publicatie

Spanning augustus 2009 :: De homo-emancipatie is nog lang niet voltooid

Spanning, augustus 2009

De homo-emancipatie is nog lang niet voltooid

Foto: Judith Dekker/Hollandse Hoogte

Door Paul Mepschen

In 2001 trouwden in Nederland de eerste mannen met mannen, en vrouwen met vrouwen. De emancipatie was eindelijk voltooid, dachten veel mensen: homo's en lesbo’s hadden nu immers gelijke rechten. Als men het nog over homorechten had, was dat vaak in relatie tot het debat over integratie en islam. Voor Fortuyn, Wilders, Verdonk en andere rechtspopulistische politici is de homo een stok geworden om de moslim mee te slaan. Het socialisme van de SP biedt handvatten voor een meer diepgaande visie op emancipatie, waarin een breuk met neoliberalisme en doorgeslagen individualisme belangrijk zijn. Homo-emancipatie is meer dan gelijke rechten voor een minderheid: het gaat er om te bouwen aan een ander soort, meer rechtvaardige en minder normatieve, samenleving.

Met Fortuyn en degenen die in zijn voetsporen traden is de aandacht voor homo's de afgelopen jaren steeds meer in een kader komen te staan van kritiek op het falende integratiebeleid. Het idee dat rechtspopulistische politici naar voren brengen, is dat we in een modern, seculier, tolerant land leven en dat dit wordt verpest door de islam en de moslims. De idylle van het homovriendelijke Nederland is in hun visie wreed verstoord doordat vooral migranten homoseksualiteit niet accepteren.

In dat verhaal wordt gedaan alsof homofobie en discriminatie in de Nederlandse cultuur en samenleving niet voorkomen. Niets is echter minder waar: de ‘emancipatie’ van homo’s en lesbo’s, maar ook de seksuele emancipatie in het algemeen, is in Nederland helemaal niet voltooid. Kinderen worden als ze opgroeien nog steeds in het gezin en op school vrijwel uitsluitend geconfronteerd met heteroseksualiteit als norm. De discriminatie van homo’s beperkt zich niet tot de moskee, maar vindt juist ook plaats in het café of de discotheek, in de voetbal- of tennisvereniging en op het werk. Veel Nederlanders hebben niks tegen homo's, zolang ze het maar niet hoeven zien: homo's mogen doen wat ze willen, zolang ze dat maar beperken tot de privésfeer. Elf procent van de Nederlanders vindt homo-mannen geen 'echte mannen'. Maar liefst 42 procent vindt twee kussende mannen in de openbare ruimte aanstootgevend, zo bleek uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau in 2006.

De acceptatie van homoseksualiteit is in Nederland weliswaar de norm geworden, maar gaat niet erg diep.

Emancipatie voor iedereen

Natuurlijk verdient homofobie onder sommige groepen migranten wel aandacht. Zo bleek in 2006 uit de Rotterdamse Jeugdmonitor dat 80 procent van de Marokkaanse en 88 procent van de Turkse jongens – meiden zijn veel toleranter – geen homo in zijn vriendenkring wil. Voor Nederlandse jongens was dat percentage 25 procent. Uit SCP-onderzoek bleek overigens weer – gelukkig – dat homoseksualiteit onder migranten net als onder autochtonen redelijk breed werd geaccepteerd. Een grote meerderheid van de migranten, net als van 'autochtone' Nederlanders, vindt dat homo's vrij moeten zijn hun eigen leven te leiden. Wel ligt het percentage dat instemt met het ook voor homo’s opengestelde huwelijk bij migranten een stuk lager dan bij autochtonen. Recent onderzoek uit Amsterdam toont overigens aan dat Marokkaanse jongens oververtegenwoordigd zijn onder daders van geweld tegen homo’s, maar dat dit met hun religie of met de islamitische cultuur weinig te maken heeft. Het probleem is vooral de grote mate van sociaal-economische uitsluiting en de uitzichtloosheid.

In de hele samenleving wordt het echter nog altijd als 'gewoon' gezien om een gezin te stichten en kinderen te maken (met een moeilijk woord heet dat 'heteronormativiteit'). Wie dat niet doet is 'anders', behoort tot een minderheid en heeft wat uit te leggen. Dat idee komt ook terug in de plannen die minister Plasterk vorig jaar rond homo-emancipatie presenteerde, en gaat in tegen de geest van de tweede golf van de homo-emancipatie (jaren 60-70-80): toen werd homo-emancipatie gezien als één van de onderdelen van de seksuele emancipatie van alle mensen. Het doel is het vergroten van de keuzevrijheid, diversiteit en het welzijn van allen, niet alleen van homo's en lesbo's. Emancipatie en vrije, geëmancipeerde seksualiteit bereik je niet apart, maar samen. De strijd daarvoor is verbonden met de strijd voor menselijke waardigheid, gelijkwaardigheid en solidariteit: alleen in een socialere samenleving kan iedereen daadwerkelijk zijn ideale leven vormgeven.

Veel voorstellen van Plasterk op het gebied van homo-emancipatie zijn niet slecht, en zijn aandacht voor het onderwerp is terecht. Ze geven wel blijk van een zeer juridische blik op homo-emancipatie. In de Nederlandse wet is alles prachtig geregeld – maar dat alleen is niet genoeg: in de concrete werkelijkheid is nog veel te verbeteren.

Beter en diverser onderwijs

De school moet een veilige haven zijn; een plaats waar iedereen zich veilig voelt en waar je niet alleen feitelijke kennis tot je neemt maar waar je ook leert om te gaan met de diversiteit in onze samenleving. Toch voelen zowel leraren als leerlingen zich niet altijd veilig genoeg om voor hun homoseksualiteit uit te komen. De SP pleit al jaren voor kleine scholen en kleine klassen. Wat ook hiervoor van belang is: in een kleinschalige omgeving voelen leerlingen zich vertrouwder en veiliger, ook om hun gevoelens aan te kaarten en leren om te gaan met seksualiteit. Er moet hard worden gewerkt aan het creëren van een situatie waarin leraren en leerlingen zich gesteund voelen door hun schoolleiding. Aan die steun schort het nogal eens.

De gebeurtenissen rond de speciaal op het onderwijs gerichte uitgave van het homojongerenblad Expreszo zijn wat dat betreft illustratief. Dit blad werd in oktober 2004 in een grote oplage naar verschillende scholen gestuurd, met als doel leerlingen op een positieve en waardige manier in aanraking te laten komen met seksuele diversiteit en zo discussie te stimuleren. Veel schoolbesturen, vaak blanke besturen van ‘zwarte’ scholen, stuurden het blad ongeopend terug met mededelingen als: ‘dit leeft niet op onze school’ of ‘hier kunnen onze jongeren niet mee omgaan’. Hier speelt de schijntolerantie een rol die de omgang met de multiculturele samenleving te lang heeft gekenmerkt. Te veel bestuurders nemen klakkeloos aan – zonder hierover in gesprek te gaan met ouders of zelfs scholieren zelf – dat leerlingen niet openstaan voor voorlichting en discussie over seksuele diversiteit. Die voorlichting moet er wel komen.

Roze gezondheid

Mede door de neoliberale kaalslag en de individualisering in de samenleving, is de eenzaamheid en psychische nood bij veel mensen flink gegroeid. Uit onderzoek blijkt dat psychische klachten beduidend vaker voorkomen onder homoseksuele mannen en vrouwen dan onder de rest van de bevolking. Dat geldt in het bijzonder voor homoseksuele jongeren, die volgens onderzoek in heel de westerse wereld veel vaker een zelfmoordpoging doen dan heteroseksuele jongeren – tot wel vijf keer zo vaak.

Onder homomannen komen hiv en aids relatief vaker voor dan onder alle mannen. Over hiv bestaan nog steeds veel vooroordelen en mensen met hiv hebben met ernstige vormen van discriminatie te maken. De kwetsbaarste groep zijn mannen die ‘long time survivors’ worden genoemd en die vaak letterlijk getekend zijn als gevolg van hun ziekte en/of medicatie. Lang niet alle zorgverzekeraars vergoeden speciaal schoeisel, matrassen, cosmetische ingrepen, enzovoorts, terwijl die middelen wel het leven van deze mensen kunnen verlichten. Binnen de hlbt-gemeenschap (hlbt staat voor homo, lesbi, bi en transgender) bestaat nog steeds een taboe rond hiv/aids. Bovendien laat een groot deel van de risicogroep zich niet testen. De stigmatisering van mensen met de ziekte moet afnemen en de bereidheid tot testen op hiv moet toenemen: daar moet meer onderzoek naar worden gedaan en werk van worden gemaakt.

Tenslotte bestaat er nog steeds een onacceptabele vorm van discriminatie. Iedere man die – al is het maar één keer in zijn leven – seks heeft gehad met een man, mag geen bloed doneren. De meeste homo- en biseksuelen lopen echter geen hoger risico dan veel heteroseksuelen. Het bloed van iedere donor wordt bovendien getest op onder andere hiv, en deze testen zijn in de loop van de tijd steeds verder verbeterd. Deze discriminatie moet dus worden opgeheven, zoals al in steeds meer landen gebeurt.

Maar liefst 42 procent van de Nederlanders vindt twee kussende mannen in de openbare ruimte aanstootgevend

(CPB, 2006)

Transgenders en hun rechten

Onder de groep transgenders valt een waaier van mensen: van travestieten tot transseksuelen en alles wat daar tussen zit. Het COC heeft terecht een oproep gedaan voor meer aandacht voor deze groep – ook waar het gaat om het bestrijden van discriminatie en het verhogen van de aangiftebereidheid bij geweld.

Vooral voor transseksuelen die een sekseveranderende operatie ondergaan, hanteert de Nederlandse overheid een vreemd beleid. Enerzijds wordt er al jaren aan meegewerkt om een transformatie juridisch en medisch mogelijk te maken. Anderzijds zijn echter onlangs enkele ingrepen uit de AWBZ gehaald die voor transgenders geen luxe, maar noodzaak zijn. Zo wordt wel de sekseoperatie vergoed, maar behandelingen als borstconstructie, het weghalen van de adamsappel, bestrijding van gezichtsbeharing en een deel van de logopedie zijn geschrapt. Dat is niet bevorderlijk voor het zelfbeeld en de acceptatie van deze zeer kwetsbare groep.

Asiel, ontwikkelingsbeleid en internationale politiek

Het is goed dat Nederland zich ook in het buitenland sterk maakt voor homorechten, maar dat gebeurt nog te weinig en is vooral gericht op landen in Europa. Als vice-voorzitter van de VN-Mensenrechtenraad zit Nederland op de ideale plek om het idee te promoten dat homorechten ook mensenrechten zijn.

Bij ontwikkelingssamenwerking wordt al goed gekeken naar specifieke redenen voor achterstelling van vrouwen en hun specifieke behoeftes. Dat moet ook voor seksuele emancipatie gaan gebeuren: bijvoorbeeld op het gebied van onderwijs (seksuele voorlichting), zorg (soa's), armoede, discriminatie en geweld, en de uitwassen van sekstoerisme (onder zowel homo's als hetero's). Het ontwikkelingsbeleid moet rekening houden met de rol van alternatieve familievormen en gemeenschappen bij ontwikkeling. Arme mensen zijn geen geïsoleerde individuen; armoedebeleid moet oog hebben voor hun sociale context. Homo’s, lesbo’s, en transgenders, die onevenredig arm zijn in ontwikkelingslanden, hebben hun eigen sociale context, en worden niet genoeg bereikt door programma’s die deze werkelijkheid niet erkennen. Dit probleem moet worden uitgezocht en vertaald in beter beleid.

Onder welke voorwaarden wordt een homoseksuele asielzoeker toegelaten als hij bang is vervolgd te worden vanwege zijn of haar seksuele oriëntatie? Asielzoekers willen niet te koop lopen met hun homoseksualiteit. Ze moeten daarom ook later in de procedure hun seksuele geaardheid kenbaar kunnen maken als grond voor hun aanvraag. Nog belangrijker: het asielbeleid moet uitgaan van een overzicht van landen waar homoseksuelen worden vervolgd. Het argument dat homoseksuelen niets te vrezen hebben als zij zich aanpassen aan de lokale zeden en gewoonten mag nooit een argument zijn om een land ‘veilig’ te verklaren. Mensen die vanwege hun homoseksualiteit te maken kunnen krijgen met vervolging moeten recht krijgen op een verblijfsvergunning. Een dergelijk 'categoraal beleid' geldt al voor Iran, en daarvan is geen grote aanzuigende werking uitgegaan. Daaruit blijkt dat het argument van Justitie – dat iedereen dan wel kan claimen homoseksueel te zijn – onzin is.

Migranten en homoseksualiteit

Steeds vaker worden moslims in het publieke debat in de hoek gezet en wordt de positie van homo’s door rechtse politici misbruikt. De problemen waar lesbo’s en homo’s in Nederland nu mee kampen vragen om een intelligent antwoord en niet om veroordeling en stigmatisering van een andere minderheidsgroep. Willen we de kloof tussen 'Marokkaanse jongeren' en homo's en lesbo's aanpakken, dan zullen we discriminatie moeten tegengaan en het gebrek aan perspectief van die jongeren moeten aanpakken. Het tegen elkaar opzetten van groepen in de samenleving is geen oplossing. De karikaturen die van moslims worden gemaakt in dit debat zijn vaak racistisch en absurd – iets wat met homo’s en lesbo’s ook vaak is gebeurd – en leiden tot polarisatie. De positie van homo’s en lesbo’s wordt er niet beter op.

Dat geldt helemaal voor de positie van allochtone homo's. Velen van hen leiden een dubbelleven: hetero en homo tegelijk. In Rotterdam bestaan projecten om het netwerk van deze 'dubbelbinders', zoals ze in jargon heten, te versterken. Een ander groep allochtone homojongeren is wel uit de kast en leeft in een conflictsituatie met familie en anderen binnen hun gemeenschap. Ze hebben te maken met marginalisering en uitsluiting en soms zelfs met geweld. Plekken waar deze mensen opgevangen kunnen worden ontbreken vaak. Er zouden meer ‘Blijf van mijn lijf-huizen’ voor homoseksuele jongeren moeten komen om ze te steunen. Ook de homo- en lesbobeweging moet open en divers genoeg zijn, om migranten te accepteren. De toenemende xenofobie onder homo’s en lesbo’s – uit onderzoek blijkt dat steeds meer van hen op Verdonk en Wilders stemmen en er negatieve ideeën over migranten en moslims op nahouden – is in dit licht zeer problematisch.

Homo's, lesbo’s en de SP

In dit artikel behandelen we slechts enkele punten. Ook op het vlak van werk en sociale zaken, ouderschap, en bijvoorbeeld veiligheid valt voor hlbt’s in Nederland nog veel te verbeteren.

De Nederlandse homobeweging heeft zich de afgelopen decennia in toenemende mate gericht op het politieke establishment. Op lobbywerk en het verwerven van juridische gelijkheid. Daar is die beweging succesvol in geweest. Maar homo’s en lesbo’s worden in Nederland daardoor bijna niet meer gemobiliseerd om voor hun rechten op te komen. Op veel terreinen is dat wel nodig, bijvoorbeeld bij de strijd tegen (gevoelens van) onveiligheid. Waarom komen bijvoorbeeld niet tientallen of honderden homo’s en lesbo’s in actie als iemand zijn buurt wordt uitgepest? Wat we in Nederland nodig hebben zijn homogemeenschappen waar homo’s, lesbo’s, transgenders zich thuisvoelen en op terug kunnen vallen als dat nodig is.

In de SP is historisch weinig aandacht geweest voor de homobeweging. Tijdens de hoogtijdagen van het linkse feminisme en de seksuele bevrijding, toen groepen als de Rooie Flikkers en de homogroepen binnen de voorlopers van GroenLinks actief waren en de rechtse partijen nog niets van homo’s en lesbo’s moesten hebben, hield de SP zich vooral bezig met de besognes van ‘gewone mensen’. De SP had helemaal gelijk: de problemen van gewone mensen werden rechts en links maar al te vaak genegeerd – en ook hippe, hoogopgeleide, linkse mensen keken te vaak op de gewone man en vrouw neer. Tegenwoordig is de SP de grootste politieke stroming ter linkerzijde. De SP heeft daarmee een verantwoordelijkheid om de toon zetten in het debat, ook als dat over homorechten en emancipatie gaat – en om die strijd te verbinden met de strijd voor een betere wereld voor iedereen.

Ook homo’s, lesbo’s, biseksuelen en transgenders zijn ‘gewone mensen’. Ze hebben wel met specifieke problemen te maken: discriminatie, uitsluiting en soms zelfs geweld, ook in Nederland.

Juist de SP moet een rol spelen in de bestrijding van die problemen en in het verder ontwikkelen van de homobeweging. De unieke ervaringen van de SP – het luisteren naar en werken onder de mensen, de onderkenning van het belang van actie samen met de mensen – kunnen een waardevolle bijdrage zijn om de homobeweging in Nederland weer voor ‘gewone mensen’ op te eisen in plaats van voor professionals, lobbyisten en (aanstormende) politici. De oplossingen van de rechtse partijen kennen we inmiddels. Het is tijd dat wij een links geluid over homo-emancipatie laten horen. Een geluid dat niet ten koste gaat van andere groepen.

Dennis de Jong:

“Oost-Europese homo-emancipatie van onderop”

Op 16 mei, tijdens de campagne voor de Europese verkiezingen, organiseerde de SP een solidariteitsmanifestatie in Amsterdam ter ondersteuning van de Gay Pride in Riga, Letland. De optocht in Letland verliep geweldloos, volgens de Letse homo-organisaties mede door de aandacht vanuit Nederland. SP-Europalijsttrekker, en inmiddels europarlementariër Dennis de Jong opende de avond. Volgens hem kun je alleen van onderop een mentaliteitsverandering tot stand te brengen: “Wetten en regels zijn belangrijk maar niet voldoende om discriminatie echt tegen te gaan. Wat in de hoofden van mensen zit, krijg je niet snel veranderd door wetten alleen. Contact van mens tot mens, daar gaat het uiteindelijk om.”


Paul Mepschen studeerde antropologie en doet nu promotieonderzoek bij de Amsterdam School for Social science Research van de Universiteit van Amsterdam.

Dit artikel is gebaseerd op een stuk van SP’ers die betrokken zijn bij roze politiek of acties, dat geschreven werd als reactie op het de Nota Homo-emancipatie van minister Plasterk. Dat stuk bevatte bijdragen van Agnes Lewe, Anya Wiersma, Dennis de Jong, Peter Drucker, Ron van Zeeland en Willy Lourensen.