Daaruit resulteerden de roman ‘De Onzichtbaren’ en het fotoboek ‘De Onzichtbaren in beeld’. Later volgde een reizende tentoonstelling van de foto’s. “Sinds die reis heb ik mijn hart verpand aan het lot van deze mensen”, zegt Bogaerts. “Ze zijn op gruwelijke wijze uit hun land verjaagd maar ze zijn enorm creatief en energiek. Die veerkracht wil ik graag overbrengen. Bovendien hebben Karel en ik er zo veel gehaald, we zouden klootzakken zijn als we niets terugbrachten. Daarom ben ik teruggegaan en heb ik er samen met computerdeskundige Paul Siteur het communicatieproject Timelight@MaeLa opgezet. We leren de Karen om via beeld en tekst hun verhalen op het internet te zetten: hun geschiedenis en hun dagelijks leven.”

De Onzichtbaren

In 2003 verschenen de roman ‘De Onzichtbaren’ van Karel Glastra van Loon (1962) en het fotoboek ‘De onzichtbaren in beeld’ van Jan Bogaerts (1948) bij uitgeverij L.J. Veen als twee aparte uitgaven. In 2006 verschenen ze samen in één band. Van de foto’s is een reizende tentoonstelling gemaakt, die in maart 2005 in première ging. Karel Glastra van Loon, toen al ernstig ziek, las daarbij voor uit zijn boek. Enkele maanden later, op 1 juli 2005, overleed hij.

Hoe komt een Brabantse fotograaf in een Birmees vluchtelingenkamp terecht?

“Door Karel. Ik was al jaren met hem bevriend – al sinds hij als jonge, aanstormende journalist bij Nieuwe Revue kwam, waar ik als freelance fotograaf werkte. Het klikte direct, we hadden eenzelfde kijk op de dingen. Dat maak je niet vaak mee. Het was een feest om met hem samen te werken. Toen kreeg Karel van Stichting Vluchteling het verzoek om een boek te schrijven over Birmese vluchtelingen in een kamp in Thailand. Hij heeft daar met zijn vrouw en kinderen drie maanden gewoond en ik ging bij hem langs om samen een artikel te maken voor Vrij Nederland.”

Het werd meer: een boek en een tentoonstelling.

“Ik raakte daar in Mae La zo onder de indruk dat ik iets wilde maken dat beklijft. Je staat daar in dat kamp en eigenlijk moet je huilen. Wat ik aantrof leek een idyllisch paradijs, waar ik meteen wilde wonen. Eerst dacht ik nog dat het leed niet te visualiseren was. Tot ik de pijn zag in de ogen van de mensen. Het verdriet bij kinderen. Je merkt dat mensen vrolijk willen zijn en tegelijk zie je dat er iets is dat jij niet weet, niet begrijpt.”

Had je van tevoren onderzoek gedaan?

“Nee. Ik had twee camera’s mee: eentje voor reportage, een ander voor portretten. Ik stapte in een opgemaakt bedje, Karel had al veel onderzoek gedaan en met mensen gepraat. Zo is ook onze combinatie: ik ben de kijker, intuïtief en extravert en Karel is de denker, introvert maar ook intuïtief. Ik vroeg, Karel antwoordde. Tot mijn komst had hij vooral in het stadje Mae Sot gezeten, daar kon hij onderzoek verrichten. Het kamp Mae La was ook voor hem een shock. Hij zag wat ik deed, mijn impuls komt uit de visuele aanwezigheid van personen en situaties.”

In zijn boek zegt Karel dat je pas werkelijk iets ziet als je echt leert kijken: ‘En om echt te kijken, zegt fotograaf Jan Bogaerts, moet je je laten leiden door het licht.’ Wat een prachtige zin.

“Zoals alleen Karel die kon schrijven. Het klopt dat licht voor mij een waarachtig en vrij uitgangspunt is. Waar is het mooi? Hoe komt er kleur in, mededogen? Een gezicht krijgt bijvoorbeeld iets bruinroods door de okerroze gloed van het ochtendlicht. Dat versterkt de schoonheid. Schoonheid is voor mij het voertuig: pijn raakt meer als je het in schoonheid ontwaart. Deze planeet vind ik geweldig, het is een ongekend bijzondere plek. Al die natuur, van paardenbloemen tot majestueuze wolkenluchten en alles daar tussenin. We maken er alleen zo’n puinhoop van. Ach, ik ben gewoon een herdersjongen met een kudde schapen, die fluit speelt op een heuvel. Door iets moois te maken, bezing ik mijn verbazing over het bestaan.”

Wilden mensen wel op de foto, hoe won je hun vertrouwen?

“Zonder mijn gids en tolk, die zelf Karen is, was het niet gelukt. Hij voelde mij perfect aan. Terwijl ik gewoon Nederlands praatte met de personen die ik fotografeerde, kon ik vertrouwen op zijn vertaling. Hij wist mijn woorden feilloos over te brengen. De mensen zijn blij dat ze aandacht krijgen. Ze zijn hun land uitgejaagd, zitten nu in een kamp en niemand ziet ze. Ze zijn onzichtbaar.”

Nu ben je teruggegaan. Niet alleen, wel zonder Karel. Hoe was dat?

“Zo’n maatje als Karel vind ik niet meer. Ik ben tegen de zestig, dat bouw je niet meer op. Ik heb zo’n belangrijk deel van mijn leven met hem samengewerkt. Ik moest terug, om af te maken waar we samen mee zijn begonnen. Destijds was Karel al les gaan geven in creatief schrijven aan een groep vluchtelingen. Bewoners van het kamp vroegen of ik iets soortgelijks wilde doen met fotografie. Zo ontstond het plan om ze met fotografie te leren zichzelf zichtbaar te maken voor de wereld. Deze reis is voor mij ook het inlossen van een schuld aan de Karen. Het boek en de tentoonstelling zijn voor Karel en mij zo’n succes geweest. Dat wil ik terugbrengen, zij moeten iets merken van wat wij hier hebben gedaan. Daarom zal ik alles doen om de Karen en het huidige project dat Paul en ik hebben opgezet onder de aandacht te brengen. Ik fotografeer al veertig jaar, wat doe ik verder nog in het leven? Ik kan natuurlijk tulpen gaan kweken, maar ik kan ook de diepte ingaan en misschien kan ik iets betekenen voor de Karen.”

Als een echte Don Quichot?

“Natuurlijk. Ik ben nog steeds een waarnemer en kunstenaar, maar wel een die zijn snavel opentrekt. De hypocrisie in dit land gaat me steeds meer tegenstaan. Iedereen is stinkend rijk, het is nooit genoeg. Dan heb ik heimwee naar ‘hullie’. Enkele Karen zijn mijn vrienden geworden. Dat is wel het mooiste, dat je ontdekt dat deze mensen net zo zijn als wij. Als wij in hun situatie zouden zitten, zouden we net zo reageren. Waarom denken we hier op 4 mei niet ook aan deze vrijheidsstrijders? Ze proberen een bezetter te verjagen, net als wij in de jaren veertig. We leven toch in een global village? We schijnen maar niet te willen begrijpen dat er werkelijk genocide wordt gepleegd op het volk van de Karen. Al zestig jaar verzetten de Karen zich tegen deze volkerenmoord, het is de oudste burgeroorlog ter wereld. Het kan best zo zijn dat de militaire junta de hulp aan slachtoffers van de orkaan Nargis saboteert, omdat ruim 60 procent van de getroffenen Karen zijn.”

Is de situatie in Mae La sinds 2003 veranderd?

“Die is verder verslechterd. De Thai willen de Karen niet hebben, het probleem is waar ze dán naartoe moeten. Er vertrekken nu dagelijks zo’n honderd mensen naar de Verenigde Staten. Nederland gaat tachtig vluchtelingen uit een ander kamp opnemen: staatssecretaris Albayrak is ze persoonlijk gaan uitzoeken. De Karen zelf willen het liefst terug naar huis, naar Kawtoelei, hun groene land. In het kamp is geen werk en politieke activiteiten zijn verboden. De Thai gebruiken de illegale vluchtelingen als goedkope arbeidskrachten: voor een hongerloontje werken ze twaalf uur per dag, zeven dagen per week voor Thaise bazen in Mae Sot. In die stad is het alleen maar luxer geworden, grote auto’s, nieuwe restaurants, telefoonwinkels. Bijna niemand weet wat zich hier afspeelt. De Birmese junta zaait verdeeldheid onder de Karen, zodat er ook onderling wordt gevochten. Het is geen toeval dat op 18 februari een leider is vermoord van het KNU, de Karen National Union, die de strijdende groepen bijna met elkaar had verzoend.”

Hoe ziet het project Timelight@MaeLa eruit?

“Er is een weblog online dat door een collectief van vijf Karen wordt gemaakt en beheerd. Paul heeft hun geleerd hoe ze een weblog moesten maken. En hij heeft gezorgd voor het aansluiten van apparatuur en netwerkondersteuning, al die technische zaken. Paul is een echte computernerd die ook mij de afgelopen tien jaar ‘digitaal’ heeft gemaakt. Ik ben met dat groepje aan de slag gegaan met fotografie. Ik liet ze op een vel papier schrijven wat er op een foto te zien moest zijn. Alle ideeën tekende ik op een bord en zo hebben we verder gewerkt tot ze een beeldverhaal konden maken, hun eigen verhaal. Voor het eerst in hun leven hebben ze de mogelijkheden van woord en beeld leren kennen. Dat is de bedoeling, dat zij zelf hun talenten leren gebruiken en zichzelf voor de wereld zichtbaar maken.”

Kunnen de Karen na die twee maanden zelf zorgen voor de voortgang van hun weblog?

“Dat gaat heel behoorlijk, maar voorlopig hebben ze steun en begeleiding nodig. Anders dooft het kaarsje. Stel je voor: het zijn boeren uit de jungle, die gewend zijn te leven met de natuur. Ze vertellen gruwelverhalen, de meest verschrikkelijke dingen hebben ze meegemaakt. Als kind zagen ze hun ouders vermoord worden, of hoe een buurman op een mijn liep. Toch zijn ze positief, ze willen graag leren en ze werken keihard. Er is geld nodig voor infrastructuur, voor begeleiders, voor een vaste plek om te werken. Zo zijn er zonnepaneeltjes nodig om energie op te wekken voor de camera’s en een oplader voor batterijen, dat soort dingen. Met steun van de SP konden we de eerste spullen aanschaffen en de trainingen verzorgen. Mijn droom is dat er twee keer per jaar kunstenaars naartoe gaan om les te geven in fotografie, filmen, schrijven, tekenen, muziek. Cultuur is van levensbelang.”

Wat willen de Karen met hun website bereiken?

“Het moet communicatie van twee kanten worden. Nu al kunnen bezoekers van het weblog hun commentaar achterlaten. Al doende leren de makers hun talenten en creativiteit verder te ontwikkelen. De studenten zijn sterk gemotiveerd om hun kennis over te dragen in de Birmese dorpen waar ze vandaan komen. Ze gaan al regelmatig Birma in, op bezoek bij familie en vrienden. Daar fotograferen ze zich suf. In het kamp zijn mobieltjes en digitale camera’s erg populair. Iedereen hoopt op een terugkeer naar Birma. Langzaam begint het idee te leven dat communicatie een beter middel is dan een wapen. Via hun weblog kunnen ze in contact komen met de wereld buiten het kamp en laten zien dat een prachtige cultuur dreigt te worden uitgeroeid. Ik heb ze aangespoord om dicht bij zichzelf te blijven en over hun eigen leven te vertellen. Maar de verhalen zullen zeker politieker worden, ze voeren tenslotte een strijd. En dan is er het aspect van eigenwaarde: die groeit als ze weten dat ze gezien worden. Het gevoel van minderwaardigheid is in het kamp enorm.”

Hoe willen Paul en jij het project en de situatie van de Karen hier onder de aandacht brengen?

“Het liefst willen we in samenwerking met bestaande organisaties dit project verder uitbouwen. Om publiciteit te krijgen zijn we bezig de tentoonstelling uit 2005 uit te breiden met materiaal dat ik tijdens deze laatste reis heb geschoten. Zo komt er een video-installatie over zes mensen die ook in het eerste fotoboek staan. Ik heb ze geïnterviewd en gefilmd. Op het moment is video de beste en meest intensieve vorm om dicht bij de werkelijkheid te blijven, authentiek te zijn. Tijd, geluid, beweging, het speelt allemaal een rol. Natuurlijk ben ik subjectief, dat wil ik ook, ik maak iets mee en daar doe ik kond van. Ik zit ergens tussen journalistiek en beeldende kunst in. Met de tentoonstelling wil ik eerst Nederland en Europa door en ten slotte naar het gebouw van de Verenigde Naties in New York: dat is de kroon op de intentie het lot van de Karen zichtbaar te maken.”

Voorlopig leef je met de Karen?

“Ja, ik wil eraan bijdragen dat deze mensen en hun cultuur zichtbaar worden. De media bieden een beperkt podium. Kranten worden opgekocht door anonieme concerns, commerciële directeuren zijn tegelijk hoofdredacteur. Waarom zou je over Birma publiceren als je daar geen geld mee verdient? Dus maak ik voor de onzichtbaren een eigen, onafhankelijk podium; via de tentoonstelling, het weblog en een nieuw boek. En daarna? Misschien verhuur ik de boel hier en ga ik op reis, in mijn camper.”

Meer informatie

Getallensymboliek

Op acht augustus 1988 (08-08-’88) kondigden Birmese studenten een opstand aan tegen het regime. Al snel sloten mensen uit alle lagen van de bevolking zich aan. Het leger van de junta sloot daarop alle universiteiten en richtte een bloedbad aan: zeker drieduizend mensen werden doodgeschoten, waaronder veel jongeren. Sindsdien is de datum acht augustus voor veel Birmezen emotioneel vergelijkbaar met onze vierde mei. China steunt de junta, onder andere met wapens, en is steeds meer aanwezig in Birma. In sommige steden is het Chinees de voertaal, terwijl de taal van de Karen officieel verboden is. Dat China dit jaar uitgerekend op acht augustus de Olympische Spelen laat beginnen (08-08-’08), is een belediging voor de vele Birmezen die strijden voor een menswaardig bestaan in vrijheid.

Inhoud