publicatie

Spanning oktober 2009 :: Die Wende

Spanning, oktober 2009

70 jaar strijd tussen Oost en West

De Berlijnse muur viel in 1989 toen duizenden mensen uit Oost- en West-Berlijn haar te lijf gingen en stukken ervan afbraken. Zo goed was de kwaliteit nou ook weer niet. Het was een massafeest dat door miljoenen over de hele wereld met enthousiasme werd begroet. Er kwam een eind aan het ‘reëel bestaande socialisme’, en de muur was daarvan hét symbool. De geschiedenis van de muur begon ruim zeventig jaar eerder, nog een stuk verder naar het Oosten. In Rusland joegen duizenden mensen de tsaar weg, namen de macht over en begonnen aan een project dat in grote delen van de wereld met enthousiasme werd begroet. Het was het begin van het ‘reëel bestaande socialisme’. Ergens in de zeven decennia die daarop volgden ging er iets goed fout.

Tekst: Sjaak van der Velden

Het is 1917. De wereld zucht al ruim twee jaar onder een wereldoorlog. Europese landen die elkaar al tientallen jaren beconcurreren om land en grondstoffen zijn verwikkeld geraakt in een onontwarbare kluwen van bondgenootschappen. De oude koloniale mogendheden Engeland, Frankrijk en natuurlijk ook Nederland zagen zich geplaatst tegenover de opkomst van nieuwe staten en dan vooral Duitsland. De nieuwkomers wilden ook meedoen aan het verdelen van de wereld om de groeiende kapitalistische economie te stimuleren. Een opeenvolging van kleine conflicten leidde na een onbenullige moordaanslag op de kroonprins van Oostenrijk-Hongarije tot een oorlog waarin vele miljoenen het leven lieten.

Aan het begin van de strijd bestond er in vrijwel alle landen groot enthousiasme. De soldaten die naar het front gingen, werden door juichende mensenmassa’s uitgeleide gedaan. Ook de meeste sociaal-democratische partijen deelden in deze nationalistische euforie, wat door radicaal-linkse mensen het verraad van de sociaal-democratie werd genoemd. Al snel kwamen veel mensen terug van hun oorspronkelijke enthousiasme, want de oorlog bleek een ongekend verschrikkelijk karakter te hebben. Moderne tanks, gifgas, de eerste vliegtuigen; de romantiek van de oorlog bleek niet te bestaan. Bovendien veroorzaakte de oorlog een uitputting van de economie en armoede voor grote groepen mensen.

De volkeren van de oorlogvoerende landen zagen al snel hun fout in. Her en der braken muiterijen van soldaten uit. Stakingen en voedselrellen waren aan de orde van de dag. Ook in Nederland, dat neutraal was gebleven maar wel de gevolgen van de oorlog ondervond.

De Russische revolutie

In het tsaristische Rusland braken begin 1917 ook voedselrellen uit. De onvrede was zo groot dat de roep om een andere regering de val van de tsaar inluidde. Een massale staking in de steden kreeg de steun van de soldaten die waren opgetrommeld om de bevolking in bedwang te houden, want die soldaten voelden ook niet veel meer voor de oorlog. Na enkele dagen ontwikkelde de staking zich in februari tot een revolutie en trad de tsaar af. Er kwam vervolgens op initiatief van de Doema (het parlement) een Voorlopige Regering (VR) waarin de socialist Kerenski de leiding had. Omdat Kerenski de oorlog wilde voortzetten, hield de onvrede aan. Sterker nog, de revolutie die de tsaar dwong om af te treden ging verder. Naast de VR ontstond een schaduwregering van sovjets. De sovjets waren raden van arbeiders en soldaten, en later ook van boeren. Het idee voor dit soort raden stamde uit de mislukte revolutie van 1905, maar leefde nu weer op.

Omdat de oorlog voortgezet werd door Kerenski wonnen de leden van de linkse stroming binnen de Russische sociaal-democratie, de Bolsjewieken, aan invloed. Aanvankelijk waren ze slechts klein maar hun leus Alle macht aan de Sovjets en hun consequente verzet tegen de oorlog maakte de groep van Lenin en Trotski mateloos populair. De steun aan de sovjets was vooral een tactische keuze want Lenin en de zijnen waren ervan overtuigd dat een partij van het nieuwe type zoals zij dat noemden de arbeiders en boeren moest aanvoeren. Niet de arbeiders zelf maar een partij van beroepsrevolutionairen moest voor die arbeiders de macht overnemen. Eind oktober 1917 namen de Bolsjewieken de macht ook daadwerkelijk over, wat werd ondersteund door de gezamenlijke sovjets.

Alleen op de wereld

De revolutie was niet alleen een politieke machtsovername. De hele samenleving was in beroering. Kunstenaars ontwikkelden nieuwe ideeën, vrouwen riepen om emancipatie en fabriekscomités zetten hun bazen af en namen de macht in de bedrijven over. Op het platteland verjoegen arme boeren de grootgrondbezitters en bezetten de landerijen. Het enthousiasme onder veel arbeiders en linkse intellectuelen in de rest van de wereld voor deze machtsovername was groot. Vele duizenden vertrokken zelfs naar Rusland om daar de revolutie te ondersteunen. Dat had te maken met de opstandigheid die overal toenam en er in Nederland toe leidde dat zelfs Troelstra, de leider van de sociaal-democratie, opriep tot een revolutie.

De Bolsjewieken voelden de maatschappelijke onrust goed aan. Het was overigens zo dat de ontwikkelingen in de steden niet altijd goed aansloten op wat er op het immense platteland gebeurde. Natuurlijk, de boeren onteigenden hun landheren, maar ongeletterd als ze waren gingen de artistieke en feministische gedachten aan hen voorbij. Grote delen van de plattelandsbevolking vonden het maar niets, al die veranderingen. Ze vreesden ook de goddeloosheid van Lenin en zijn kameraden.

De tegenstanders van de revolutie, de aanhangers van de tsaar, de grootgrondbezitters en de kapitalisten maakten gebruik van die angst. Daar kwam bij dat de nieuwe regering vrede sloot met Duitsland wat de voormalige bondgenoten verleidde tot gewapende strijd tegen de Sovjet-regering. Zo ontstond een bonte coalitie van tegenstanders van de revolutionaire regering die gewapenderhand trachtte de Bolsjewieken weer uit het zadel te helpen.

Er bleef Lenin en Trotski niets anders over dan het instellen van een militaire regering . Deze stap zette andere aanhangers van de revolutie ertoe om zich ook tegen de Bolsjewieken te verzetten. Anarchisten in de Oekraïne, matrozen in Kroonstad en duizenden stakers in het hele land vormden naast de contrarevolutionaire en interventielegers een bedreiging. Alle hoop was gevestigd op revolutie in de rest van Europa en dan vooral Duitsland. De revolutie daar werd echter met steun van de sociaal-democraten neergeslagen, wat wel het tweede grote verraad van de sociaal-democratie is genoemd.

De Bolsjewieken stonden er alleen voor en wisten slechts met gebruikmaking van terreur de macht te behouden. In 1923 was zo op enkele haarden van onrust na de macht van de Bolsjewieken, die zich inmiddels Communistische Partij van de Sovjet-Unie noemden, definitief gevestigd.

Linkse kritiek

Niet alle marxisten waren gelukkig met de ontwikkelingen in Rusland. Een aanzienlijke groep was van mening dat het vestigen van een socialistische maatschappij niet op terreur door een relatief kleine partij gegrondvest mocht zijn. Ook het idee dat een socialistische samenleving tot stand zou kunnen komen in een onderontwikkeld land als Rusland en dat dit land het ook nog alleen zou kunnen, ondervond veel kritiek. Dat was immers strijdig met de oude gedachte dat het socialisme uit het ontwikkelde kapitalisme voort zal komen en dat het socialisme een internationale beweging is.

Bekende namen onder de criticasters zijn Rosa Luxemburg (zie elders in deze Spanning), de Nederlandse sterrenkundige Anton Pannekoek en zijn landgenoot, de dichter Herman Gorter. De laatste schreef zijn toen beroemde Open Brief aan kameraad Lenin1 waarin hij zich duidelijk uitsprak tegen de ideeën van Lenin en zijn communistische partij. De kritiek baatte echter niet, want volgens het principe ‘de winnaar heeft altijd gelijk’ sloten de meeste marxisten zich aan bij de communistische partijen. Pannekoek en Gorter en aanzienlijke groepen gelijkgestemden in Duitsland en Italië namen afscheid van de communistische partijen, maar niet van het marxisme. Anarchisten die zich aanvankelijk achter de revolutie hadden opgesteld, waren nog teleurgestelder. Zij zagen hun wantrouwen tegen marxisten andermaal bevestigd want ook onder hun aanhangers vielen vele duizenden doden van de rode terreur.

Stalin, de rode tsaar

Na de dood van Lenin in 1924 bleek het niet zijn gedoodverfde opvolger Trotski te zijn, maar Stalin die de touwtjes stevig in handen nam. De strijd om de opvolging ging bepaald niet zachtzinnig. Tegenstanders van de man van staal werden aan de kant gezet en steeds minder was er in de Sovjet-Unie sprake van vrij debat. De kritiek van Trotski op het sovjetbewind kwam trouwens wel een beetje laat. Eerst zette hij zelf een terreursysteem op en toen zich dat tegen hem keerde, kwam hij in verzet. Datzelfde kan van wel meer latere oppositionelen worden gezegd. Ze zagen pas in wat een onmenselijke terreur er heerste toen ze zelf slachtoffer werden, terwijl ze er daarvóór van harte aan meededen.

Veel tegenstanders van de communistische partij kwamen in werkkampen (de Goelag) terecht waar zij gratis meewerkten aan de ontginning van Siberië. Zij vervulden zo de rol die slaven en onteigende boeren speelden bij het opbouwen van het startkapitaal voor het westerse kapitalisme (in marxistische termen de oorspronkelijke accumulatie). Dat kapitaal werd aangevuld door de gedwongen collectivisatie van de landbouw en een voor boeren ongunstige prijspolitiek.

Moskou, 23 augustus 1939. Molotov tekent het pact; Von Ribbentrop staat achter hem terwijl Stalin toekijkt.

Foto: US National Archives / Roger-V Hollandse Hoogte

Het bewind onder Stalin leverde niet alleen slachtoffers op. De centraal geleide economie groeide gigantisch, er kwam gratis onderwijs voor iedereen en terwijl in de westerse wereld in de jaren dertig grote werkloosheid ontstond was daarvan in de Sovjet-Unie geen sprake. Dat was dan ook de reden dat in het kapitalistische westen en de onderontwikkelde landen velen vol ontzag opkeken naar Rusland. Het Sovjetsysteem leek met zijn planmatige economie een geduchte concurrent voor het kapitalisme met zijn vrije concurrentie.

Niet iedereen was daar natuurlijk blij mee. Omdat de Bolsjewieken bedrijven hadden onteigend en de eigenaars niet compenseerden stelden deze ‘slachtoffers’ van de revolutie zich fel op tegenover de Russische regering. Een berucht voorbeeld van zo iemand is Henry Deterding van Shell, die zich ontwikkelde tot een enthousiaste aanhanger van Hitler. De autofabrikant Henry Ford was een andere steunpilaar van de fascisten.

Hitler tegen de communisten

Duitsland dat de Eerste Wereldoorlog had verloren en door de winnaars zwaar was gestraft, zat economisch aan de grond. Toen daar de crisis van de jaren dertig bij kwam, raakten grote delen van de bevolking op drift. Er moest iets gebeuren, de schande van de nederlaag moest worden uitgewist en de schuldigen van de crisis bestraft. De schande kon worden bestreden door de voormalige winnaars terug te pakken. De schuldigen van de crisis werden gezocht in het financiële kapitaal en nog makkelijker in een bevolkingsgroep die model kon staan voor slechte bankiers: de joden.

Kleine groepen rechtse vechtersbazen (Freikorpsen) verbonden zich met rechtse ideologen. Ze vormden een scala aan rechtse partijen die uiteindelijk uitmondden in de Nazipartij van Hitler. Deze partij had een aantal speerpunten waaronder de al genoemde revanche voor de Duitse nederlaag en jodenhaat.

De autofabrikant Henry Ford was een andere steunpilaar van de fascisten

Na het aan de macht komen van Hitler ontketende zijn bewind ook een niets-ontziende strijd tegen communisten, sociaal-democraten, en andere linkse krachten. Deze strijd tegen alles wat links was zorgde voor brede steun onder Duitse industriëlen. Ondanks het revanchisme en het feit dat Duitsland zich niet hield aan het opgelegde verbod zich te bewapenen zagen heel wat westerse regeringen liever Hitler aan de macht in Duitsland dan Stalin in de Sovjet-Unie. Dat ging zover dat geregeld stemmen klonken dat het wel mooi zou zijn als Duitsland en Rusland elkaar zouden bestrijden. Rusland dat door de interventie van 1918 erg achterdochtig was, besloot dat voor te zijn en sloot een verdrag met de Duitsers. In dit verdrag verdeelden Duitsland en Rusland een deel van Oost-Europa onder elkaar.

Uiteindelijk mocht het echter niet baten. Hitler-Duitsland viel nadat het grote delen van Europa had bezet ook de Sovjet-Unie binnen. Slechts een bondgenootschap van vrijwel alle landen tegen Duitsland bleek in staat om een eind te maken aan de Duitse opmars en de Tweede Wereldoorlog die tussen de 50 en 70 miljoen doden had gekost. Weer stonden overwinnaars voor de vraag wat ze met Duitsland aan moesten.

Europa verdeeld

Al tijdens de gevechtshandelingen overlegden de leiders van de grote geallieerde landen Rusland, Engeland en de Verenigde Staten met elkaar over de toekomst. Voor Rusland stond één ding als een paal boven water. Rusland was in betrekkelijk korte tijd twee keer binnen gevallen door westerse landen, dat mocht niet nog een keer gebeuren. Stalin kreeg tijdens de gesprekken met Churchill en Roosevelt voor elkaar dat er een soort buffer tussen de Sovjet-Unie en het westen zou worden gevormd.

Er werden strikte afspraken gemaakt over de invloedssferen van de beide grote machtsblokken die na de oorlog waren overgebleven, het Westen onder leiding van de Verenigde Staten en het Oostblok onder leiding van de Sovjet-Unie. Doordat de Russen een groot aandeel hadden gehad in de nederlaag van de Duitsers waren communisten tamelijk populair onder de westerse bevolking. In Nederland bijvoorbeeld behaalden de communisten in 1946 ruim 10 procent bij de Kamerverkiezingen van dat jaar, in België bijna 13 procent, en in Frankrijk 28,8 procent. In Griekenland waren de communisten zo sterk dat het op een burgeroorlog uitdraaide. Met de hulp van Engelsen en Amerikanen wonnen de monarchisten de strijd echter.

Westerse regeringen vreesden een herhaling van de revoluties die na de Eerste Wereldoorlog waren uitgebroken. Men zette alles op alles om dat te voorkomen. Daarom startte de VS een grootschalig economisch hulpprogramma, de Marshall-hulp, voor de Europese landen. De meeste landen maakten een begin met de opbouw van een verzorgingsstaat om de bevolking tevreden te houden. Voor de zekerheid zetten regeringen en geheime diensten ook stevige repressie in tegen stakers en andere actie-voerders.2

Aan de oostelijke kant van wat inmiddels het IJzeren Gordijn werd genoemd waren de ontwikkelingen anders. De Sovjet-Unie verbood de landen in zijn invloedssfeer gebruik te maken van de Marshall-hulp en overal kwamen communistische partijen aan de macht. Dat ging niet zonder slag of stoot. In Tsjecho-Slowakije hadden de communisten weerstand te overwinnen, maar in 1948 kwam daar een Rusland welgezinde volksdemocratie tot stand. In andere landen (Albanië, Roemenië, Bulgarije, Hongarije) ging het soepeler. In Joegoslavië kwamen ook communisten aan het bewind, maar omdat zij zelfstandig de Duitse bezetter hadden verjaagd konden zij zich onder leiding van Tito onafhankelijk ten op zichte van Moskou opstellen. In 1949 kwam de Communistische Partij van China aan de macht en vergrootte daarmee het deel van de wereld dat tot het ‘socialistische blok’ behoorde.

In wat toen de derde wereld werd genoemd groeide de sympathie voor het sovjetmodel van ontwikkeling zienderogen. In veel landen ontstonden bevrijdingsbewegingen die zich verzetten tegen de koloniale mogendheid. Communisten namen daarin vaak het voortouw, wat de westerse regeringen flink zenuwachtig maakte.

Een aantal keren dreigde de Koude Oorlog tussen de twee blokken te ontaarden in een echte oorlog. In 1950 kwamen ze in Korea tegenover elkaar te staan. Drie jaar duurde die oorlog waaraan ook Nederlandse soldaten deelnamen. Het was een relatief klein regionaal conflict, maar wel een met twee miljoen doden. Ook in 1961 dreigde een oorlog toen de Sovjet-Unie raketten plaatste op het grondgebied van bondgenoot Cuba. De Amerikaanse president Kennedy dreigde met een oorlog als die raketten niet zouden worden verwijderd, maar zover is het niet gekomen omdat de Russen inbonden.

Destalinisatie

In de jaren vijftig was de Sovjet-Unie zeker geen land dat op de rand van de afgrond stond. Als een machtig teken zagen velen over de hele wereld het moment dat een Russische raket de ruimte in ging. De Spoetnik in 1957 en de eerste mens in de ruimte in 1961 maakten de Russische macht duidelijk. Op andere gebieden, cultuur en wetenschap, maakte de SU nog steeds een ontwikkeling door die mensen aan de andere kant inspireerde.

Toch rommelde het in het Oostblok. In 1953 kwamen Oost-Duitse arbeiders massaal in opstand tegen de regering, en in 1956 brak een opstand in Hongarije uit. De levensomstandigheden voor de gewone man en vrouw waren minder rooskleurig dan gewenst. Ook het gebrek aan persoonlijke en politieke vrijheid riep regelmatig weerstand op. Dergelijke onlustgevoelens vermengden zich met een andere ontwikkeling. De oude kaders, de mensen die de Russische revolutie nog hadden meegemaakt, verdwenen langzaam van het toneel. Zo blies in 1953 ook Stalin de laatste adem uit.

De nieuwe leidinggevenden wilden onder de druk van de communistische partij uit. Deze geprivilegieerde bureaucratische klasse stelde andere eisen aan de maatschappij dan de oude partijrotten3. Onder druk van deze managers zagen de leiders van de communistische partij in dat er zaken moesten veranderen. In 1956 hield Chroesjtsjov een geheime toespraak op het partijcongres van de partij waarin hij de opgebouwde mythes rond Stalin ontzenuwde.

Deze toespraak was het begin van het einde. Hoe meer leiders van de Sovjet-Unie afweken van de oude lijn, hoe meer de onrust in het Oostblok toenam. De toespraak van Chroesjtsjov leidde tot een scheuring in de communistische wereldbeweging. Het meest in het oog springende was dat China vanaf eind jaren vijftig zijn eigen gang ging. Ook in westerse communistische partijen werd de in die kringen vaak geroemde eenheid in de communistische beweging verbroken. De Nederlandse partijleider Paul de Groot was zo boos over de onthullingen door Chroesjtsjov dat hij hem met een kwinkslag ‘Knoeichef’ noemde.

Onrust en economische crisis

De jaren zestig waren een tijdperk waarin de hele wereld in verzet leek. In de onderontwikkelde landen groeide de strijd tegen regimes die optraden als zetbazen van westerse mogendheden, de laatste koloniën ontworstelden zich aan hun moederland, en in het westen gingen arbeiders massaal in staking. Daarbij zag de wereld een politieke en ideologische crisis doordat mensen in verzet kwamen tegen de door de Amerikanen gevoerde oorlog in Vietnam, godsdienstige zekerheden wankelden, de seksuele moraal onder druk stond en oude waarheden werden bedreigd.

Ook de landen van het reëel bestaande socialisme werden daardoor beïnvloed, hoewel het zeker in de Sovjet-Unie moeilijk was om bijvoorbeeld in staking te gaan. De stalinistische terreur was weliswaar aan het verminderen maar vier decennia staatsterreur ijlden nog steeds na. Toch zijn er grote stakingsbewegingen bekend uit de jaren zestig en zeventig4; ook de Russische arbeiders verzetten zich tegen hun heersers.

Ondertussen ging de strijd tussen de beide blokken verder. De economische groei in de SU sprak nog steeds in grote delen van de wereld tot de verbeelding, terwijl aan de andere zijde van het gordijn de elite in een lastig parket zat. Het aandeel van de lonen in het nationale inkomen groeide door de stakingsbeweging in de westerse landen en de vakbeweging werd een sterke partij. Een aantal landen maakte zich vrij van het westerse kapitalisme en ook in een land als India nam de belangstelling voor een centraal geleide economie toe. Het westerse kapitalisme stond nog steeds ideologisch onder druk. Daar kwam begin jaren zeventig nog een economische crisis overheen. Velen dachten dat het laatste uur voor het kapitalisme had geslagen. Dat bleek een misrekening.

Rechts slaat terug

Het reëel bestaande socialisme kreeg te maken met aanzetten vanuit het westen tot politieke ontspanning van de verhoudingen. Onderhandelingen over de beperking van het kernwapenarsenaal op de wereld werden gevoed door de wetenschap dat beide blokken hun in Jalta afgesproken macht aan het kwijtraken waren. Pogingen als de ‘pingpong-diplomatie’ waarbij de VS begin jaren zeventig toenadering zochten tot China dienden om de tegenstellingen tussen China en Rusland aan te wakkeren, maar ook ter vergroting van de Amerikaanse afzetmarkt.

De wapenwedloop tussen beide blokken was voor beide een molensteen om de nek, maar vooral de Sovjet-Unie leed daaronder omdat het Oostblok geen kans zag de bevolking te voorzien van voldoende consumptiegoederen. Het bleek dat de strakke commandostructuur van de planeconomie door het gebrek aan democratische controle niet genoeg ruimte overliet voor adequate reacties op veranderingen in de vraag5. In het westen lukte dat wel dankzij een groeiend systeem van kredietverlening, waardoor mensen van alles konden kopen waar ze eigenlijk het geld niet voor hadden. Van huizen tot consumptiegoederen.

Ondertussen ging het verzet van delen van de bevolking op de wereld tegen de internationale verhoudingen verder, maar midden in de golf van verzet hergroepeerde rechts zich. Onder de geestelijke leiding van de Amerikaanse inlichtingendienst en Chicago-economen kwam er een bloedig einde aan een links experiment in Chili door de staatsgreep van Pinochet. Chili werd het proefveld voor marktfundamentalisten. In 1979 kwam in Engeland Thatcher aan de macht die enkele jaren later de mijnwerkers een verschrikkelijke nederlaag toebracht en de vakbeweging buiten spel zette. In de Verenigde Staten speelde Ronald Reagan een soortgelijke rol en in andere landen was het niet anders.

Regeringen die het door de economische crisis moeilijk hadden werden door IMF en Wereldbank onderworpen aan het regime van de vrije markt. Overal weerklonk het motto dat de overheid moest terugtreden, de regels moest versoepelen en de markt haar werk moest kunnen doen. In plaats van de centraal geleide economie en de sociaal-democratische verzorgingsstaat moest het vrije marktmodel een kans krijgen van de voorvechters van het neoliberalisme. Zeker na de val van de muur gingen alle remmen los en kwamen alle voordelen van de West-Europese welvaartsstaat in gevaar6.

Waar ging het fout?

Toen de Russische revolutie in 1917 uitbrak, waren veel mensen enthousiast. Een autocraat werd van de troon gestoten en de nieuwe machthebbers introduceerden een alternatief voor het bestaande kapitalisme. Ze nationaliseerden de economie en introduceerden na enkele jaren een planmatig geleide economie. Voor ze dat konden doen moesten ze wel afrekenen met de tegenstanders van de revolutie. Omdat de Russische communisten er van overtuigd waren dat het socialisme door een voorhoedepartij van beroepsrevolutionairen tot stand moest worden gebracht, schakelden ze ook alle medestanders die geen lid waren van die partij uit. Kortom, ze schakelden niet alleen de vrije markt uit maar ook de vrije gedachte.

Daar is het al fout gegaan, maar de latere ontwikkeling is ook het resultaat geweest van de heftigheid waarmee de tegenstanders van de revolutie zich opstelden. Hun agressie tegen het jonge bewind werkte een haast militair bewind in de hand en sloeg de minder autoritaire krachten alle argumenten uit handen. De macht van de sovjetregering kon slechts in stand blijven dankzij het harde optreden van de bolsjewieken tegen rechtse krachten en interventielegers.

In een vrijwel volslagen isolement bouwde de nieuwe staat de economie op. En met succes. Binnen twintig jaar kregen de Russen echter weer een inval vanuit het Westen te verduren. Ten koste van twintig miljoen doden versloegen ze de aanvallers en ook nu krabbelden ze weer overeind. Nog steeds leek de aanpak van de bolsjewieken althans economisch gezien een haalbaar alternatief voor het westers kapitalisme.

Toen het Kremlin ten derde male werd uitgedaagd tot een militair avontuur bleek dat te veel. De door de Amerikanen geprovoceerde gigantische groei van de bewapening maakte het voor de Russische regering onmogelijk om de eigen bevolking materieel veel toe te schuiven. Die bevolking had daar, mede door wat ze zagen uit het westen, echter wel behoefte aan. Ook groeide de onvrede over het autoritaire bewind. Na de nederlaag in Afghanistan en de opkomst van volksbewegingen stortte het Sovjetblok in korte tijd in.

De meest rabiate vormen van neoliberaal bestuur kwamen aan de macht waarbij oude partijleiders erg goed voor zichzelf zorgden en grote sommen geld overmaakten op hun privé-rekeningen. De levensstandaard voor de gewone mensen daalde echter overal. Ook in het Westen! Daar schermden de rechtse machthebbers met de ondergang van een regime dat tientallen jaren een mogelijk alternatief leek voor het kapitalisme. Een alternatief was in hun ogen niet haalbaar en dat lieten ze de resterende socialisten weten ook. Nu het kapitalisme vrijwel wereldwijd in crisis is, lijkt het tijd om dat negatieve standpunt te heroverwegen.

Noten

  1. http://search.marxists.org/nederlands/gorter/1920/1920brieflenin.htm
  2. Zie hiervoor: Witte, G.T., ‘Bevangen door de eenheidskoorts. De Eenheidsvak- centrale en de binnenlandse veiligheid’, in: Bob de Graaff en Cees Wiebes (red.), Hun crisis was de onze niet. Internationale crises en binnenlandse veiligheid, 1945-1960. Den Haag 1994, pp. 15-31
  3. Milovan Djilas, Die neue Klasse. Eine Analyse des kommunistische Systems, München 1963 (oorspr. 1957)
  4. M. Holubenko, The Soviet working class: discontent and opposition, in: Critique. A journal of soviet studies and socialist theory 4, 1975, p. 5-25. Viktor Haynes en Olga Semyonova (red), Workers against the Gulag. The new opposition in the Soviet Union, London 1979
  5. Hans van Zon, De betekenis van de oktoberrevolutie in het derde millennium, in: Vlaams Marxistisch Tijdschrift, jrg 42, nr. 3, 2008, p. 40
  6. Peter Gowan, The ways of the world, interview by Mike Newman and Marko Bojcun, in: New Left Review 59, sept-okt. 2009

Geschiedenis van het oost-west conflict

1917 Russische revolutie 1918 november, einde Eerste Wereldoorlog,

interventie in Rusland door Amerikanen, Engelsen, Japanners, en Tsjechen.

november, Duitse revolutie. In januari 1919 neergeslagen.

1936 Spaanse burgeroorlog. In 1939 overwinning door Franco met steun van Duitsland en Italië. 1939 23 augustus, Molotov-Ribbentroppact tussen Duitsland en Rusland. 1941 22 juni, Duitsland valt de Sovjet-Unie binnen. 1945 4 februari, conferentie van Jalta over toekomst Europa, 17 juli, conferentie van Potsdam, over verdeling van Duitsland in vier invloedssferen, 6 augustus, atoombom op Hiroshima. 1946 Burgeroorlog in Griekenland. De communisten worden uiteindelijk verslagen door nationalisten die steun kregen van Engeland en de VS. 5 maart, Winston Churchill spreekt over het IJzeren Gordijn. 1947 16 april, Bernard Baruch, Amerikaans adviseur, spreekt over de Koude Oorlog. 1949 April, oprichting NAVO, 1 oktober, stichting Volksrepubliek China. 1950 25 juni, begin Korea-oorlog. 1953 Arbeidersopstand Oost-Berlijn. 1955 Oprichting Warschaupact. 1956 Opstand Hongarije door Russisch leger neergeslagen. 1957 Begin Vietnamoorlog. 1961 Bouw van de muur in Berlijn, bij de muur werden tot 1989 222 mensen gedood. 1962 Rakettencrisis Cuba. 1968 Tsjecho-Slowakije, Praagse lente neergeslagen door Warschaupact-troepen. 1973 Regering Allende in Chili door staatsgreep afgezet. 1975 Verenigde Staten trekken zich terug uit Vietnam. 1979 Russische leger trekt Afghanistan binnen. 1980 Stakingsbeweging Polen. 1989 februari, verslagen Russische leger verlaat Afghanistan. mei, Litouwen verklaart zichsoeverein. april-juni, massademonstraties op Plein van de Hemelse Vrede in China. zomer, artikel Fukuyama The end of History.

augustus, twee miljoen demonstranten in Estland, Letland en Litouwen herdenken Molotov-Ribbentroppact. oktober, val van muur en hereniging Duitsland.

1991 Sovjet-Unie valt uiteen. 1992 Verschijnen Fukuyama, Het einde van de geschiedenis en de laatste mens.