publicatie

SP Tribune 03/2005 :: Het beschamende schemergebied van de oorlog

Tribune, 18 maart 2005

Het beschamende schemergebied van de oorlog

Er is méér, dan zwart en wit

‘Duitsland is, zestig jaar na dato, niet klaar met de oorlog. Wij ook niet.’ Dat schreef Jan Marijnissen onlangs op zijn weblog, toen het bombardement op Dresden in de Tweede Wereldoorlog herdacht werd. In die stad werd een volk van daders een volk van slachtoffers. In andere plaatsen was het weer net andersom. De Tribune laat zes topics de revue passeren, die aantonen hoe complex de totale oorlog was. Conclusie: tussen zwart en wit, goed en fout, slachtoffer en dader zitten veel nuances. En daar zijn we – zelfs met 60 jaar bevrijding in zicht – nog lang niet klaar mee.

Tekst: Rob Janssen

Auschwitz. Geen discussie of nuance mogelijk. Hier werden anderhalf miljoen mensen vergast, uitgehongerd of de dood in gedreven door mishandeling en dwangarbeid. Buiten de gitzwarte episode van de Duitse concentratie- en vernietigingskampen zijn er echter veel schemergebieden in de Tweede Wereldoorlog. De discussies daarover houden de gemoederen nog steeds bezig.

De hel van Dresden

Het bombardement op Dresden is één van de gruwelijkste gebeurtenissen van de Tweede Wereldoorlog. Op 13 en 14 februari 1945 wierpen Britse en Amerikaanse bommenwerpers in twee aanvalsgolven 400.000 bommen op de stad die vanwege haar schoonheid ook wel ‘Elb-Florenz’ (Florence aan de Elbe) werd genoemd. Daaronder veel brand- en fosforbommen en zogenaamde ‘Zeitzünderbomben’, bommen die via een tijdmechanisme pas na langere tijd tot ontploffing kwamen. Dit om het werk van de brandweer te frustreren. In de straten van Dresden ontstond een vuurstorm die alle zuurstof uit de schuilkelders zoog. Mensen stikten, verbrandden levend op straat of vonden de dood onder het puin.

De raid op Dresden is altijd zeer omstreden geweest. Zowel Duitse, Britse als Amerikaanse historici hebben gewezen op het ontbreken van iedere militaire noodzaak om deze hel aan te richten. De stad herbergde geen oorlogsindustrie en speelde geen enkele militair-strategische rol. Wel bevonden zich in Dresden op dat moment zo’n 200.000 vluchtelingen die uit angst voor het Rode Leger westwaarts waren getrokken. Naar schatting kwamen zo’n 35.000 mensen om in het inferno van Dresden.

De rechtsextreme partij NPD (Nationaldemokratische Partei Deutschlands) vergeleek vorige maand het inferno met de holocaust op de joden: de geallieerden zouden een ‘Bommen-holocaust’ uitgevoerd hebben. In Groot-Brittannië denken ze daar anders over. In 1992 werd voor de man die het bevel over de aanval op Dresden voerde, luchtmaarschalk Sir Arthur Harris, een standbeeld opgericht.

Kennissen en buren

Het heersende beeld van Hitler’s bevreesde Gestapo (Geheime Staatspolizei) is, dat het een tot in alle gelederen van de bevolking doorgedrongen organisatie was die het Derde Rijk nauwgezet screende en in een greep van terreur hield. De moderne geschiedschrijving rekent echter af met dat beeld. De Gestapo bleek getalsmatig slechts marginaal aanwezig te zijn onder de mensen. In een miljoenenstad als Berlijn waren tijdens de oorlog slechts duizend Gestapo-functionarissen actief; in geheel bezet Europa naar schatting rond de 30.000. Dat de Gestapo-terreur desondanks toch zulke proporties kon aannemen, was alleen maar mogelijk met de hulp van de bevolking zelf. Met andere woorden: als de burgers zelf niet zoveel kennissen, buren en familieleden hadden aangegeven en verraden, had de Gestapo nooit zoveel mensen kunnen oppakken, martelen, deporteren en vermoorden. ‘We beginnen in te zien, dat het nationaal-socialistische Duitsland een samenleving was die zichzelf in de gaten hield,’ aldus historicus Robert Gellately.

Antisemitisch? Ík?

In 1941 werden in het Poolse plaatsje Jedwabne 1600 joden een schuur ingejaagd die vervolgens in brand werd gestoken. Niemand overleefde. Daarna werden de lijken in een kuil gesmeten. Van die gruwelijke daad werd zestig jaar lang aangenomen, dat hij door de nazi’s werd gepleegd. Totdat in 2001 bekend werd, dat het Poolse dorpsbewoners waren geweest die de massamoord hadden uitgevoerd. Dat inzicht leidde tot een discussie op het hoogste niveau, waarbij diverse Poolse politici aandrongen op herbezinning en confrontatie met ’s lands oorlogsverleden. Maar met name in religieuze kringen stuitte dat op fel verzet.

Niet alleen in Polen zorgen onthullingen over antisemitisme voor heftige, en veelal ontkennende, reacties. Toen Daniel Goldhagen enkele jaren geleden zijn beruchte boek ‘Hitler’s gewillige beulen’ publiceerde, leidde dat in Duitsland tot heftige discussies. Goldhagens conclusie, dat antisemitisme een diep geworteld sentiment in het Duitse bewustzijn zou zijn, was dan ook geen licht verteerbare. Wellicht net zo moeilijk verteerbaar als de wetenschap, dat van alle Europese landen juist uit Nederland relatief de meeste joden gedeporteerd werden.

‘Frau komm’

In de laatste maanden van de oorlog werd ‘Frau komm’ de meest gevreesde uitdrukking in de Oost-Duitse gebieden. Russische soldaten slaakten die kreet, wanneer zij overgingen tot het verkrachten van Duitse vrouwen. Van kleine meisjes tot bejaarden; historici schatten het aantal door Sovjet-soldaten verkrachte vrouwen op anderhalf miljoen. Er zijn verhalen bekend van Duitse vrouwen die in één nacht tientallen malen verkracht werden. Ontelbare slachtoffers pleegden zelfmoord. Daarnaast maakte het Rode Leger zich veelvuldig schuldig aan massale plunderingen, vernielingen en moordpartijen.

Miljoenen Duitsers in Pommeren, Silezië en Oost-Pruisen sloegen over land en zee op de vlucht naar het westen. Velen kwamen om: ze bevroren, verdronken in de Oostzee, of werden vermoord door de Russen. Daarmee kwam de vernietigingsoorlog die Hitler in Rusland had gevoerd als een boemerang naar Duitsland terug.

Een nieuwe vijand, een nieuw bestaan

SS-kamparts Josef Mengele, Gestapo-beul Klaus Barbie, deportatie-planner Adolf Eichmann, kampcommandant Franz Stangl: hun daden zijn misschien de ergste uit de geschiedenis van de mens. Des te verbijsterender is het, hoe gemakkelijk zij – en duizenden andere misdadigers – elders in de wereld een nieuw bestaan konden opbouwen. Zo verdwenen velen van hen met hulp van het Vaticaan naar Zuid-Amerika. Hun ervaring met het uitoefenen van terreur en onderdrukking bleek bijvoorbeeld erg gewild in landen als Chili en Argentinië, waar dictators als Peron, Pinochet en Videla politie-apparaten opzetten naar het voorbeeld van SS, SD en Gestapo.

Tijdens de processen van Nürnberg vlak na de oorlog werden aanvankelijk veel nazi-kopstukken veroordeeld en terechtgesteld, maar na een tijdje zagen met name de Amerikanen er weinig heil meer in. Want inmiddels was het communisme vijand nummer één en concentreerde men zich liever op het rode gevaar. Zo kon het gebeuren dat in Duitsland heel wat mensen met een op z’n zachtst gezegd dubieus oorlogsverleden toch weer op hoge posten in politiek en bedrijfsleven terechtkwamen. Daar komt bij, dat vervolging van nazi-oorlogsmisdadigers ook nu nog maar al te vaak uitmondt in juridische kluchten rond verjaring, uitlevering of gezondheidsklachten van mannen die hun straf al zestig jaar weten te ontlopen.

Heel gewone mannen

In 1997 toerde de tentoonstelling ‘Vernich­tungskrieg. Verbrechen der Wehrmacht 1941-1944’ door Duitsland. De expositie liet zien, dat massamoorden, deportaties en andere misdaden aan het Oostfront zeker ook door ‘gewone’ Duitse militairen en politiemensen werden uitgevoerd. Daarmee rekende de tentoonstelling af met het fabeltje, dat slechts SS’ers, Gestapo-mensen of speciale doodseskaders zich aan misdaden schuldig hadden gemaakt. Maar die conclusie ging er zomaar niet bij iedereen in. Bijvoorbeeld de Beierse christendemocraten van de CSU beweerden onder meer, dat de getoonde foto’s vervalst waren en boycotten de tentoonstelling. In Saarbrücken werd zelfs een bomaanslag op de expositie gepleegd, waarna de Bondsdag zich over de kwestie boog. Het inzicht dat niet alleen bij fanatieke en moordlustige nationaal-socialisten bloed aan de handen kleefde, is tot op de dag van vandaag aanleiding voor felle discussies. In zijn boek ‘Ordinary men’ beschrijft Christopher R. Browning hoe snel en gemakkelijk onopvallende, brave Duitse huisvaders zich konden transformeren tot wrede nietsontziende massamoordenaars in Polen. Dat besef is verontrustend, sinister en realistisch tegelijk.

Literatuur

  • ‘Ordinary men’ – Christopher R. Browning (1992)
  • ‘Soldaten für Hitler’ – Jürgen Engert (1998)
  • ‘Die Gestapo. Mythos und Realität’ – Gerhard Paul/Klaus-Michael Mallmann (1995)
  • ‘Als Feuer vom Himmel fiel. Der Bombenkrieg gegen die Deutschen’ – Der Spiegel (2-5/2003)
  • ‘Die Flucht. Die Vertreibung der Deutschen aus dem Osten’ – Der Spiegel (13-16/2002)
  • ‘Mengele. The Complete Story’ – Gerald L.Posner, John Ware (1998)
  • ‘Eichmann. Symbol of a regime’ – Charles Wighton (1961)
  • ‘Synchronopse des Zweiten Weltkrieges’ – Rüdiger Bolz e.a. (1983)

Inhoud