publicatie

Spanning, augustus 2009 :: Het rijke rode leven - Deel 47

Spanning, augustus 2009

Het Rijke Rooie Leven

Deel 47: De Tachtiger Frank van der Goes over‘socialistische aesthetiek’

De relatie socialisten en kunst was niet zelden problematisch. Het zou hen alleen gaan om de materiële bestaansvoorwaarden als kiesrecht, loon en huisvesting. Kunst zou dan vooral iets luxueus zijn, meer voor de culturele elite en rijke bourgeoisie dan voor arbeiders. De stalinistische massacultuur in de vorm van het socialistische realisme was het ultieme voorbeeld van de verstikking van de creatiemogelijkheden van de individuele kunstenaar. Al ging hier een kortstondige periode van bloei van het artistieke leven in het nog prille bolsjewistische Rusland aan vooraf. Enkele decennia eerder ontpopte de toen nog sociaal-liberale beurshandelaar en toneelcriticus Frank van der Goes (Amsterdam, 13 februari 1859 – Laren, 5 juni 1939) zich als één van de belangrijkste voortrekkers van de letterkundige vernieuwingsbeweging van de Tachtigers en meanderde van de Radicalen richting het socialisme. Het artikel ‘Over socialistische aesthetiek’ vormt een fraai voorbeeld van een visie op kunst die nog steeds bruikbaar is.

Tweede Gouden Eeuw

In de jaren tachtig van de negentiende eeuw bloeide het culturele leven in de hoofdstad op. Het voortgezet en universitair onderwijs werd krachtig uitgebreid en verbeterd. De muziek, het toneel en de schilderkunst maakten een grootse ontwikkeling door. Deze zogenaamde tweede Gouden Eeuw was tevens een periode van een groeiende arbeidersbeweging, die voor jonge intellectuelen spannend was. Het symboliseerde voor deze ‘dandy’s’ de armoede, de opstandigheid en het geweld. Zonder zich aan te sluiten bij de in hun ogen wat vulgaire arbeidersbeweging, radicaliseerden de jonge denkers en kunstenaars waarbij ze zich afzetten tegen de heersende politieke elite en tradities.

In 1881 richtten Frank van der Goes, Frederik van Eeden en enkele anderen, het genootschap Flanor op. De literaire kring kwam regelmatig bijeen in De Karseboom in de Amsterdamse Kalverstraat, waar ‘haantjesbier’ werd geschonken. Enkele jaren later, in 1885, stichtten zij 'De Nieuwe Gids', samen met de andere Flanorleden Willem Kloos, Albert Verwey en Willem Paap. In dit orgaan van de Tachtigers ging het pleidooi voor een vernieuwing in de literatuur samen met een radicaal-liberale maatschappijkritiek.

Biernomaden

Deze vernieuwing werd vurig bediscussieerd onder het genot van bier en in de nevel van tabaksrook in kroegen in de Amsterdamse Warmoesstraat, waar Van der Goes, Willem Treub en literatoren en kunstenaars als Frederik van Eeden, Lodewijk van Deyssel, Jan Veth en George Hendrik Breitner vaak te vinden waren. Dit gemêleerde gezelschap van radicalen en kunstenaars vormde de bohémien-scene van de ‘biernomaden’, zo genoemd omdat ze van kroeg naar kroeg trokken op zoek naar het beste gerstenat.

Het was dit gistende milieu van waaruit rond de eeuwwisseling verschillende politieke stromingen zouden ontstaan. Hartstochtelijke vriendschappen zouden ten prooi vallen aan scherpe polemieken. De vernieuwing op artistiek vlak viel niet altijd samen met een revolutionaire opstelling op politiek vlak. Moest het primaat liggen bij het gevoel of bij het hart? Of boden wetenschap en ratio een weg vooruit? Bovendien, wat moest men denken van de rol van het kiesrecht bij de verheffing van het volk? Hoe verhielden kunst en socialisme zich tot het individu en de gemeenschap?

De Tachtigers en de arbeiderszaak

In 1886 verwierf Van der Goes in het hele land bekendheid met zijn brochure Majesteits-schennis (Het geding tegen den heer F. Domela Nieuwenhuis). Hierin hekelde hij de politieke tendens van de eis van het Openbaar Ministerie tegen de socialistenvoorman Domela Nieuwenhuis; een jaar celstraf wegens een ten onrechte aan hem toegeschreven antimonarchistisch artikel in het socialistische tijdschrift Recht voor Allen. Van der Goes ontwikkelde samen met zijn vriend Lodewijk van Deyssel sympathie voor Domela en de arbeiderszaak.

Het pamflet leidde tot woedende reacties. Van der Goes kreeg ontslag bij de toneelschool waar hij onbezoldigd les gaf en collega’s en bezoekers van de effectenhoek van de Amsterdamse beurs joegen hem het gebouw uit.

De beweging voor literaire vernieuwing vond aansluiting bij een maatschappelijke beweging voor sociale vernieuwing. Zo nam de vrijdenker en kritisch schrijver Multatuli het eveneens op voor Domela Nieuwenhuis. Bijna alle Tachtigers hebben nog tijdens Multatuli’s leven op de een of andere wijze hun ontzag voor hem uitgesproken. Van der Goes was in 1881 secretaris van de Multatuli-Commissie en zou in 1882, samen met Paap, volop bezig zijn met het Huldeblijk voor deze schrijver.

Van der Goes werd actief in de Amsterdamse radicaal-liberale vereniging ‘De Unie’, die ijverde voor het algemeen kiesrecht en evenredige vertegenwoordiging. Paap was ondertussen afgestudeerd als jurist en gold in die tijd als de voornaamste advocaat van vervolgde socialisten.

Politieke meningsverschillen

Het kon niet uitblijven of de tegenstellingen op politiek vlak onder de literatoren van het heterogene gezelschap rond De Nieuwe Gids moesten leiden tot conflicten. In de zomer van 1888 ontstond een verwijdering tussen Frederik van Eeden en Van der Goes. De eerste liet zich laatdunkend uit over de politieke radicalisering van zijn redactiegenoot. Van Eeden bood daar in eerste instantie nog zijn verontschuldigingen voor aan en de kou leek uit de lucht.

De herdenking in 1889 van de Franse Revolutie van honderd jaar eerder bracht de radicaliserende Van der Goes tot de opvatting dat alleen de arbeidersbeweging in staat was om de idealen van het liberalisme te verwezenlijken.

Het hart of het hoofd?

In 1889 woedde in De Nieuwe Gids een debat tussen Van Eeden en Van der Goes over de vraag in hoeverre sociale evolutie een kwestie van verstand of van gevoel was. De aanleiding vormde de eerder gememoreerde lofzang van Van der Goes op de verworvenheden van de Franse Revolutie, die volgens hem het gevolg waren van de wetenschap en de vermeerdering van kennis. De romanticus Van Eeden was het hier niet mee en legde de nadruk op gevoel in de sociale evolutie.

Spoedig ontstond een felle polemiek tussen Van der Goes en Van Deyssel – waarbij ook Van Eeden en Willem Kloos betrokken raakten – over Looking Backward, de toekomstroman van de Amerikaanse schrijver Edward Bellamy uit 1888. Het boek was onder de titel 'In het jaar 2000' vertaald door Van der Goes. Volgens Van Eeden miskende Van der Goes de mystieke kern van het leven en daarmee ook de solidariteit met de medemens. Tevens verweet Van Eeden Van der Goes het verwaarlozen van de rol die de schrijver in deze ontwikkeling speelt: "Het zijn dan ook wel degelijk poëten geweest die het eerst hebben gezegd: ‘dit is onrecht!’ Niet door betoogen, maar door sterke, zuivere, oprechte expressie van zielsaandoening is het socialisme in de wereld gekomen."

Zijn vroegere vriend Van der Goes meende dat Van Eeden blijk gaf van utopisme en van een burgerlijke levensbeschouwing door voorstander te zijn van particulier initiatief. Inderdaad had de gevoelssocialist Van Eeden een grote afkeer ontwikkeld van wat hij zag als dogmatisch socialistisch en marxistisch denken. Kloos ontwikkelde zich steeds meer richting antisocialistisch individualisme.

Van der Goes sloot zich in 1891 na wat aarzelingen dan toch aan bij de door Domela Nieuwenhuis aangevoerde Sociaal-Democratische Bond (SDB) om daarna binnen een jaar weer gedwongen afscheid te nemen na een reeks van conflicten. Na zijn royement in 1892 bleef hij de SDB volgen en pleitte van buitenaf voor een heroriëntatie van de koers in de richting van parlementaire agitatie. Toen hij in 1892 het woord gevoerd had op een werklozendemonstratie werd hij opnieuw als oproerkraaier van de Beurs geweerd. Ditmaal was het definitief. Financieel gesteund door enkele vrienden wijdde hij zich sindsdien geheel aan de praktische en theoretische werkzaamheden van de sociaal-democratische beweging. Nadat de SDB op zijn congres in 1893 elke vorm van parlementarisme afwees, richtte hij als een van de twaalf apostelen in 1894 de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) op.

Niet alle Tachtigers maakten dezelfde keuze. Frederik van Eeden startte nabij Bussum met een groep medestanders de alternatieve leefgemeenschap Walden.

De SDB verdween en de daaruit onstane vrije socialisten en sociaal-democraten van de SDAP grepen regelmatig terug op de literaire vernieuwingen van de Tachtigers. Een andere, betere maatschappij zou tenslotte niet alleen voortkomen uit een radicale sociaal-economische verbetering van de positie van de arbeiders, maar tevens uit een culturele verheffing. De marxist Van der Goes bleef nog lang actief in de sociaal-democratie, maar voelde zich daar begin dertiger jaren steeds minder thuis. In 1932 sloot hij zich aan bij de revolutionair-socialistische beweging.

Brood en rozen

Kunst en cultuur zijn van eminent belang, zowel voor de ontwikkeling van ieder individu als voor de samenleving in zijn geheel. Wat mooi is uit het verleden en wat mooi is in het heden, daarover zullen de meningen blijven verschillen. Onder het neoliberalisme wordt cultuur naar de rand gedreven. Waardevol is vervangen door succesvol en succesvol staat synoniem voor winstgevend. Cultuur als vermaak, als een handelswaar, als business. In deze visie is slechts wat verkoopt de moeite waard.

Actieve socialisten als Van der Goes, maar ook ‘latere Tachtigers’ als Herman Gorter en Henriette Roland Holst dragen bij aan onze kennis over socialistische kunstopvattingen en over cultuurspreiding.

Gelukkig besteedt de Socialistische Partij hieraan veel aandacht: niet alleen ‘bread and butter issues’, maar ook kunst, cultuur en genieten van het leven. De jaarlijkse festivals die de SP organiseert zijn hier een kenmerkend voorbeeld van.

Daarbij blijft het voor socialisten essentieel om de drempels weg te nemen die gewone mensen weerhouden van participatie aan kunst en cultuur. Bovendien dient de kunstenaar in staat gesteld te worden tot het in volle vrijheid produceren daarvan, met het perspectief van een radicale verandering van de maatschappij. Een noodzakelijke voorwaarde hiervoor is het opheffen van gebrek in de maatschappij en bij de kunstenaar als producent. De persoonlijke groei van het individu kan dan ook het beste gedijen onder het gezamenlijk bezitten en gebruiken van de productiemiddelen. Socialisme en kunst sluiten elkaar niet uit, maar vormen een vruchtbare combinatie waaruit nog veel moois kan bloeien.

Studies in socialisme

I. Over socialistische aesthetiek

Door F. van der Goes

Antwoord aan L. van Deyssel.

[…] Er zal altijd een mooi en een lelijk blijven, de kunstenaars zullen blijven de mensen die dit onderscheid het sterkst voelen en dus het beste kunnen uitdrukken; van de tegenwoordige samenleving vinden wij dit lelijk en dat mooi, omdat de samenleving die wij ons verbeelden, er zus en zo uitziet. De afschaffing van huishoudelijk gebrek, de invoering van die onbelangrijke maar onontbeerlijke gelijkheid, die voedsel en dekking voor het lijf van ieder mens in elke begeerde hoeveelheid en soort verkrijgbaar stelt, achten wij, minder directe verfraaiing van het menselijk bestaan dan wel onmisbare voorwaarden om van een menselijk bestaan te kunnen spreken; en het zou met de mensen al zeer ellendig gesteld moeten zijn, als de pessimisten gelijk hadden en de wereld een dodelijk-vervelende plaats en een voor het hoger leven onvatbare samenkomst zou worden, enkel omdat iedereen verzadigd zou wezen en niemand meer de slaaf van een ander....[…]

Vergeef mijne breedsprakigheid - maar ik herhaal dat Socialistische Esthetiek enkel beduidt dat ten aanzien van de openbare samenleving, de socialisten, met behoud van de orthodoxe leer omtrent het wezen van schoon en onschoon, de oude sentimenten van lelijk en mooi gaandeweg vervangen. Ten aanzien van de openbare samenleving, zeg ik, niet van de particuliere of intieme, en ook niet ten aanzien van kunst, het door mensen gemaakte. Een mooi loflied van den oorlog, van de onverdraagzaamheid, van de aristocratie; van welk verschijnsel of sentiment ook van het ancien régime, zullen zij niet lelijk vinden. Het menselijk bewustzijn is al zoo ontwikkeld, dat wij, om nieuwe plaatsen te maken, geen beeldstormers behoeven te zijn; er is plaats voor de oude en voor de nieuwe in de hallen van onze verbeelding; wij weten dat de nieuwe ons mooi zijn en de oude het mooi van vroeger, dat een wonderbaar werktuig van onzen geest ons in staat stelt nog te waarderen. Zoolang de mensen nog weinig bewustzijn hebben, menen zij dat hún mooi niet is een aanwinst van het verzamelde mooi op de wereld, een uitbreiding van de collectie die zij te danken hebben aan de verbetering van de werktuigen waarmede zij een diepere laag van het leven hebben ontgonnen, - maar zij menen dat nu húnne vondsten al het andere en overige te niet doen en lelijk maken. Zoo hebben de Christenen gewoed tegen de Heidense beschaving, de Protestanten tegen Katholieke kunst en de democraten in sommige tijden en streken tegen de verfijning van de aristocratie. Maar tegenwoordig heeft zich bij de mensen een vaardigheid ontwikkeld om achterwaarts en voorwaarts te zien, die nieuw is, en wij passen wel op dat er geen oude en kostbare vazen van den schoorsteen vallen elke keer als wij met een nieuw ornament thuis komen.... Zodat, voor de laatste maal, Socialistische Esthetiek geen bedreiging is dat wij de artiesten zullen overvallen met een revolutie in hunne ateliers; alleen durven wij vragen, als, hoe lomp waarschijnlijk ook in het begin, wij uit de taaie klei van het menselijk samenleven, eens een poppetje hebben gefatsoeneerd dat er anders uitziet dan tegenwoordig, wat zij er van vinden, zonder te rekenen dat de vermoeidheid van onze handen in aanmerking worde genomen. Als wij een andere maatschappij hebben gemaakt, zullen wij de artiesten beleefd uitnodigen eens te komen kijken of het hun bevalt, het laatste woord is altijd aan hen. Wij zullen aan geen nieuwe Esthetica onze vingers gaan branden, wij staan voor vuren die reeds heet genoeg zijn. […]

Socialisme staat tegenover Anarchie en tegenover Kapitalisme; het gezamenlijk bezitten en gebruiken van de arbeids-middelen, tegenover het ordeloos arbeiden met middelen die door een kleine groep van kapitalisten wordt geëxploiteerd. Het is een zeer platte opvatting van Individualisme wanneer men daarin het omgekeerde van Socialisme bespeurt. Individualisme, de leer dat iedere individualiteit in de wereld zoo veel mogelijk gerespecteerd moet worden, Individualisme, de zorg voor de onafhankelijke ontwikkeling van ieders beste eigenschappen, Individualisme, de liefde voor het grote en hoge in de mensenziel, Individualisme, de erkenning van het Persoonlijke, de lof van het bestierend-menselijke, de eerbied voor het buitengewone, Individualisme kan alleen waarlijk bloeien en verwezenlijkt worden in een socialistische maatschappij. […]

De Nieuwe Gids, jaargang 6 (1891),

p. 369-404

Ron Blom is historicus en secretaris van de Actieve Ledengroep van de SP in Amsterdam Zuidoost. Hij werkt aan een biografie over Van der Goes.