publicatie

Spanning oktober 2009 :: Die Wende

Spanning, oktober 2009

De val van de muur werd in 1989 door velen enthousiast begroet. Nu, twintig jaar later, is een mooi moment om die val en de eenwording van Duitsland te beoordelen. Zijn de verwachtingen ingelost? Zijn de mensen in het voormalige Oost-Duitsland er beter van geworden, zoals toen de hoop was. Hebben ze het economisch beter en voelen ze zich echt vrijer? Maar ook, hoe ervaren de mensen in de vroegere BRD het nieuwe Duitsland? Wat betekenen de ontwikkelingen voor linkse politiek. Een gesprek met twee leden van Die Linke geeft een aardig inzicht in wat onze geestverwanten over de grens bezig houdt.

Niemand wil de Muur terug

Een interview afspreken over de val van de muur en de consequenties voor links in Duitsland en Europa met parlementslid Gesine Lötzsch van Die Linke vijf dagen voor de algemene verkiezingen. Ongelukkiger had ik het bijna niet kunnen plannen. Dat neemt niet weg dat Gesine, die een speciale band met Nederland en de SP heeft, anderhalf uur tijd vrij maakt en onder het genot van een glas wijn en een lunch met mij in gesprek gaat.

Tekst en foto's: Hans van Heijningen

Je bent in de DDR geboren en opgegroeid. Kun je iets vertellen over het milieu waar je uit komt?

“In 1961, zes dagen voor de bouw van de muur ben ik geboren in Berlijn. Terwijl mijn moeder beviel, waren mijn vader en broer in Brandenburg aan het werk. Terwijl de muur van oost naar west dicht zat, keerden zij terug naar Oost-Berlijn. Mijn ouders werkten beiden als documentatiespecialist medicijnen in een researchinstituut. Tijdens hun studie, zo hoorde ik als kind, hadden ze tijdens pauzes vaak gewandeld door Tiergarten, een park dat voor DDR-burgers bijna dertig jaar ontoegankelijk was na de bouw van de muur. Ik had een normale lagere schooltijd en zat op een goede middelbare school, waar het taalonderwijs op een relatief hoog niveau stond. Nadat ik mijn middelbare school af had gemaakt, was ik bijna een jaar uitgeschakeld vanwege ziekte. Daarna heb ik aan de Humboldt-Universiteit Duits en Engels gestudeerd. Mijn promotieonderzoek betrof het oud-Nederlands, dat ik onder andere in Leiden heb bestudeerd.”

Werd politiek jou met de paplepel ingegoten? Waren jouw ouders…

Gesine – die aan één blik op mijn aantekenblaadje dat op zijn kop voor haar ligt genoeg heeft – onderbreekt me. “Nee, mijn ouders waren geen lid van de SED (Oost-Duitse Communistische Partij) om jouw vraag direct te beantwoorden. Het waren wel mensen die zich sterk betrokken voelden bij hun werk. Als kind hoorde ik hen thuis soms hun ongenoegen uitten over het feit dat er op partijniveau over hun werkaangelegenheden gesproken werd zonder dat zij daarbij betrokken werden. Mijn ouders waren maatschappelijk geëngageerde mensen. Mijn moeder was in de vakbond actief en vertrouwenspersoon op haar werk. Zelf werd ik als kind lid van de Pioniersbeweging en later van de FDJ (jeugdorganisatie van de DDR). Daar heb ik leren organiseren en ik leerde er wat zelfstandigheid en het nemen van verantwoordelijkheid betekent. Vergeet niet dat de FDJ zich voor een belangrijk deel met vrije tijdbesteding bezig hield. En daarnaast ook natuurlijk met politiek.”

Dat klinkt goed, maar de DDR wordt toch door veel mensen in Nederland geassocieerd met repressie en bespioneren

van burgers.

“Van sommige zaken, die niet deugden, heb ik pas achteraf via de media kennis vernomen. Wat ik me nog goed herinner is de uitwijzing naar de Bondsrepubliek (West-Duitsland) van de zanger Wolf Biermann in 1976, toen ik veertien was. We hadden toen net een nieuwe leraar staatsburgerkunde, een leuke vent, jong en met lange haren. Die sprak zich openlijk uit tegen de uitwijzing van Biermann. Daarop tekende een aantal ouders protest aan bij de school, waarop onze populaire leraar van school werd verwijderd. Repressie heb ik in die tijd nooit ervaren en de term Stasi heb ik in die tijd nooit gehoord. We hadden het wel over ‘het bedrijf’ en mensen zeiden soms tegen elkaar ‘zorg ervoor dat het bedrijf niet meeluistert’. De zeventiger en tachtiger jaren waren in dat opzicht echt anders dan de jaren vijftig toen de angst bestond dat de koude oorlog op een echte, hete oorlog uit zou draaien. Tegen die achtergrond werd de muur gebouwd.

Zeker in Berlijn kregen wij als burgers goed mee wat er in beide Duitslanden en de rest van de wereld gaande was. We luisterden naar dezelfde muziekzenders als de jeugd in het westen, Schlager Woche, Jazz Berlin… In de tachtiger jaren kwam je niet gauw in de gevangenis vanwege het uiten van een voor de regering onwelgevallige mening. De oppositiebeweging, en dat zeg ik niet om vervelend te doen of de zaak te bagatelliseren, bestond toch vooral uit intellectuelen en was nauwelijks verbonden met werkende jongeren. Voor een deel werden de oppositionelen gedreven door eerlijkheid en stelden zij een daad door naar het westen te vertrekken. In kerken werd er veel gediscussieerd, soms met een hoog naïviteitgehalte, met een heleboel illusies.

Gisteren was ik bij een boeiend gesprek met de schrijfster Daniela Dahn, die in die tijd een van de oprichters van Democratischen Aufbruchs was, een van de vele oppositionele groepjes die later in de CDU opgenomen zijn. In haar boek Overwinnaar, pas op. Zonder oosten geen westen maakt zij op een boeiende en overtuigende manier de Oost-West balans op.”

Wanneer en waarom ben jij politiek actief geworden?

“Op school en later op de Universiteit voerden we binnen germanistiek en cultuurwetenschappen hevige discussies over maatschappelijke vraagstukken. In ’84 ben ik lid van de SED geworden omdat ik op de universiteit wilde blijven werken en daar zoals gezegd inhoudelijk interessante discussies werden gevoerd. Interessante mensen genoeg, waaronder een medewerker die op jonge leeftijd professor was geworden en aanwezig was geweest bij de Bitterfelder Conference, waar het thema ‘intellectuelen en handarbeid’ besproken was. Het leven in de periode na de Tweede Wereldoorlog was vol verrassingen. Ondanks het feit dat hij zich door zijn inhoudelijke positie een hoop problemen op de hals haalde, bleef hij tot zijn dood lid van de partij.”

Klaus Singer, de rechterhand van Gesine, die wetenschapstheorie en –organisatie gestudeerd heeft, is ook bij het gesprek aanwezig. Hij vult aan: “Misschien is het je niet bekend, maar de heftigste oppositie tegen de misstanden in ons land vond plaats binnen de partij. Partijleden, communisten, werden opgepakt en zaten soms jaren vast.” Gesine vervolgt: “Mijn man, die in de jaren vijftig partij-secretaris in Leipzig was, is daar een voorbeeld van. Hij heeft jaren gevangen gezet en is uit de partij gezet omdat hij zich tegen het aanblijven van partijleider Ulbricht verzette.”

De val van de muur…

“De val van de muur kwam ook voor mij onverwachts. Ik had relatief veel bekenden in het westen, collega’s, die soms onder condities werkten waar ik bepaald niet jaloers op was. Ik maakte me na de val van de muur dan ook weinig illusies over mijn eigen beroepsperspectieven in het nieuwe, verenigde Duitsland. Niet dat het mij slecht is vergaan; ik werd als kandidaat van de PDS in de Berlijnse regioraad gekozen, daarna kwam ik in de Bondsdag en officieel kan ik altijd nog terug naar de Humboldt-Universiteit. Mijn man, die in de DDR niet op de universiteit, maar alleen in een researchinstituut werkte, is na de Wende zelfs nog professor geworden. Persoonlijk heb ik weinig reden tot klagen, maar voor veel werkende mensen heeft het verdwijnen van de DDR niet goed uitgepakt. Ongeveer de helft van de mensen heeft van beroep, let wel niet van baan maar van beroep, moeten wisselen. Beroepskwalificaties werden niet erkend, bedrijven en instellingen werden gesaneerd of simpelweg opgedoekt, enzovoort. Mijn vader was net gepensioneerd en mijn moeder had het geluk dat zij met vervroegd pensioen kon gaan. Ze was vooral blij dat zij zich niet gedwongen voelde om deel te nemen aan reorganisatieprocessen waarin mensen elkaar de hersens insloegen om hun werk te behouden.

Veel mensen zijn uiteindelijk goed terecht gekomen, maar er is ook een grote categorie ‘echte verliezers’, mensen die al twintig jaar geen werk meer hebben en maatschappelijk uitgeschakeld zijn. Dan hebben we het niet alleen over zielige gevallen, maar ook over mensen die een goede opleiding genoten hebben. In het oosten heb je complete dorpen die uit ouderen en laag opgeleiden werklozen bestaan, waar getalenteerde vrouwen vertrekken om nooit meer terug te komen. Veel van die mensen zijn geïsoleerd geraakt. Aan ons de uitdaging om die mensen opnieuw bij de maatschappij te betrekken. Dat is voor henzelf belangrijk maar ook om te voorkomen dat ze ontvankelijk worden voor rechtsradicale schijnoplossingen. Linkse critici verwijten ons soms dat wij op die manier het systeem overeind houden. Ik vind dat het onze taak is voor die mensen op te komen en te voorkomen dat ze in een zwart gat verdwijnen.”

Veel SED-leden keerden de politiek na de val van de muur de rug toe. Wat maakte dat jij de overstap maakte naar de PDS?

“Ik moet eerlijk zeggen dat ik eerst even aan de zijkant heb gestaan en bijvoorbeeld niet aanwezig was bij de bijzondere partijdag van november ’89. Die heb ik op tv gevolgd. Maar kort daarna heb ik me kandidaat gesteld bij de verkiezingen in de regio Berlijn en ben toen als volksvertegenwoordiger gekozen. Ik wilde me inzetten voor de belangen van onze mensen. Op dat moment had ik geen idee dat ik voor langere tijd de politiek in zou gaan.

De situatie waarin mensen in de vroegere DDR verkeerden, bleek veel ernstiger te zijn dan ik me had voorgesteld. Er werd bijvoorbeeld serieus gesproken over de vraag of leraren hun kwalificatie mochten behouden. Het draaide erop uit dat ze opnieuw examen moesten doen om hun baan te behouden. Ik heb me ingespannen om de verschillende onderwijssystemen die we in de DDR kenden, te behouden. Naast algemeen onderwijs hadden we namelijk speciale sport-, wiskunde- en cultuurscholen, scholen voor kinderen met bijzondere handicaps, en ga zo maar door. Gelukkig zijn we erin geslaagd die bijzondere scholen te redden.

De algemene tendens was dat alles wat anders was dan in het westen moest verdwijnen. Het wetenschappelijk systeem in West-Duitsland stond rond ’89 op instorten, maar ons universitair systeem werd bij het grof vuil gezet. Met als gevolg dat er wegens plaatsgebrek tegenwoordig honderden studenten op trappen in collegezalen zitten en dat geen student zijn professor persoonlijk kent. Dat was bij ons totaal anders. Daarnaast hadden wij het systeem van tien jaar basisonderwijs, waarbij ruimte ingebouwd was voor praktijkvakken. Nadat daar na de Wende een einde aan is gemaakt, is men nu bezig het wiel opnieuw uit te vinden door praktijkvakken te introduceren.”

Na mijn werk in de regioraad ben ik in 2002 met voorkeurstemmen uit het district Lichtenberg in de Bondsdag gekozen. Petra Pau en ik waren de enige twee leden van de PDS in het Duitse parlement. Aanstaande zondag hoop ik voor een nieuwe termijn gekozen te worden. We gaan campagne voeren totdat de stembussen sluiten omdat uit kiezersonderzoek blijkt dat veel kiezers nog niet weten wat zij gaan stemmen. En elke stem telt, zoals je weet.

Gaan we nog even terug naar de gevolgen van de val van de muur.

“Tijdens de koude oorlog waren zowel Oost- als West-Berlijn bevoorrechte regio’s omdat zij een etalagefunctie in het ‘frontgebied’ vervulden. Burgers die erin slaagden de Muur te nemen, werden in het westen met open armen ontvangen en kregen onmiddellijk werk en huisvesting. Maar ook inwoners van West-Berlijn werden in de watten gelegd doordat zij gebruik konden maken van allerlei subsidies die in andere delen van de Bondsrepubliek niet bestonden. Die privileges (de zogenaamde ‘prikkeldraadsubsidies’) zijn opeenvolgend afgeschaft waardoor de strijd om het bestaan een stuk harder is geworden. Goed opgeleide voormalige DDR-burgers, hebben slecht opgeleide inwoners van West-Berlijn verdrongen en ook op het vlak van huisvesting doen zich veel conflicten voor.”

Klaus Singer

Klaus Singer vult aan: “Sommige zaken waren simpelweg beter in de DDR. Ex-gevangenen kwamen bij vrijlating in aanmerking voor huisvesting en werk en collega’s kregen het dringende verzoek om ervoor te zorgen dat de betreffende persoon een nieuwe kans kreeg om zijn leven te beteren. Dat is wel andere koek dan internetwaarschuwingen dat er een gevaarlijke ex-crimineel bij je om de hoek woont en de praktijk dat mensen die uit de gevangenis zonder kansen de straat op worden geschopt. De Vietnam-oorlog en de coup in Chili, het festival van het politieke lied, wij hadden het gevoel aan de goede kant van de streep te staan. De DDR steunde bevrijdingsbewegingen in Afrika, de revolutie in Nicaragua (waar het Karl Marx-hospitaal gebouwd werd). Wij probeerden een ander systeem te ontwikkelen en waren geneigd veel door de vingers te zien wat achteraf niet goedgepraat kan worden, zoals dissidenten die in de gevangenis kwamen. Dat werd gebagatelliseerd vanwege het zogenaamde hogere belang. Legio intellectuelen en artsen – die minder verdienden dan arbeiders – hebben de DDR op die gronden en niet uit opportunisme verdedigd.”

Is het achteraf gezien een drama of een privilege om in de DDR geleefd te hebben?

“De DDR is het land van mijn jeugd en een mens kiest zijn eigen geboorteland niet. Theoretisch had ik er na mijn studie voor kunnen kiezen om in het westen te leven omdat ik in het kader van mijn studie en werk mocht reizen. Maar waarom zou ik daarvoor hebben moeten kiezen? Ik had boeiend werk en bovendien was ik getrouwd. Het leven in het westen leek mij trouwens helemaal geen lolletje. Geen sprake van dat er duizenden arbeidsplaatsen waren voor mensen die aan de universiteit germanistiek of Nederlands hadden gestudeerd. Natuurlijk was ik bevoorrecht in de zin dat ik kon reizen, wat fijn en belangrijk is.

Qua verhoudingen op de werkvloer deed de DDR echt niet voor het westen onder; de verhoudingen waren prettiger en als werknemer had je meer in te brengen dan bij jullie. Als stewardess bij Lufthansa word je verplicht cosmetica te gebruiken, zelfs als je een huidaandoening hebt. Dat soort excessen deden zich bij ons niet voor. Arbeiders waren belangrijk bij ons.

In de DDR werd ook veel aandacht besteed aan het open stellen van onderwijs voor kinderen van arbeiders en boeren. Toen ik studeerde had ik een studiebeurs van 200 mark, waarvan ik 10 mark huur moest betalen. Daar kon je in die tijd aardig van leven. Ook de positie van de vrouw was in tal van opzichten beter dan die van vrouwen in het westen, al geef ik onmiddellijk toe dat ook bij ons mannen oververtegenwoordigd waren in de maatschappelijke top. Maar in West-Duitsland was de man tot 1977 wettelijk bevoegd om het arbeidscontract van zijn echtgenote te beëindigen…. Absurd en ongelofelijk. Sinds mijn negentiende had ik mijn eigen geld en ik zou van het dak springen als dat niet zo was. Je man om geld vragen om iets te kopen, toestemming vragen om een rekening te mogen openen, dat is toch niet voor te stellen.”

Na de ondergang van de DDR kwam er een privatiseringsgolf op gang. Is dat proces waarin de Treuhand-commissie een sturende rol speelde enigszins ordelijk verlopen?

“Nee, totaal niet. Onze industrie werd van de kaart geveegd. En dat is echt niet alleen te wijten aan de technologische achterlijkheid van het productieapparaat in de voormalige DDR. Voor een deel is concurrerende productiecapaciteit opgekocht en vernietigd. Eenzelfde ontwikkeling dreigt nu plaats te vinden met de Opel-vestiging in Eisenach, die qua technologie tot de modernste bedrijven van Europa behoort. Het proces van privatisering is gepaard gegaan met criminaliteit op grote schaal, waardoor het rechtsgevoel bij veel mensen gekrenkt is.

De grote, agrarische bedrijven die we in het oosten kenden, zitten eveneens in de hoek waar de klappen vallen. De regering heeft een voorkeur voor het particuliere familiebedrijf, een concept waar deze bedrijven niet in passen.

Wie uit het westen kwam en pak en stropdas droeg, kon voor een mark een bedrijf opkopen. Kwam je uit het oosten dan had je het nakijken. Alles werd en wordt verpatst. Op dit moment worden meren die tot het gemeentelijk domein behoren, geprivatiseerd. Wie daar wil zwemmen, vissen of wat dan ook, moet daarvoor gaan betalen. Nee, de strijd met betrekking tot het eigendom is bepaald nog niet ten einde.”

Klaus: “Na het verdwijnen van de DDR kwamen er veel burgers uit het westen die hun oude bezit, huizen en grond, opeisten. Degenen die daardoor getroffen werden kregen ergens anders grond of woonruimte bij wijze van compensatie. En dan gaat het om mensen die ten opzichte van degenen die hun bezit op kwamen eisen, meestal heel veel minder hadden. Veel mensen raakten dus hun werk, grond en woning kwijt. Dat maakt het allemaal extra pijnlijk.”

Hoe is het nu twintig jaar later? Eén maatschappij of twee werelden?

“Twee werelden, absoluut. En dat blijft nog minstens twintig jaar zo.” Klaus: “wetenschappelijk onderzoek toont dat op demografisch en sociaal-economisch vlak onomstotelijk aan. Werkloosheid, hartziekten (in relatie tot stress), armoede onder ouderen, veel mensen in het oosten gaan van een werkloosheidsuitkering naar een nog geringere oudedagsvoorziening. Op die manier worden oude verhoudingen gereproduceerd.“

Je bent dus niet onverdeeld positief over het verdwijnen van de DDR?

“Niemand wil de muur terug (red: uit onderzoek blijkt dat 1 van de 7 inwoners daarvóór is en dat driekwart van de inwoners in het oosten het democratisch-socialisme aantrekkelijk vindt). We zijn vrijer maar sociaal gezien is er ook veel verloren gegaan. Wat me erg stoort is dat de DDR in het westen tot een karikatuur is gemaakt.”

De SED is opgeheven, de PDS is opgericht en vervolgens opgegaan in Die Linke. Zijn het loten van dezelfde boom of

mag je dat zo niet stellen?

“De relatie PDS-SED bestaat; veel voormalige PDS-leden waren daarvoor SED-lid. SED-PDS: ik hoor niet bij degenen die zeggen ‘daar had ik niets mee te maken’. Zo’n opstelling is a-historisch en daar komt bij dat ik me niet schaam voor mijn SED-lidmaatschap. Ik laat me er evenmin op voor staan. Die Linke is een ander verhaal omdat die partij ook veel leden in het westen heeft. De PDS slaagde er nooit in om in deelstaten als Hamburg, Nedersaksen, Hessen en Saarland electoraal te scoren. Met de komst van Die Linke is dat veranderd.”

Hoe zijn jullie kontakten met andere voormalige communistische partijen in Oost-Europa?

“De contacten zijn heel beperkt. In Polen hebben we contacten met intellectuelen en maatschappelijke organisaties, maar niet op partijniveau. Wat Tsjechië betreft hebben we goede contacten met de KP Bohemen, die in het Europese Parlement vertegenwoordigd is. Na ’89 zijn de contacten met zusterpartijen vrijwel weggevallen.” Klaus: “In verschillende landen, waaronder Rusland, hebben partijleiders zich ontwikkeld tot ondernemers die de meest beroerde variant van het kapitalisme in praktijk brengen. Als er iets is, dat het socialisme in diskrediet brengt ….

Hoe moeten we de opmars van Die Linke in het westen duiden?

“Dat heeft met Oost-West verhoudingen niet zoveel te maken. Het komt eerder door iemand als Gerard Schröder met zijn Rood-Groene coalitie. Hun ‘Agenda 2010’, Hartz IV; de harde bezuinigingen die de mensen niet verwacht hadden van sociaal-democraten en groenen. En natuurlijk de persoon van Oskar Lafontaine, zonder hem zou Die Linke er niet in geslaagd zijn om in het westen door te breken, zoals de afgelopen tijd het geval is geweest. Hij wordt bekritiseerd omdat hij autoritair zou zijn en dergelijke, maar je hebt in een dergelijke situatie iemand nodig die zijn rol als leider serieus neemt in plaats van achterover te leunen en te zien wat er gebeurt.”

Klaus: “Het kader van Die Linke in het westen is divers, maar een deel daarvan bestaat uit radicalen die na twintig jaar vruchteloos discussiëren plotseling aansluiting hebben gevonden bij een partij die ertoe doet. In sommige gevallen leidt dat ertoe dat zij een podium hebben gevonden voor kletskoekverhalen waar wij als partij niet verder mee komen. Partijkaders in het westen zouden er goed aan doen om te leren van fouten die wij in het oosten gemaakt hebben. Maar het lijkt erop dat mensen er soms de voorkeur aan geven om die fouten te herhalen. Daar komt bij dat vakbonden in het westen vaak net zo hiërarchisch georganiseerd zijn als bij ons in de DDR-tijd het geval was. Net zoals je in de DDR stalinisten had, heb je in het westen trotskisten en maoïsten die er meer op uit zijn om hun clubbelangen door te zetten dan gezamenlijk de partij op te bouwen. Bij ons in het oosten is er op dit moment sprake van een open discussiecultuur, terwijl er in het westen relatief veel in kleine kamertjes bedisseld wordt, er allianties worden gesmeed en er op congressen zaken door worden gejast. Dat is een uitdrukking van botsende culturen.”

Toch Oost-West binnen de partij?

“Ja natuurlijk. We zijn ontstaan op grond van verschillende maatschappelijke ervaringen. Sinds 1995 besturen wij Lichtenberg, waar we nu een vrouwelijke burgemeester van onze partij hebben. In het westen heeft links nooit bestuursverantwoordelijkheid gedragen en zijn de partijleden radicaler. In het westen zijn meer arbeiders en werklozen lid van de partij, in het oosten is het meer een dwarsdoorsnee van de samenleving. Partijleden in het oosten zijn door de bank genomen hoger opgeleid. De meeste arbeiders in de voormalige DDR willen of niets met politiek te maken hebben of ze stemmen CDU. Dat ze daarmee hun eigen belangen schaden, dringt nog niet echt tot hen door.”

Die Linke in het oosten komen op voor de belangen van gewone mensen maar slagen er niet in arbeiders daarvan te overtuigen?

“In de DDR hadden arbeiders een streepje voor. Maar lid van de SED werden zij ook in die tijd slechts bij wijze van uitzondering. ‘Wij doen ons ding en de staat die kan mijn rug op’, was de heersende mentaliteit. Inmiddels hebben we wat bedrijfsraden en vakbondsvertegenwoordigers binnen onze partij, maar het contact met de arbeiders blijft moeizaam.”

Zijn arbeiders tevreden met de bestaande situatie?

“Nee, helemaal niet. Maar het gevoel ertoe te doen, is er niet. Er verandert toch niets, waarom zou ik een grote bek opzetten en mezelf in problemen brengen? En daar zit helaas iets in. Twintig jaar geleden hadden demonstraties nog enig effect, nu kun je vierentwintig uur per dag demonstreren zonder dat iemand zich daar ook maar iets van aantrekt.”

Klaus vult aan: “Vanuit het oogpunt van de democratie is dat een gevaarlijke ontwikkeling. Maar het valt niet te ontkennen dat dit gevoel vooral onder laag opgeleide mensen sterk aanwezig is. In het oosten van het land wordt massaal naar de commerciële televisie gekeken. Deskundigen in het westen verklaren dat op grond van het twijfelachtig cultureel niveau van de bevolking. Maar volgens mij is dat een oppervlakkige verklaring; de mensen in het oosten staan sceptisch tegenover de publieke omroep omdat die zowel in de DDR-tijd als nu vooral de dominante opvatting van de heersende klasse doorgeeft. Op de ARD is er veel belangstelling voor de CDU, de SPD, De Groenen en de liberalen en heel soms zie je een vertegenwoordiger van Die Linke. Mensen zien dat en zijn niet achterlijk. Mede uit die onvrede kijken ze niet naar wat ze de staatsomroep noemen, maar naar de commerciëlen. Tot verontwaardiging van de spraakmakende elite in het westen: de DDR hoor je volgens haar namelijk te vergelijken met de nazi-dictatuur, maar niet met de Bondsrepubliek.

Er wordt de laatste jaren gesproken over twee Duitse dictaturen. Daarmee wordt het fascisme als tamelijk onschuldig weggezet. Door de regering wordt er 17 miljoen euro uitgetrokken om de Duitse eenwording – en daarmee de ondergang van de DDR – te vieren. Daar staat tegenover dat er maar 200.000 euro uitgetrokken wordt om het begin van de Tweede Wereldoorlog te herdenken. De pompeuze herdenking van de dag van de Duitse hereniging doet me erg denken aan de situatie in de DDR-tijd; hoe ontevredener de mensen waren, des te grootser waren de feesten. Brood en spelen.

Honderdduizenden scholieren worden in het kader van excursies naar Stasi-gevangenissen gebracht waar in de jaren vijftig gruwelijke dingen gebeurden maar wat daarna tamelijk normale gevangenissen waren. En die gevangenissen worden dan vergeleken met Dachau en Buchenwald waar mensen massaal omgebracht werden. In Sachsen heeft dat ertoe geleid dat de vertegenwoordiging van de Joodse gemeenschap de samenwerking met de regering heeft opgezegd uit onvrede met haar herdenkingsbeleid.”

Daniela Dahn

In haar boek Wehe dem Sieger! Ohne Osten kein Westen (Rowohlt Verlag: Reinbek 2009) laat Daniela Dahn zien hoe Oost en West niet zonder elkaar konden bestaan. De markt is uit zichzelf niet in staat gebleken om de mensen een menswaardig bestaan in vrijheid te garanderen. Pas door de opkomst van de arbeidersbeweging en het socialisme voelde het kapitalisme de noodzaak om zijn arbeiders, zijn bevolking een beter leven te geven. Toen na de Russische Revolutie en de uitbreiding van het Oostblok socialisten in een deel van de wereld de macht grepen werd die noodzaak nog urgenter.

Tegenover het wenkende perspectief van een socialistische samenleving ontstond de welvaartsstaat. Na de val van de Muur liet het westerse kapitalisme in de vorm van het neoliberalisme zijn ware gezicht weer zien. Diverse sociale regelingen werden en worden ontmanteld; de markt kreeg weer vrij spel. In de woorden van Dahn: ‘Pas met het zogenaamde socialistische wereldsysteem ontstond de sociale markteconomie en uit het verdwijnen van het reëel bestaande socialisme kwam de uitholling van de sociale markteconomie voort’ (p. 21).

Verkiezingen 27 september 2009:

In Duitsland brengen de kiezers twee stemmen uit. Een op een persoon in hun kiesdistrict en een op een partij. Via een ingewikkeld systeem wordt berekend wie uiteindelijk gekozen zijn.

Met 47,5 Procent van de stemmen in het district Lichtenberg is Gesine Lötzsch opnieuw in de Bondsdag gekozen, een toename van 4,7 Procent.

Die Linke kreeg in Lichtenberg 41,2 procent, in heel Oost-Berlijn 33,8 en in heel Duitsland 11,9 procent van de stemmen.

Van de totaal 622 zetels gingen er 76 naar Die Linke. Ter vergelijking, de SPD kreeg 146 zetels en de Groenen 68.