publicatie

Spanning, oktober 2009 :: Het rijke rode leven - Deel 49

Spanning, september 2009

Het Rijke Rooie Leven

Deel 49: Elisabeth Spaan over Rosa Luxemburg (1871-1919)

‘Hoe het socialisme gerealiseerd moet worden ligt verscholen in de nevel van de toekomst’

In De Duitse Revolutie 1918-1919 schrijft de Duitse historicus Sebastian Haffner hoe de sociaal-democraten Noske en Ebert soldaten en matrozen naar Berlijn laten komen om de revolutie een halt toe te roepen. Dat gebeurde in november 1918, vlak na de Eerste Wereldoorlog. De soldaten gaan echter naar huis en de matrozen kiezen de kant van de bevolking. Daarom halen Noske en Ebert paramilitaire vrijwilligers naar Berlijn met de opdracht de ‘muitende matrozen’ neer te slaan en de symbolen van de revolutie, Karl Liebknecht en Rosa Luxemburg, te vermoorden. Tussen 24 december en 29 december worden alle matrozen gedood en op 15 januari 1919 worden Luxemburg en Liebknecht gearresteerd en nog diezelfde nacht vermoord. De revolutie waarop socialisten jaren hoopten werd door Noske en Ebert neergeslagen. Dit verraad van de sociaal-democraten heeft de socialistische revolutie in de kiem gesmoord en de deur opengezet voor het nationaal-socialisme, aldus Haffner, en daarmee de wereld een hoop ellende bezorgd.

Kritisch maar overtuigd

Rosa Luxemburg1 (1871-1919) was een kritisch maar overtuigd socialiste. Ze is geboren in Polen, was lid van de verboden Poolse arbeidersbeweging, en studeerde in Zürich. Haar afstudeerscriptie ging over de industriële ontwikkeling van Polen. Ze is voorstander van een onafhankelijk Polen. Polen is sinds 1795 verdeeld onder Pruisen, Oostenrijk en Rusland. Haar pleidooi is in strijd met het internationale marxisme, maar het streven naar nationale onafhankelijkheid moet volgens haar per situatie bekeken worden.

Ze gaat in 1898 naar Berlijn. Daar wordt ze lid van de SPD, de grootste en rijkste socialistische partij in Europa. In Berlijn publiceert ze twee artikelen die later als Hervorming of Revolutie2 verschijnen. Hiermee vestigt ze haar naam. Het is een antwoord op artikelen van Eduard Bernstein. Volgens hem zal een geleidelijke hervorming van het kapitalisme tot een socialisering van de samenleving leiden. Zij weerlegt minutieus zijn argumentatie en geeft aan dat Bernstein het marxisme teniet doet. Door de strijd te ontkennen die voor een sociale en rechtvaardige samenleving geleverd moet worden, ontstaat passiviteit waardoor de bevolking het moment dat ze in actie moet komen niet meer herkent en verloren laat gaan. In 1890 was de wet tegen het socialisme afgeschaft. Voor de meeste partijleiders van de sociaal-democraten leek toen de socialistische strijd buiten het parlement voorbij. Eduard Bernstein rechtvaardigde dat. August Bebel en Karl Kautsky, de toonaangevende marxisten van dat moment, stemmen openlijk in met haar kritiek maar ondernemen verder niets.

Een oorlogszuchtige drie-eenheid

In De Accumulatie van het Kapitaal (1913), haar meest indrukwekkende werk, is ze ook heel kritisch. Ze stelt dat het in het kapitalisme niet om de productie gaat maar om het vermeerderen van kapitaal. Er is steeds winst nodig. Als de markt verzadigd is, gaat de kapitalist op zoek gaan naar andere afzetgebieden. Door het veroveren van koloniën zal het nieuwe gebieden ‘ontginnen’. Kapitalisme, imperialisme en oorlog vormen een drie-eenheid. Als men dit op zijn beloop laat, als er geen socialistische strijd gestreden wordt, zal de ineenstorting van het kapitalisme wel eens erg lang op zich kunnen laten wachten.

Duitsland dat pas sinds 1870 een staatkundige eenheid vormde, was in die tijd bevangen door de droom van ‘wereldmacht’. Om een wereldmacht te worden moest men Engeland verslaan. Daarvoor was een vloot nodig. Voor expansie van de industrie waren grondstoffen nodig. Duitsland had echter geen vloot en geen grondstoffen. De opkomende industrie bekostigde de vloot, die ook kon helpen bij het veroveren van koloniën. De regeringselite verzamelde zijn legers en stond paraat om het Franse Elzas-Lotharingen binnen te marcheren op zoek naar ijzer en staal.

De dreiging van oorlog hing in de lucht. Rosa Luxemburg schrijft partijfunctionarissen aan om een anti-oorlogsconferentie te beleggen. Niemand reageert behalve haar levenslange partijvriendin Clara Zetkin. Er zijn veel demonstraties. De meeste sociaal-democraten zijn tegen de oorlog. Toch stemt de SPD in het parlement in augustus 1914 voor de oorlogskredieten. Slechts één afgevaardigde komt later op zijn beslissing terug: Karl Liebknecht.

Crisis van de sociaal-democratie

Een kleine groep waaronder Rosa Luxemburg splitst zich af van de partij en noemt zich Spartacus. Luxemburg wordt in februari 1915 gearresteerd en zal met een ‘pauze’ van een half jaar 3,5 jaar gevangen zitten wegens ’veiligheidsoverwegingen’. In de gevangenis schrijft ze artikelen over de crisis van de sociaal-democratie. In de tweede periode van juli 1916 tot november 1918 – ook Karl Liebknecht is in mei 1916 gearresteerd – schrijft ze een reeks pamfletten die onder de naam ‘Spartacus’ worden verspreid. Je kunt ze lezen als een woedende aanval op de sociaal-democratische partij en de Duitse bevolking die zich in de oorlogsroes hebben laten meeslepen. In september 1918 schrijft Rosa Luxemburg De Russische Revolutie. Het is een zeer kritische kijk op wat zich dan in Rusland afspeelt. Hoewel het niet af is wil ze het wel direct publiceren. Het wordt haar afgeraden omdat het de tegenstanders van de Russische Revolutie in de kaart zou spelen. Een paar jaar na haar dood wordt het alsnog gepubliceerd.


Enige fragmenten uit De Russische Revolutie[3]

Hoewel deze fragmenten misschien wat gedateerd overkomen, is de kritiek die Rosa Luxemburg op de gang van zaken in Rusland heeft wel duidelijk.

‘De ontbinding van de Vergadering in november 1917, die tot een grondwet moest leiden, speelt een belangrijke rol in de politiek van de bolsjewieken. Lenin had zelf de bijeenkomst in oktober geëist, waarom was zijn eerste stap dan die ontbinding?

Trotski zegt dat de kandidatenlijsten in die eerste weken van oktober nog teveel oude namen droegen. Dat mag dan zo zijn, maar waarom hebben knappe koppen als Lenin en Trotski niet zonder aarzelen nieuwe verkiezingen uitgeschreven. In plaats daarvan komt Trotski tot de conclusie dat iedere Vergadering niet zal voldoen omdat het door de snelle veranderingen van de mensen in de samenleving nooit een juiste afspiegeling kan zijn van de bevolking. Nu weerspiegelt het democratische lichaam altijd de bevolking op het eind van de verkiezingen. Maar de geschiedenis en de ervaring leert nou juist dat er ook na verkiezingen een constante stroom vloeit tussen wat bij de bevolking leeft en zijn afgevaardigden. De levende beweging van de massa zorgt juist voor een correctie op ‘het starre mechanisme’ van de democratie.

Hoe democratischer de instituties, hoe levendiger en sterker de polsslag van het politieke leven, en des te directer en completer hun invloed. En moet die levendigheid nu afgeschaft worden ten gunste van rigide partijschema’s en partijleuzen. Natuurlijk heeft iedere democratische institutie zijn beperkingen maar de oplossing die Lenin en Trotski geven, het uitbannen van de democratie, is erger dan de beperking waaraan het lijdt’.

Over het beperkt toestaan van stemrecht zegt ze:

‘Het lijkt het erop dat zij het algemene kiesrecht afwijzen. Kiesrecht is echter geen abstractie maar heeft altijd te maken met de sociale en economische verhoudingen waarvoor het is ontworpen. Het kiesrecht zoals uitgewerkt door de Sovjetregering is bestemd voor de overgangsperiode van de burgerlijke naar de socialistische samenlevingsvorm. Lenin en Trotski geven het stemrecht echter alleen aan degenen die van hun eigen arbeid kunnen leven. Dat stemrecht heeft alleen maar betekenis als het voor iedereen mogelijk is om op basis van zijn eigen werk zich te ontwikkelen en een adequaat menselijk leven te leiden. Maar zoals het er nu in Rusland uit ziet, zijn grote groepen los gerukt van hun baan en bestaan. Niet alleen kapitalisten en grootgrondbezitters maar ook brede lagen van de middenstand en zelfs groepen uit de werkende klasse. Voor een socialistische economie die al tot stand is gekomen is kiesrecht een anachronisme. Maar voor de overgangsperiode naar de proletarische dictatuur geldt dat niet’.

En over de afbraak van de meest democratische uitingen:

‘Persvrijheid, vrijheid van vereniging en vergadering etc., zijn de garanties voor een gezond openbaar leven en politieke activiteit van de bevolking. Zonder deze vrije en onbeperkte rechten is de zeggenschap van de bevolking ondenkbaar. Vrijheid is pas vrijheid als er vrijheid is voor andersdenkenden’.

Volgens haar gaan Lenin en Trotski ervan uit dat de socialistische omwenteling al klaar ligt, maar, zo zegt ze:

‘Dat is jammer genoeg, of misschien wel gelukkig, niet het geval. Het socialisme als een economisch, sociaal en juridisch systeem is iets wat compleet verborgen ligt in de nevel van de toekomst. Wij hebben slechts een paar richtingsaanwijzers. Wij weten min of meer wat wij moeten uitbannen om de weg vrij te maken voor een socialistische economie. Maar voor die duizenden concrete maatregelen ligt er geen sleutel bij de socialistische partij. Daarom moet de gehele bevolking hieraan deelnemen, anders wordt het een socialisme uitgevaardigd van-achter een officiële tafel door een handvol intellectuelen. Het moet het werk zijn van de klasse, niet van een kleine minderheid. Het moet stap voor stap voortkomen uit de actieve deelname van de bevolking.

Men kan van Lenin niet het onmogelijke verwachten, en de bolsjewieken weten maar al te goed dat een revolutie niet met rozenwater wordt gedoopt. Maar het gevaar begint daar waar men van de noodzaak een deugd maakt’.

Tot slot: ‘Maar Lenin en Trotski zijn wel de enigen die kunnen uitroepen: Wij hebben het gewaagd’.


Wat hebben wij nu aan het socialisme van Rosa Luxemburg?

Op 7 oktober 1918 wordt de wapenstilstand afgekondigd, WOI is voorbij. Alle gevangenen krijgen amnestie. Rosa Luxemburg en Karl Liebknecht komen een maand later vrij. Maar het plan om hen te vermoorden ligt al klaar.

Met Rosa Luxemburgs ideeën over democratie, kiesrecht en vrijheid zullen velen het nu, bijna honderd jaar later, wel eens zijn. Haar kritiek op Lenin en Trotski kwam voort uit grote teleurstelling omdat juist waar het socialisme de kans kreeg, geen socialistische basisdemocratie maar een dictatuur van bovenaf ontstond. Overigens stonden toen in de rest van Europa democratie en kiesrecht ook nog op een laag peil.

Ze beschouwt Marx niet als dé autoriteit en het marxisme niet als een vaststaande theorie. Het socialisme is voor haar geen kant en klaar systeem. Haar socialisme richt zich niet allereerst op Erst das Essen und dann die Moral. Haar socialistische economie heeft als doel een samenleving waarin iedereen naar eigen aanleg en ontwikkeling werk heeft zodat men in zijn eigen levensonderhoud kan voorzien. Voor een dergelijke economie zijn nieuwe samenlevingsvormen nodig en er zullen nieuwe situaties ontstaan. Van oude situaties kan men aangeven dat ze niet tot die economie hebben geleid. Maar hoe een nieuwe situatie uitpakt kan men nooit van tevoren weten. Daarom moeten vanaf het begin zo veel mogelijk mensen aan de opbouw van een nieuwe samen-leving deelnemen want juist een zo groot mogelijk aantal deelnemers kan allerlei uitwassen corrigeren, is de stelling van Luxemburg. Die deelname kan op alle mogelijke manieren, via verkiezingen, door massastakingen, door betogingen, demonstraties en onderzoek. Kortom, de bevolking zelf moet de socialistische economie tot stand brengen. Daarbij is een (marxistische) theorie niet de basis maar slechts een leidraad.

Rosa Luxemburg voelde grote verbondenheid met de werkende klasse. De werkende klasse, toen driekwart van de bevolking, moest lange dagen werken en kon nauwelijks aan de armoede ontsnappen. Naast het liberalisme vierde de angst voor voedseltekorten vanwege de groeiende wereldbevolking hoogtij. De loongrens voor werkenden werd daarom ‘wetenschappelijk’ vastgesteld op armoedeniveau om bevolkingsbeperking te ‘stimuleren’. Tegenover de grote groep werkenden stond de veel kleinere groep ‘vrijgestelden’ die niet direct voor hun levensonderhoud van werk afhankelijk waren. Het verzet tegen de armoede en de oproep tot een klassenstrijd kwam vanuit deze veel kleinere, welgestelde klasse. Met dat startpunt in gedachten kan het kritische socialisme van Rosa Luxemburg ook in deze tijd ingezet worden. Je hoeft niet ver te kijken om te zien dat wij, als de veel kleinere welgestelde groep in de wereld, de mogelijkheid hebben om te onderzoeken hoe en waarom de armoede in driekwart van de wereld in stand wordt gehouden. Een oproep aan de armen in de wereld om in verzet te komen, is niet realistisch. Maar wij zouden stap voor stap de drogredenen kunnen openbaren die in theorie de armoede helpt maar in de praktijk deze in stand houdt. Zoals bijvoorbeeld Francine Mestrum, die in haar boek over globalisering en armoede stelt: ‘Ook de veel geprezen microkredieten geven arme vrouwen een zeker laag inkomen, maar ze komen nooit boven dat inkomen uit’.4

Onze eigentijdse angst voor de Chinese economie kan ook ontzenuwd worden. Het argument dat alleen de vrije markt helpt om ‘dat gevaar’ te keren verhult dat wij, als ‘kapitalisten’, zelf de wereldmarkt naar onze hand willen zetten. En dichter bij huis moeten wij laten zien dat door nieuwe ‘sociale’ wetgeving opnieuw een goedkoop in te zetten arme klasse zal ontstaan. Dat niet efficiëntie, bezuinigingen of ombuigingen maar het dogma van de vrije markt onze regeringen al jaren in de greep heeft. Het moet voor iedereen duidelijk worden dat dit dogma, toe-gepast op staatsniveau niet slechts de sociale taken overhevelt naar private ondernemingen maar dat het staatsapparaat zelf minimaliseert. Dat daarmee de zeggenschap van de bevolking over zaken in de eigen samenleving tot onder ‘zeeniveau’ zakt en verdwijnt. Onze democratie wordt zo een lege huls.

Overigens zou het mooi zijn als nu, twintig jaar na de val van de muur, een ‘echte’ liberaal, net zo kritisch als Rosa Luxemburg over het marxisme, het sprookje van de vrije markt zou doorprikken.


  1. Zie voor een uitgebreide chronologische biografie over haar leven en werk: J.P.Nettl, Rosa Luxemburg, with an introduction by Hannah Arendt, Schocken Books 1966.
  2. Dit werk verscheen een paar jaar geleden als Hervorming of Revolutie met een voorwoord en in een mooie Nederlandse vertaling van Pepijn Brandon bij Aksant Amsterdam, 2006.
  3. Deze compilatie van uitspraken van Rosa Luxemburg is geconcentreerd op democratie en kiesrecht. Ik heb hiervoor gebruik gemaakt van The Rosa Luxemburg Reader, ed. by Peter Hudis and Kevin B.Anderson, Monthly Review Press, New York, 2004 blz. 281-310, en Rosa Luxemburg und die Freiheit der Andersdenkenden, zusammengestellt von Annelies Laschitza, Dietz Verlag, Berlin, 1990, blz. 111-163.
  4. Zie ook: www.marxists.org/nederlands/luxemburg/1918/1918rr.htm voor een integrale vertaling.
  5. Francine Mestrum, Globalisering en armoede, Over het nut van armoede in de nieuwe wereldorde, Epo, 2002.

Elisabeth Spaan studeerde politiek staatsrecht en filosofie en is sinds 2000 actief lid van de SP. Ze schrijft een proefschrift over anarchistische en revolutionaire vrouwen, waaronder Rosa Luxemburg, en hun afwezigheid in de geschiedschrijving.