publicatie

Spanning augustus 2009 :: Integratie en emancipatie komen van onderop

Spanning, augustus 2009

Integratie en emancipatie komen van onderop

Foto: Joost van den Broek/Hollandse Hoogte

Door Sadet Karabulut

De overheid kan integratie en emancipatie niet opleggen. Wel kan de politiek de juiste randvoorwaarden scheppen zodat mensen hun eigen weg in onze samenleving kunnen vinden. Niet door te klagen over religieuze en culturele verschillen, maar door mensen de taal te leren en aan het werk te helpen.

In 2003 is – op initiatief van Jan Marijnissen – een parlementair onderzoek uitgevoerd naar het integratiebeleid van de afgelopen dertig jaar. In haar eindrapport ‘Bruggen Bouwen’ concludeerde de commissie-Blok dat de integratie van migranten grotendeels is geslaagd, niet dankzij maar ondanks het gevoerde beleid. Het gaat dus voor een groot deel goed met de integratie, vooral door de inzet van migranten en de steun van hun omgeving. Dit is het bewijs dat integratie en emancipatie grotendeels van onderop komt. Een overheid, van welke signatuur dan ook, kan emancipatie en integratie niet opleggen. Wel moet zij de juiste randvoorwaarden scheppen, zodat mensen kunnen integreren, participeren en emanciperen. Zoals werk, (taal)onderwijs en het tegengaan van achterstelling en discriminatie. Het Nederlandse overheidsbeleid faalt hier tot op heden volledig in. De conclusie van de commissie-Blok geldt in 2009 helaas nog steeds: het beleid heeft nauwelijks effect op de integratie van migranten en niet-migranten in Nederland.

De SP constateerde al in de jaren tachtig dat de problemen in de achterstandswijken groeiden. Tot nu toe hebben regeringen die problemen niet serieus genomen. Veel partijen erkennen tegenwoordig dat het doelgroepenbeleid van de afgelopen dertig jaar niet heeft gewerkt. Tijd voor een andere koers, zou je zeggen. Maar gebeurt dat ook? In de Tweede Kamer, de krant en op televisie woedt een heftige integratiediscussie. Maar waar gaat deze discussie over? Waartoe leidt deze discussie ons? Gaat het beter met de integratie en emancipatie van migranten in Nederland of niet? De commissie-Blok hanteerde de volgende definitie van integratie en emancipatie:

Een persoon of groep is geïntegreerd in de Nederlandse samenleving wanneer er sprake is van gelijke juridische positie, gelijkwaardige deelname op sociaal-economisch terrein, kennis van de Nederlandse taal en wanneer gangbare waarden, normen en gedragspatronen worden gerespecteerd. Integratie is een tweezijdig proces: enerzijds wordt van nieuwkomers verwacht dat zij bereid zijn te integreren, anderzijds moet de Nederlandse samenleving die integratie mogelijk maken.

Cijfers tonen een voorzichtige integratie

Veel migranten kampen nog altijd met grote achterstanden, zoals hogere schooluitval, armoede, werkeloosheid, slechte taalbeheersing en oververtegenwoordiging in de criminaliteitscijfers. Van een gelijkwaardige deelname op sociaal-economisch terrein is nog lang geen sprake. Ook beheersen grote groepen migranten de taal nog onvoldoende. Tegelijkertijd gaat de integratie en emancipatie van migranten wel voort. Zo is de arbeidsparticipatie van migranten de afgelopen jaren sterk gestegen. De arbeidsmarktpositie van de tweede generatie is gunstiger dan die van de eerste generatie. Ook de jeugdwerkloosheid bij migranten nam fors af, van 27 procent in 2005 naar 15 procent in 2007.

Met die kanttekening dat het aandeel migranten met een flexibel contract met 21 procent twee keer zo hoog is als onder niet-migranten. Dit betekent zeker in crisistijden dat de inhaalslag teniet kan worden gedaan, omdat werknemers met flexibele contracten er ook als eerste uitvliegen. Hoewel migranten nog altijd armer zijn in vergelijking met niet-migranten, slaagt de tweede generatie er wel in geleidelijk een betere inkomenspositie te verwerven dan hun ouders. Migranten zijn vaker afhankelijk van een uitkering, maar het aandeel bijstandsontvangers onder migranten in vergelijking met niet-migranten is de afgelopen jaren kleiner geworden. Wel hebben migranten in vergelijking met niet-migranten met een lager inkomen minder kans om later in hun leven een hoger inkomen te verwerven.

Niet alleen op sociaal-economisch terrein is vooruitgang geboekt. Ook de verschillen in normen, opvattingen en gedragingen tussen migranten en niet-migranten nemen af. Vooral de tweede generatie oriënteert zich meer op de Nederlandse samenleving. Door betere taalbeheersing en onderwijs is de afstand tot het herkomstland groot. Veel tweede generatie migranten spreken de moedertaal van hun ouders niet eens, wat de communicatie met de eigen ouders in sommige gevallen zelfs belemmert. Toch blijkt dat vooral de Nederlanders van Turkse afkomst nog veel op de eigen groep zijn gericht, gevolgd door Nederlanders van Marokkaanse afkomst. Dit duidt op een zwakkere sociaal-culturele integratie. Dit in tegenstelling tot Nederlanders van Surinaamse en Antilliaanse afkomst. Noemenswaardig is ook dat veel migranten deelnemen aan de volwasseneducatie. Net zoals het aandeel van niet-westerse allochtonen in het hoger onderwijs de afgelopen tien jaar sterk is toegenomen. De relatieve instroom van niet-westerse allochtone meiden in het hoger onderwijs is zelfs vergelijkbaar met die van autochtone meiden.

Het aantal migratiehuwelijken neemt sinds 2003 af, vooral bij Turken en Marokkanen. Zo sloot in 2001 nog ruim de helft van de huwende Turkse mannen en vrouwen een migratiehuwelijk, tegen een kwart in 2006. De oorzaak is waarschijnlijk de strengere eisen die aan een migratiehuwelijk worden gesteld, maar ook de integratie en veranderde samenstelling van de allochtone bevolking. Volgens het CBS worden in plaats van migratiehuwelijken meer huwelijken gesloten met iemand van dezelfde herkomstgroep in Nederland. Het aantal gemengde huwelijken nam in de periode 2001-2006 niet toe. Voorts blijkt uit het SCP-onderzoek ‘Moslim in Nederland’ dat de algemene secularisatie die in Nederland heeft plaatsgevonden ook islamieten treft. Onder Nederlandse islamieten is er een duidelijke trend naar secularisatie, in de zin van verminderde religieuze participatie. Betrokkenheid bij de islam hangt samen met leeftijd, opleiding en maatschappelijke positie. Vooral jongeren, hoger opgeleiden, werkenden en/of sociaal beter reïntegreerden hechten minder belang aan de islam in het dagelijkse leven.

In sommige buurten groeit de segregatie

Wel zijn er grote onderlinge verschillen tussen individuele moslims in religieuze beleving en opvatting. Deze hebben meer betrekking op de houding ten opzichte van geloofsverlies, de vrijheid van partnerkeuze en de schoolkeuze. Ook zijn er aanzienlijke verschillen in moskeebezoek, deelname aan gebed en lidmaatschap van een religieuze organisatie. Bijna tweederde van de islamieten in Nederland vindt religie een persoonlijke zaak. Een minderheid vindt dat religie ook in de publiek sfeer een rol moet spelen. De moslimidentiteit heeft voor meisjes en vrouwen wel meer verplichtende gedragsconsequenties dan voor mannen en jongens.[1] De positieve ontwikkelingen worden bevestigd door de praktijk: grote groepen migranten en niet-migranten wonen, werken en leven vredig met elkaar samen. Ten minste, daar waar zij elkaar ontmoeten. Want helaas is dat lang niet altijd het geval. Vooral in de grote steden is sprake van gettovorming en groeiende segregatie in het onderwijs.

Een Nederlander van Turkse afkomst in de Utrechtse wijk Zuilen verwoordde het als volgt: “Ik kijk links en mijn Nederlandse buren zijn weg, ik kijk rechts en mijn Nederlandse buren zijn weg. Op deze manier kan ik met niemand meer Nederlands praten.” Ook tante Miep uit diezelfde buurt heeft haar buurt zien veranderen. Ze heeft niets tegen allochtonen, maar vindt het heel jammer dat zij met zo weinig mensen een gesprek kan voeren. Deze mensen hunkeren naar ingrijpen door de overheid. Die overheid doet echter er al jaren vrijwel niets om de segregatie te bestrijden. Alle politieke partijen erkennen sinds het onderzoek van de commissie-Blok de problemen. Maar het grootste probleem is dat het alleen bij erkenning blijft en de oplossingen achterwege blijven.

Foto: Peter Hilz/Hollandse Hoogte

De tweedeling in onze samenleving groeit

Wat kabinet en politieke partijen van links tot rechts wel doen is veel discussiëren over integratie en islam. Partijen zijn vooral bezig met het uitstralen dat zij het gevoel van onbehagen onder burgers begrijpen. Een onbehagen dat op de vlakte steeds meer de vormen aanneemt van “wij” autochtonen, versus “zij” allochtonen. Waarom loopt de Fortuynrevolte door met de PVV en haar ultraliberale en apartheidsideeën? Wat maakt dat in Nederland rechtse partijen zoals de PVV zoveel zielen weten te winnen? Dit zijn vragen die om een antwoord schreeuwen. Maar niet simpel zijn te beantwoorden. Maar een aantal ontwikkelingen verklaren waarom de tweedeling groeit.

Religie is geen instrument voor integratie

De eerste verklaring voor de verscherpte tegenstellingen is dat fundamentele discussies zoals die over de scheiding van kerk en staat, het bijzonder onderwijs, (positieve) discriminatie en de vrijheid van meningsuiting door veel politieke partijen angstvallig worden vermeden. Het gaat om discussies over fundamentele waarden die mede zichtbaar worden door de groeiende integratie of segregatie tussen migranten en niet-migranten. Omdat fundamentele discussie of stellingnamen worden vermeden, worden alle problemen op de grote hoop van de integratie gegooid. Hierdoor lijkt het of er voorturend botsingen zijn tussen de allochtonen en autochtonen, terwijl het in werkelijkheid gaat om botsingen tussen waarden. Populistische partijen zoals de PVV grijpen dit aan om hun goedkope boodschappen te verkondigen en het onbehagen onder mensen aan te wakkeren.

Voorbeelden zijn de discussies over de vrijheid van meningsuiting en de scheiding van kerk en staat. Het kabinet, onder leiding van minister Ter Horst, ziet religie als instrument voor integratie. Dus moeten moskeeën, imams en iftarmaaltijdfeesten worden gesubsidieerd. “Pardon”, zeggen veel Nederlanders, “Wij zijn toch seculier? Waarom dan die moslims subsidiëren?” Het kabinet – met voorop de PvdA – laat een belangrijk beginsel, de scheiding tussen kerk en staat, varen. Het argument van Ter Horst dat religie een goed instrument is tegen integratieproblemen snijdt geen hout. Niet alleen vergeet ze dat het merendeel van de migranten seculier is, maar ook dat zij migranten in een zuil duwt waar zij misschien helemaal geen deel van willen uitmaken.

Op deze manier wordt door middel van overheidsbeleid religieus conservatisme de norm en segregatie tussen mensen bevorderd. Dit medeleven met conservatieve tradities en culturen gaat zelfs zo ver dat de Utrechtse wethouder Marka Spit van PvdA-huize zichzelf tot pleitbezorger heeft gebombardeerd van gescheiden inburgeringslessen aan mannen en vrouwen. Migrantenvrouwen wel te verstaan. De overmatige aandacht op de religieuze identiteit van migranten, samen met het bashen van islamieten door Wilders, maakt de weg vrij voor religieuze fundamentalisten. Types die er alles aan gelegen is om zoveel mogelijk aanhang te verwerven en de segregatie in stand te houden. Net zoals Wilders.

Mensen moeten niet tegen elkaar worden uitgespeeld

Al decennialang zijn migranten speelbal van rechtse politici die hen naar voren schuiven als veroorzakers van veel maatschappelijke problemen. Zo schreeuwen het CDA en de VVD bijvoorbeeld enerzijds moord en brand over de massale toestroom van importbruiden en de schadelijke gevolgen voor de integratie. Maar pleiten deze partijen tegelijkertijd, gesteund door de PvdA, voor het massaal binnenhalen van nieuwe, goedkope gastarbeiders uit Oost-Europa. Net als met de gastarbeiders in de jaren zestig en zeventig worden ook nu weer de commerciële belangen van de bedrijven centraal gesteld en de sociaal-maatschappelijke problemen in de buurten genegeerd. En wordt de weg geopend voor misbruik van migranten. Dit alles veroorzaakt weer nieuwe problemen en overlast in de volkswijken. Zoals de massale uitbuiting van Polen in Nederland door koppelbazen, de druk op de lonen en de vaak belabberde huisvesting. Ook de rampzalige gevolgen in Polen door een massale trek van mensen naar het rijke westen worden genegeerd.

Enerzijds wordt geklaagd over de criminaliteit en overlast door Nederlanders van Marokkaanse afkomst maar anderzijds wordt bezuinigd op de politie, buurthuizen, het onderwijs en andere voorzieningen in de volkswijken. Er wordt niets gedaan om te komen tot gemengde wijken en buurten en scholen. Tijdens bezoeken aan zwarte en witte volkswijken blijkt dat bewoners met reële problemen zitten. Zij zien hun buurt verloederen, voelen zich onveilig en zien criminelen dagelijks vrijelijk hun gang gaan. Veel migrantenvrouwen voelen zich opgesloten in hun eigen wijk. Vanwege de sociale controle, maar vooral ook vanwege de onveiligheid. In de Haagse Schilderswijk knokken bewoners voor een betere en veilige buurt. Nog altijd weten zij niet waar de miljoenen aan rijkssteun zijn gebleven die risico-jongeren op het rechte pad moesten houden. Ze hebben te maken met zelfmoorden, drugshandel en overvallen in de buurt. Deze buurtbewoners zijn gevangenen in hun eigen buurt. Tegelijkertijd zijn veel kinderen van deze buurtbewoners ook daders, vooral kinderen van Marokkaanse afkomst.

Het eigen falen onder ogen zien

Het moge duidelijk zijn dat het rapport van de commissie-Blok nog geen nieuwe koers voor het integratiebeleid heeft bewerkstelligd. De integratiediscussie gaat alle kanten op en leidt tot verdere verwijdering van bevolkingsgroepen. Voorwaarden voor goed onderwijs, werk en wonen opdat mensen kunnen emanciperen, participeren en integreren zijn eerder verslechterd dan verbeterd. Het ronselen van goedkope arbeidskrachten uit heel de wereld conform de behoeften van het kapitaal gaat ook gewoon door. Terwijl de problemen in de volksbuurten groter worden. De PVV en andere partijen die hen napraten, proberen het eigen falen weg te poetsen door de rekening bij migranten neer te leggen. Dit leidt tot een gevoel van onbehagen en valse tegenstellingen tussen groepen die een gedeelde toekomst moeten opbouwen. De stagnerende integratie is een probleem, maar het onbehagen van veel Nederlanders is een nog veel groter probleem. Teveel mensen voelen zich onveilig, onzeker en in de steek gelaten door de overheid. Buurten verloederen, banen verdwijnen en de publieke sector wordt vermarkt. Zowel migranten als niet-migranten in de volksbuurten hebben daar het meeste last van. Iedereen wil wonen in een veilige buurt, een mooie toekomst voor de kinderen en een betaalde baan. Daar ligt nu de oplossing ook. Voor onze partij, voor de migranten en de niet-migranten.

Op de barricaden

In zowel zwarte als witte volksbuurten is nog een wereld te winnen voor integratie, emancipatie en participatie. In de vorig jaar vastgestelde integratienota en andere voorstellen tegen gettovorming en segregatie staan talloze voorstellen.[2] Van meer agenten en jongerenwerkers in de buurt tot dubbele wachtlijsten voor gemengde scholen. SP’ers moeten in de strijd voor een gedeelde toekomst voorop staan en gaan. Daarvoor is noodzakelijk dat afdelingen en actieve SP’ers weten hoe het staat met de integratie van migranten en niet-migranten in hun gemeente. Hoe het staat met de veiligheid in onze volksbuurten. Zijn er voldoende agenten en jongerenwerkers op straat? Zijn er zwarte en witte buurten en zwarte en witte scholen, hoeveel en waar? Wat vinden de buurtbewoners, ouders en scholen hiervan? Kunnen wij samen met bondgenoten – scholen, ouders, migranten en migrantenorganisaties – het verschil maken? Bijvoorbeeld door acties te voeren voor gemengde scholen, goed inburgeringsonderwijs en betaald werk. Zoek ook migranten en migrantenorganisaties op, spreek hen aan op hun verantwoordelijkheden. Maak duidelijk dat alleen door een gezamenlijke inzet en inspanning problemen opgelost kunnen worden. Dat zij, met andere woorden, de sleutel zijn tot de oplossing.

Feiten en cijfers

Op 1 januari 2009 woonden in Nederland 16,4 miljoen mensen. Iets meer dan 11% (1,8 miljoen mensen) wordt gerekend tot niet-westerse allochtonen. Ruim een miljoen niet-westerse allochtonen is in het buitenland geboren, de eerste generatie. De tweede generatie (in Nederland geboren met ten minste een in het buitenland geboren ouder) telt driekwart miljoen mensen. Het aandeel van de tweede generatie is in het afgelopen decennium toegenomen van 36% naar 42%. Bij Turken en Marokkanen zijn beide generaties inmiddels even groot. Onder de niet-westerse allochtonen vormen Turken de grootste herkomstgroep, gevolgd door Marokkanen en Surinamers. De laatste jaren behoort een groeiende groep voormalig asielzoekers uit Afghanistan, Iran, Irak en Somalië ook tot de niet-westerse allochtonen. Er is een sterke groei van immigranten uit Oost-Europa sinds openstelling van de Europese grenzen in 2004. Inmiddels wonen en werken naar schatting 150.000 Polen in Nederland.


1 Jaarrapport Integratie 2008, CBS en ‘Moslim in Nederland’ SCP, 2004

2 Gedeelde toekomst, SP; Gedeelde toekomst op school en in de buurt, SP; Naar een betere inburgering,