publicatie

Spanning augustus 2012 :: Inkomensongelijkheid in Nederland

Spanning, augustus 2012

Inkomensongelijkheid in Nederland

Tekst: Tijmen Lucie

Gemiddeld verdiende de rijkste 10 procent van de Nederlandse bevolking in 2010 bijna negen keer zoveel als de armste 10 procent. In de jaren tachtig was dat nog zes keer zoveel. Hieruit blijkt dat de inkomensongelijkheid in Nederland verder is toegenomen.

Groot verschil tussen rijkste en armste 10% van de bevolking

Hoewel de inkomensongelijkheid volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek de afgelopen tien jaar nauwelijks veranderd is, moeten we toch concluderen dat de inkomens van de rijkste en de armste 10 procent van de bevolking in de periode 1980-2010 verder uit elkaar zijn gegroeid. De laagste decielgroep (10%-inkomensgroep) verdiende in 2010 (meest recente cijfers van het CBS) 2,6 procent van het totale inkomen en de hoogste decielgroep 22,9 procent. Dit betekent dat de rijkste 10 procent 8,8 keer meer verdiende dan de armste 10 procent. Kijken we naar het persoonlijk besteedbaar inkomen (in plaats van naar het huishoudinkomen, zoals hierboven is vermeld) dan zijn de verschillen nog groter. Vergelijken we in dit geval de hoogste met de laagste decielgroep dan blijkt dat de rijkste 10 procent ruim 13 keer meer te besteden had dan de armste 10 procent.

Het bovenstaande geldt niet alleen voor Nederland, want uit het rapport Divided we stand: Why inequality keeps rising van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) uit december 2011 komt naar voren dat de inkomensongelijkheid in de afgelopen dertig jaar in de meeste OESO-landen is toegenomen. De rijkste 10 procent van de bevolking strijkt nu gemiddeld 9 keer meer op dan de armste 10 procent. In Duitsland, Denemarken en Zweden, waar de inkomensverschillen traditioneel het kleinst zijn, is deze verhouding 6:1 (tegenover 5:1 in de jaren tachtig). In de Verenigde Staten 14:1 en in Chili zijn de verschillen tussen de hoogste en laagste inkomens het grootst, namelijk 27:1.Voor Nederland is deze verhouding volgens de laatste cijfers van het CBS dus bijna 9:1.

Bijna 1 op de 14 huishoudens leeft in armoede

In 2010 hadden maar liefst 534.000 particuliere huishoudens minstens 1 jaar lang een inkomen dat onder de door het CBS gehanteerde lage-inkomensgrens (940 euro voor een alleenstaande) lag, wat neerkomt op ongeveer 1 op de 14 huishoudens. Dat betekende een toename van 7.000 huishoudens ten opzichte van het jaar daarvoor. Van de 534.000 huishoudens zaten er 152.000 langdurig (4 jaar of langer) onder deze lage-inkomensgrens. Om een indruk te krijgen van de ernst van de situatie: bijna 1,1 miljoen Nederlanders konden in 2010 niet of nauwelijks hun rekeningen meer betalen en hadden geen geld voor goede voeding, een sportclub of nieuwe kleding.

Grote verschillen tussen huishoudens

Het percentage onder de lage inkomens verschilt per type huishouden. Bij eenpersoonshuishoudens komt het vaker voor dan bij meerpersoonshuishoudens, respectievelijk 12,5 en 5,3 procent. Een laag inkomen kwam in 2010 het meest voor bij eenoudergezinnen met minderjarige kinderen. Van hen had ruim 25 procent een inkomen onder de lage-inkomensgrens, waarvan 8 procent al 4 jaar of langer. Ook niet-westerse allochtonen hebben een grote kans op armoede. In 2010 zat bijna een kwart (22,6 procent) onder de grens, waarvan 9 procent langdurig. Dat is 4 keer zo veel als onder autochtonen.

Armoede neemt verder toe

Uit een gezamenlijk rapport van het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Centraal Planbureau van december 2011 komt naar voren dat er eind 2012 naar schatting 60.000 huishoudens onder de lage-inkomensgrens zijn bijgekomen. Volgens de berekeningen groeit het aantal huishoudens onder de lage-inkomensgrens in 2012 naar 588.000 (8,5 procent van alle huishoudens). Deze cijfers overziende is het onbegrijpelijk dat de topinkomens, zoals recentelijk weer naar buiten kwam bij de ouderenzorg, maar blijven stijgen. Wanneer deze ontwikkeling geen halt wordt toegeroepen, zullen de verschillen tussen de hoogste en laagste inkomens steeds verder toenemen en zullen wij niet langer tot de landen met de kleinste inkomensongelijkheid behoren.

Bronnen:

  • Cijfers over inkomensongelijkheid en lage inkomens op: http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication.
  • OESO-rapport Divided we stand: Why inequality keeps rising, december 2011.
  • Centraal Bureau voor de Statistiek en Centraal Planbureau, Armoedesignalement 2011.

Inkomensverdeling in Nederland

Om nu inzicht te krijgen in de verdeling van inkomens biedt de onderstaande infographic uitkomst. Hieruit blijkt dat 904.000 Nederlanders een inkomen hebben van meer dan 54.367 euro en daarmee in het hoogste belastingtarief van 52 procent zitten. Samen verdienen zij 75 miljard. Dat is 24 procent van het totale inkomen in Nederland. Het modale inkomen (dat wat de meeste mensen verdienen) ligt op 33.000 euro bruto. Opvallend is dat maar liefst driekwart van de zelfstandigen hier onder zit. Verder is het zo dat bijna evenveel mannen als vrouwen een inkomen hebben, maar dat vrouwen minder verdienen. Oorzaken hiervoor zijn o.a. dat vrouwen vaker parttime werken en veelal een baan hebben in de zorg of het onderwijs met een relatief laag uurloon. Er zijn 48.000 vrouwen die meer verdienen dan 75.000 euro. Bij mannen zijn dat er 300.000.

Klik op afbeelding voor vergroting