publicatie

Spanning augustus 2012 :: Kunst gaat ons allemaal aan

Spanning, augustus 2012

Kunst gaat ons allemaal aan

Tekst: Tijmen Lucie Foto: Anna van Kooij

Geen sector wordt naar verhouding zo hard getroffen door de bezuinigingen van het rechtse kabinet Rutte-Verhagen als de kunstsector. Hoe kijkt Sophie Lambo, algemeen directeur van het Internationaal Danstheater in Amsterdam, tegen deze politieke afrekening aan? ‘Het tempo en de mate waarin er bezuinigd wordt op kunst en cultuur zijn volstrekt onverantwoord.’

Om te beginnen een lastige vraag: kunt u aangeven wat de waarde is van kunst en cultuur?

‘Kunst zorgt in de eerste plaats voor geestelijk welzijn. Ik bedoel hiermee te zeggen dat zij aanzet tot nadenken. Wanneer je een theatervoorstelling ziet of een museum bezoekt dan word je geconfronteerd met maatschappelijke issues. Dat doet iets met je. Je vormt je een mening over wat je zojuist hebt gezien en gaat vervolgens met anderen in discussie. Daar word je een socialer mens van. Daarbij verschaft kunst plezier. Je kunt je even losmaken van de dagelijkse beslommeringen en genieten van de schoonheid die kunst, in welke vorm dan ook, te bieden heeft. Tot slot is kunst, net als onderwijs en zorg, noodzakelijk omdat je uitdrukking kunt geven aan de wereld om je heen. Om jezelf als mens te ontwikkelen heb je een zekere culturele bagage nodig. Daarom is educatie van kinderen over kunst en cultuur van het allergrootste belang.’

Op kunst en cultuur wordt verhoudingsgewijs meer bezuinigd dan bij andere ministeries. Hoe verklaart u dat?

‘Dit uiterst rechtse afbraakbeleid is er duidelijk op gericht om af te rekenen met de uit de subsidieruif vretende kunstenaar. Dat is het bij de rechtse partijen levende beeld, van een linkse hobby die met ons belastinggeld gefinancierd wordt terwijl er maar een zeer beperkte groep mensen gebruik van maakt. Deze voorstelling klopt natuurlijk van geen kant. Als er één sector is waar efficiënt gewerkt wordt dan is het wel die van de kunst. Dankzij een neergaande economische conjunctuur moeten wij het de laatste tien jaar al met minder middelen stellen en ik kan je verzekeren dat elke euro die wij krijgen nuttig besteed wordt.

Wel vind ik dat de kunstwereld kritisch naar zichzelf moet kijken, want het is een gegeven dat er een behoorlijke kloof is ontstaan tussen de burger en de kunstinstellingen. Wij moeten beter uitleggen waarom kunst zo nodig is. Dat het zowel belangrijk is voor de geestelijke ontwikkeling van de mens alsook voor de economie van het land. Denk maar eens aan die miljoenen buitenlandse toeristen die ons land jaarlijks bezoeken om kennis te maken met ons rijke aanbod aan culturele instellingen. Dat levert de schatkist enorm veel op. Het is dan ook volslagen idioot om meer dan 30 procent op kunst en cultuur te bezuinigen. Je maakt daar de sector echt mee kapot.’

Waarom zijn overheidssubsidies zo belangrijk voor de kunst- en cultuursector?

‘Dankzij deze subsidies kunnen wij iedereen die in de kunst werkzaam is een fatsoenlijke cao aanbieden. Je moet immers niet vergeten dat er in de kunst heel veel mensen werkzaam zijn, die ook gewoon een gezin hebben dat ze moeten onderhouden. Daarnaast zijn subsidies noodzakelijk voor de ontwikkeling van jong talent. Net als in alle andere vakgebieden kost het immers geld om mensen op te leiden. Ook voor de bedrijfsvoering op lange termijn heb je een buffer nodig waar je op terug kunt vallen. Zonder financiële zekerheid zegt anders niemand toe.

Maar het grootste belang van het subsidiestelsel is dat we in Nederland hebben afgesproken dat cultuur van ons allemaal is. Kunst moet voor iedereen toegankelijk zijn. Daarom mogen er geen hoge entreeprijzen gevraagd worden. Je kunt Nederland in dit verband niet vergelijken met bijvoorbeeld de Verenigde Staten, waar veel meer een mentaliteit van ‘ieder voor zich en God voor ons allen’ heerst.’

Wat vindt u van de keuzes die staatssecretaris Zijlstra bij de bezuinigingen heeft gemaakt?

‘Wat je ziet is dat hij duidelijk voor de topinstellingen heeft gekozen. Instituten als het Rijksmuseum, de Nederlandse Opera en het Nederlands Danstheater blijven buiten schot bij de bezuinigingen van 200 miljoen euro.

Jeugddansgroepen en productiehuizen zullen daarentegen verdwijnen uit de basisinfrastructuur. De ontwikkeling van talent komt daarmee ernstig in gevaar. De grote jongens in de kunstwereld moeten nu immers zelf gaan opleiden, maar zijn daar nog helemaal niet op ingesteld. Kijk, dat er ook op kunst en cultuur bezuinigd moest worden kan ik best begrijpen in deze tijd en dat je dan kritisch gaat kijken naar de waarde van een gezelschap of instelling is niet meer dan logisch. Natuurlijk kun je je vraagtekens zetten bij de manier waarop de ontwikkeling van talent is ingericht. Vooral de samenwerking tussen productiehuizen en gezelschappen heeft echt nog wel eens te wensen overgelaten. Dat begint nu uit nood meer van de grond te komen. Ook heeft er de afgelopen jaren een wildgroei aan kunstopleidingen plaatsgevonden. Van een aantal van deze opleidingen kun je je afvragen of ze wel zinvol zijn. Zeker nu veertig procent van de dans-, toneel- en muziekgezelschappen gaat verdwijnen, zal daar het mes in moeten worden gezet.

Maar door het tempo en de mate waarin de bezuinigingen op dit moment worden doorgevoerd, ontneem je de kunst- en cultuursector de mogelijkheid om te anticiperen op de nieuwe situatie. Veel mensen zullen hun baan kwijtraken, maar van een sociaal plan om hen weer aan het werk te helpen is geen sprake. Ik beschouw dat dan ook als slecht werkgeverschap van Zijlstra. Bovendien zullen veel buurtgerichte initiatieven verdwijnen. Laagdrempelige culturele activiteiten, waar ook mensen met een laag inkomen aan kunnen deelnemen, vinden niet langer plaats. Je ontneemt deze mensen daarmee hun ontspanning en remt hen tegelijkertijd in het kennisnemen van nieuwe culturele initiatieven. Ik vind dat eigenlijk te gek voor woorden. We betalen met z’n allen belasting, dus waarom deze groep nog meer treffen?’

Wat vindt u van de opstelling van de Raad voor Cultuur, het wettelijk adviesorgaan van de Nederlandse regering op het gebied van cultuur?

‘Eigenlijk kun je stellen dat de Raad voor Cultuur (RvC) haar functie in deze adviesronde verloren heeft. De kaders waarbinnen de RvC moest opereren waren immers al gesteld. Artistieke kwaliteit is door de staatssecretaris volledig ondergeschikt gemaakt aan geldelijke motieven. De RvC kon dan ook niet anders dan subsidie toekennen aan die instellingen en gezelschappen die voldoende geld opleveren. Zij die dat niet of onvoldoende doen, zullen verdwijnen.’

Wat zijn voor uw eigen werkgever, het Internationaal Danstheater (ID), de gevolgen van de bezuinigingen?

‘Ons probleem is dat wij net in een overgangsfase zitten. Het ID is bijna vijftig jaar lang een gezelschap geweest waar folkloredansen uit de hele wereld werden opgevoerd. Door de invoering van de landelijke basisinfrastructuur (BIS) in 2009, verloren wij een deel van onze subsidie en werden wij gedwongen om te vernieuwen, wat ook nodig was. De overgang van gezelschap als continu bedrijf naar een productiekern die productiegebonden werkt kost echter tijd en die tijd hebben we nu niet. Juist deze zomer gaan de voorstellingen waarin we de nieuwe koers doorvoeren van start. Naar het zich laat aanzien kunnen we niet rekenen op rijkssubsidie (Ministerie van OCW) en is onze enige hoop nog subsidie via het Fonds Podiumkunsten.

Op 1 augustus horen we of onze aanvraag gehonoreerd wordt. Ondertussen zijn we uiteraard bezig met het onderzoeken van mogelijkheden om hoe dan ook deze ontwikkeling voor onszelf door te kunnen zetten. We zullen dus erg creatief moeten zijn de komende tijd.’

Tot slot: hoe ziet u de toekomst voor het Internationaal Danstheater in het bijzonder en de kunst- en cultuursector in het algemeen?

‘Ik blijf absoluut strijdbaar. Ik heb er alle vertrouwen in dat het vernieuwingsproces waar wij nu middenin zitten op termijn zijn vruchten zal afwerpen. Wij zijn klaar voor de toekomst. In zijn algemeenheid denk ik dat de cultuursector zichzelf opnieuw zal moeten uitvinden. Wij moeten meer duidelijk maken dat kunst en cultuur onlosmakelijk met onze maatschappij verbonden zijn. Dat er in de kunstwereld, net als in alle andere sectoren, gewone mensen werkzaam zijn, die een gezin achter zich hebben staan en die zich met grote toewijding voor hun vak inzetten.’

Sophie Lambo (1963) studeerde Theaterwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Na haar studie werkte zij als productieleider en producent voor uiteenlopende opdrachtgevers in de theater-, film- en televisiewereld, zoals de VPRO en Toneelgroep Amsterdam.

Later was zij onder meer hoofdprogrammeur bij theater de Meervaart in Amsterdam en zakelijk leider van het Rotterdamse moderne dansgezelschap Conny Janssen Danst. Vanaf april 2011 is zij algemeen directeur bij Het Internationaal Danstheater in Amsterdam. Zij is getrouwd en heeft twee dochters.