publicatie

Spanning augustus 2009 :: “Het slavernijverleden speelt een rol in de identiteit van alle Nederlanders”

Spanning, augustus 2009

Interview met Frank Dragtenstein

“Het slavernijverleden speelt een rol in de identiteit van alle Nederlanders”

Foto: Ineke Palm

Tekst Willem Bos

Op 1 juli 1863 werd de slavernij in de toenmalige Nederlandse koloniën Suriname en de Nederlandse Antillen afgeschaft. Daarmee kwam een einde aan een periode van ruim twee eeuwen slavernij in de Nederlandse koloniën. Keti Koti, het verbreken van de ketenen, wordt deze dag in het Surinaams genoemd. De slaven werden geëmancipeerd zoals zo deftig werd gezegd. Frank Dragtenstein is historicus en werkt als wetenschappelijk onderzoeker bij het in Amsterdam gevestigde ‘Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis’ (NiNsee). Spanning interviewde hem over het belang van kennis over het verleden, emancipatie en hoe het slavernijverleden verwerkt kan worden.

Niet lang geleden

Dragtenstein: “Het lijkt zo lang geleden, bijna anderhalve eeuw, 147 jaar om precies te zijn, maar dat is het niet. Niet voor de mensen waarvan de grootouders of de overgrootouders de slavernij hebben meegemaakt. Mijn overgrootmoeder Lea is nog net uit die periode. En mijn vader heeft nog op de plantage gewoond en is in de jaren twintig naar Paramaribo gegaan om daar een nieuw bestaan te beginnen. Zo ver ligt dat verleden dus niet achter ons.

De oudere generatie, de mensen die het leven op de plantages nog kennen, hebben daar een sterke herinnering aan. Sommigen hebben pas in de jaren dertig, veertig of zelfs vijftig de plantage verlaten. Die herinnering is dus nog heel sterk. De plantages zijn er meestal niet meer, maar er zijn in Suriname en Nederland nog steeds reünies van mensen die van dezelfde plantage of regio afkomstig zijn.

Maar afgezien van de directe herinnering zijn er ook nog heel veel andere aspecten van het slavernijverleden die een belangrijke rol spelen in het leven van mensen. We moeten niet vergeten dat het over een heel lange periode gaat. Wat betreft Suriname om bijna twee en een halve eeuw. Voor het totaal van de transatlantische slavernij (uit Afrika afkomstige mensen in Noord- en Zuid-Amerika) gaat het om bijna vier eeuwen. In Brazilië is de slavernij pas in 1888 afgeschaft.

Het gaat dus over een periode van zes tot tien generaties. Een periode waarin de tot slaaf gemaakte mensen niet alleen onvrij en geketend waren, maar ook losgesneden van hun wortels, van hun taal, hun cultuur, hun religie, hun identiteit. Mensen uit verschillende delen van Afrika kwamen volstrekt willekeurig bij elkaar op een plantage terecht, alleen omdat de eigenaar daarvan ze gekocht had. En ze konden ook zo weer doorverkocht worden.

Slaven hadden geen rechtspersoonlijkheid en nauwelijks een eigen identiteit. Ze hadden een voornaam, zodat ze van elkaar te onderscheiden waren, maar verder werd er hoogstens naar ze verwezen met de aanduiding van de plantage waar ze werkten of met de naam van de plantagehouder. Er was binnen de slavengemeenschap een zeer beperkte mogelijkheid voor het overdragen van kennis, van vaardigheden, van cultuur, van identiteit. Innovatie van praktisch kennen en kunnen was niet of nauwelijks mogelijk. En van overdracht van (onroerende) goederen of kapitaal kon helemaal geen sprake zijn. In Nederland heb je bedrijven die al heel lang overgaan van generatie op generatie, zoals Bavaria vanaf 1719 of Heineken vanaf 1864. Zoiets is voor Surinamers van Afrikaanse oorsprong haast ondenkbaar. Er was meer dan tweehonderd jaar lang weinig of niets om door te geven.”

Foto's Liesbeth Hoogenboom

Jaarlijks wordt op 1 juli Keti Koti gevierd: het verbreken van de ketenen. Deze foto's zijn gemaakt tijdens de Keti Koti-viering in Rotterdam.

Mannen en mannenrollen

“Er is nu veel discussie over de rol van mannen en manlijkheid in de Afro-Amerikaanse gemeenschap en ander gemeenschappen die voortkomen uit de tot slaaf gemaakte Afrikanen. Die discussie en die problematiek is alleen maar te begrijpen als we ons realiseren dat al die tijd de mannen op geen enkele manier een rol van enige betekenis hadden. En dat geldt niet alleen voor de rol van de man in het gezin, maar ook in breder verband. Het geldt voor iedere vorm van verantwoordelijkheid als bestuurder in de clan, gemeenschap, dorp of regio. Die was er niet of zeer beperkt in de slavenmaatschappij. Ook op dat vlak werd er generaties lang niets overgedragen, was er niets om over te dragen. Dat werkt natuurlijk door in de cultuur en de identiteit van de mensen. Ook op dat vlak kan men niet terugvallen op een traditie of op voorbeelden, dat moest als het ware opnieuw ontwikkeld worden. En daarbij is het natuurlijk van het grootste belang dat men kennis heeft van het verleden.

Ook de rol van kostwinner, beschermer van het gezin of inwijding van jongens in passende tradities was niet aanwezig of niet vanzelfsprekend. De mannen waren geen kostwinner, maar eigendom van de slavenhouder. Ze waren geen hoofd van het gezin, er was op de plantage maar één autoriteit en die woonde in die grote planterswoning. Veel is ten positieve veranderd, maar het inhaalproces gaat nog voort.”

Gedeeld verleden

“Kennis van het verleden is van belang voor de direct betrokkenen, de nakomelingen van de tot slaaf gemaakte mensen, maar ook voor de rest van de Nederlandse samenleving. Want die is ook heel lang bewust of onbewust beïnvloed door de denkbeelden van slavernij en kolonialisme. Het slavernijverleden is een gedeeld verleden, het speelt een rol in de identiteit van alle Nederlanders. Kijk bijvoorbeeld naar het beeld van zwarte mensen zoals dat eeuwenlang is verspreid. Een beeld van domheid, van primitiviteit en een beschaving van geen of minder betekenis. In de jaren vijftig, zestig en zeventig van de twintigste eeuw, toen wij op school zaten was dat het beeld dat bijvoorbeeld in de jeugdliteratuur van zwarte mensen nog steeds werd geschetst. Daar tegenover stond het beeld van een zeer superieure Nederlandse – Europese – beschaving. Ook dat werkt door.

Een duidelijk voorbeeld is natuurlijk Zwarte Piet, dat beeld refereert aan het knechtschap van de zwarte mensen, naar wat wij noemen de foetoe boy, loopjongen, het zwarte knechtje van de baas. Hetzelfde beeld zie je bij plaatjes van koningshuizen uit die tijd waar vaak een zwarte jongen als knecht was. Als je dat verder onderzoekt dan weet je dat het daarbij ging om uitbuiting, vaak om kindermishandeling, soms ook om pedofilie, maar soms ook om genegenheid of liefde. Soms kregen deze jongens de kans om een opleiding te volgen. Het is een heel gemengd beeld, maar er was natuurlijk altijd sprake van onderschikking aan een blanke meester. Dat vinden we allemaal terug bij Zwarte Piet en in zo veel andere verhalen en beelden.”

Slachtofferrol en genoegdoening

“Er wordt vaak gesproken over de slachtofferrol waar mensen in blijven zitten, het verleden dat gebruikt wordt als excuus voor het functioneren nu. We moeten ons realiseren dat dit ook voortkomt uit het niet erkennen van het slavernijverleden en de erfenissen van de andere kant. Als die zaken waar we het hier over hebben in alle openheid besproken kunnen worden dan is er geen reden om over daders en slachtoffers te blijven praten. Dan is er ook een basis om te kijken hoe problemen opgelost kunnen worden en hoe de situatie van mensen verbeterd kan worden.

Er wordt natuurlijk ook gesproken over genoegdoening of herstelbetaling. Wat mij betreft gaat het dan niet uitsluitend om het uitrekenen van wie er van de slavernij heeft geprofiteerd en hoeveel en wie er schade door heeft geleden. Maar het is duidelijk dat er een bevolkingsgroep is die heeft geleden, die een hele periode lang de kans op ontwikkeling is ontnomen. Dat kan je onderkennen door het opzetten en ontwikkelen van allerlei programma’s die bijdragen aan verdere ontwikkeling van die afro-gemeenschap.”

Foto: Flickr/dwarsweb.nl

Emancipatie en bevrijding

“De afschaffing van de slavernij wordt te vaak voorgesteld als het werk van een groep blanke heren die op basis van humanitaire of christelijke waarden tot het inzicht kwamen dat het verhandelen en houden van slaven niet goed was. Natuurlijk waren die mensen er en sommigen waren heel moedig, maar de belangrijkste rol in de afschaffing van de slavernij werd toch gespeeld door het verzet van de slaven zelf.

Er was individueel verzet zoals het vernietigen van de productiemiddelen, vergiftiging en sabotage, en de veel voorkomende (zelf)moorden, maar er was ook collectief verzet: opstanden, vluchten, en de vorming van gemeenschappen van Marrons. Deze gevluchte slaven en slavinnen en hun nakomelingen voerden soms ook aanvallen uit op de plantages. Dat vormde soms een werkelijke bedreiging voor het voortbestaan van plantages of zelfs voor de hele kolonie Suriname. Er waren in het midden van de 18e eeuw veel van die Marron-gemeenschappen en het bestuur van de kolonie zag zich uiteindelijk zelfs gedwongen tot een vredesverdrag met de drie belangrijkste gemeenschappen. Dat was tussen 1760 en 1768. Daarna waren er nog andere Marron-gemeenschappen die het uitgehouden hebben tot de jaren negentig van die eeuw en tot aan de afschaffing van de slavernij zijn er steeds groepen geweest van gevluchte slaven die de kolonie onveilig maakten.

De toenemende slavenopstanden ondermijnden langzaam maar zeker het voortbestaan van de slavernij. In Haïti leidde een slavenopstand in 1791 – de Haïtiaanse revolutie – tot onafhankelijkheid van Frankrijk en de vorming van de eerste zwarte republiek. Dat voorbeeld werd in het hele Caribische gebied gevreesd. Uiteindelijk was het door de combinatie van het voortdurende verzet, de economische veranderingen en het optreden van abolitionisten in Europa en Amerika, niet meer mogelijk om het systeem van slavernij in stand te houden. Er werden steeds meer slaven op individuele basis vrijgemaakt en uiteindelijk werd het hele systeem afgeschaft. Nederland was daar heel laat mee zoals bekend.”

Beperkte kennis

“De kennis van het slavernijverleden is beperkt. Dat geldt in zekere mate voor de nakomelingen van tot slaaf gemaakte mensen, maar vooral voor de rest van de bevolking. Vaak weet men niet veel meer dan de negerhut van oom Tom. Veel mensen in Nederland denken dan ook dat het een specifiek Noord-Amerikaans fenomeen is. ‘Zo zijn wij Nederlanders niet’, wordt al snel gedacht.

Daarom richten wij ons als instituut NiNsee (zie kader) ook op de hele Nederlandse bevolking. De afgelopen jaren is er al veel bereikt. Er is veel meer belangstelling voor en begrip van het Nederlandse slavernijverleden. We kunnen niet doen alsof er geen racisme of achterstelling meer is, maar er is vooruitgang. De van oorsprong Afrikaans-Surinaamse en Afrikaans-Antilliaanse bevolking in Nederland weet wat ze wil en hoe ze dat willen. Maar het is nog steeds maar een kleine groep die verder op de maatschappelijke ladder kan komen. Een groot deel zit nog onderaan.

Dat geldt natuurlijk niet alleen in Nederland; ook elders staan te veel nakomelingen van de uit Afrika afkomstige slaven op de onderste treden van de maatschappelijke ladder. De verkiezing van Obama is natuurlijk fantastisch voor iedereen met een Afrikaanse achtergrond. Maar het kan ook het beeld geven dat er nu geen probleem meer is. Dat iedereen met een dergelijke achtergrond of een donkere huidskleur als hij of zij maar wil alles kan bereiken. Dat is natuurlijk niet zo. Er is nog wel degelijk een glazen plafond waar maar weinigen doorheen kunnen breken.

In die zin is de emancipatie van deze bevolkingsgroep nog niet voltooid en is er nog veel te doen voor er werkelijk van gelijke kansen en mogelijkheden sprake is. Pas dan zal het slavenverleden werkelijk verwerkt zijn en werkelijk verleden zijn. ”

Het NiNsee ‘Nationaal Instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis’ werd opgericht op initiatief van een tiental Surinaamse, Antilliaanse en Ghanese organisaties die waren verenigd in een landelijk platform. Dit platform bewerkstelligde een slavernijmonument en een Instituut: het NiNsee.

Het NiNsee is een kennis- en expertisecentrum; het organiseert bijeenkomsten en tentoonstellingen en brengt publicaties uit. Het NiNsee is de organisator van de jaarlijkse nationale slavernijherdenking in het Oosterpark. In dit park staat ook het slavernijmonument. Meer informatie: www.ninsee.nl.