Marx' kompanen

Met een idee de wereld veranderen

Zonder het vuur van een aantal jonge intellectuelen, hadden Marx’ ideeën zich niet zo snel en met zoveel revolutionaire kracht over Europa kunnen verspreiden. “Zij noemden zichzelf de school van het marxisme”, vertelt geschiedkundige Christina Morina. Zo veranderde Marx in marxisme.

Christina Morina groeide op in de DDR, in Frankfurt aan de Oder, vlak bij de Poolse grens. Zij was 13 toen de Muur viel. Zelf zegt zij over haar jeugd: “Ik ben opgegroeid in een omgeving waarin het socialisme realiteit was. De beeltenis van Marx was overal aanwezig. Wel heb ik altijd een kritische blik gehad op de DDR, omdat mijn familie in tweeën gesplitst was door de Duitse deling.” Toch heeft haar achtergrond naar eigen zeggen slechts indirect een rol gespeeld bij haar wetenschappelijk onderzoek. “Het was vooral nieuwsgierigheid naar hoe zo’n idee zo machtig kon worden, omdat het marxisme niet alleen op basis van dwang realiteit werd, maar ook omdat heel veel mensen er achter stonden en ervoor gevochten hebben. Ik vond het interessant om te zien hoe dat engagement van de eerste marxistische intellectuelen er uitzag, hoe zij zich verhielden tot de sociale werkelijkheid en hoe ze deze constant wilden veranderen en verbeteren.”

Waarom is de titel van uw boek ‘De uitvinding van het marxisme’?

“Pas aan het einde van mijn onderzoek werd mij écht duidelijk wat de essentie van mijn verhaal is. Namelijk dat een groep mensen die je als generatie kunt beschouwen, over grenzen heen en in meerdere talen, vaak in nauw onderling contact, nog tijdens Marx’ leven aan de verspreiding en popularisering van zijn ideeën werkte. Waarbij je duidelijk kunt zien hoe Marx in marxisme verandert. Ik heb de titel mede ontleend aan een beroemde biografie over Friedrich Engels met de ondertitel De man die het marxisme uitvond. Mijn verhaal is dat het niet alleen Engels was, maar een groep revolutionairen. Het was een project van geëngageerde intellectuelen die echt wisten wat ze wilden en, door de sociale kwestie als politiek project op te voeren, politieke macht nastreefden. Marx leende zich daar als denker en activist het beste voor.”

Waarom deze negen marxisten? Wat bond hen?

“Als je de boeken erbij pakt van degenen die over de geschiedenis van het marxisme hebben geschreven, dan duiken altijd voor elk land dezelfde namen op. Meestal heb je dan een radicaal tegenover een hervormer, een orthodox tegenover een moderaat. Guesde versus Jaurès in Frankrijk, Kautsky versus Bernstein in Duitsland. Ik wilde de eerste generatie marxisten onderzoeken, en dan bedoel ik met generatie niet wanneer ze geboren zijn, maar wie als eersten Marx gelezen, vertaald, en gepopulariseerd hebben. Om een Europees perspectief te krijgen, heb ik gekozen voor marxisten uit Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en Rusland. Er waren er natuurlijk meer, maar die vielen af omdat ze bijvoorbeeld te jong waren, of geen marxist maar anarchist of syndicalist. Het is een combinatie geworden van de canon met degenen die Marx als eersten actief in de praktijk brachten.”

Welke rol speelde Friedrich Engels bij de uitvinding van het marxisme?

“Een heel belangrijke. Zoals Marx zonder Engels niet denkbaar is, zo is het marxisme zonder Engels ook niet denkbaar. Na Marx’ dood heeft Engels nog twaalf jaar geleefd en hij is voor heel veel van mijn protagonisten een belangrijk persoon geweest. Hij was een soort vaderfiguur, adviseur, geldgever, netwerker en pr-man ineen. Engels heeft constant in verbinding gestaan met veel van de protagonisten, met Kautsky en Adler was hij zelfs bevriend. Hij was degene die Marx het beste kende en die ook in staat was om het werk van Marx – dat soms slordig en vaak chaotisch en incompleet was – te stroomlijnen. Daarvoor heeft hij, vooral na zijn dood, veel kritiek gekregen. Sommigen claimen dat Marx veel complexer en minder deterministisch was. Daarbij wordt altijd vergeten dat veel van wat Engels schreef, nog tijdens Marx’ leven verscheen én diens goedkeuring kreeg. Engels was de betere pr-man, polemist ook. Hij had bovendien een innemender persoonlijkheid dan Marx. Hij kende de fabrieken en het echte leven van arbeiders. Marx heeft veel aan zijn inzichten gehad en Engels heeft op zijn beurt weer veel kennis doorgegeven aan de jongere generatie. Hij werkte zelfs mee aan partijprogramma’s en heeft tot aan zijn dood een actieve rol gespeeld in het opbouwen van een internationale politieke beweging. Eigenlijk is hij de tiende politieke metafiguur, die door het hele boek heenloopt.”

Wat trok de negen protagonisten aan in het werk van Marx?

“De grootste verrassing voor mij was dat de aantrekkingskracht van het marxisme in het begin niet zozeer zat in de belofte die het met zich meedroeg, in de communistische utopie, maar eerder in het inzicht en de claim dat je het heden kunt begrijpen door het verleden te bestuderen. Dat je op wetenschappelijke basis de wetten van de maatschappij kunt onthullen, net als de wetten van de natuur. Ze geloofden met Marx dat als je het heden kunt verklaren, je de toekomst naar jouw beeld kunt vormen en dat dan de belofte om de hoek komt kijken. Maar dat laatste leefde bij de eerste generatie marxisten minder dan de wil om het heden te verklaren, om duidelijk te maken hoe de reële, dus “materiële’ machtsverhoudingen zijn. Hen sprak vooral het rationele in het werk van Marx aan. En het zelfbewuste, het overtuigd zijn van het eigen gelijk. Pas in de twintigste eeuw, wanneer andere factoren als oorlog en fascisme een rol gaan spelen, wordt marxisme als utopie belangrijker.’

Foto's: Wikimedia CC

Hoe hebben zij het marxisme vormgegeven?

“Hun activisme kwam niet zozeer tot uiting via politieke functies als partijvoorzitter of parlementariër, maar vooral via publicaties. Zij zagen zich als leerlingen van Marx en stelden zich tot doel om zijn ideeën in de praktijk te brengen. Zij noemden zichzelf ook “de school van het marxisme’. In de briefwisseling tussen Engels, Kautsky en Bernstein lees je de ontstaansgeschiedenis van het marxisme als politieke ideologie begin 1880 duidelijk terug. Dat was een heel bewust proces. Ze richtten kranten op, schreven partijprogramma’s, vertaalden Marx in hun eigen taal en legden zijn werk op een eenvoudige manier uit.”

Hoe verhielden zij zich tot de arbeidersklasse?

“Heel verschillend. De meesten waren in de eerste plaats wetenschapper. Ze gingen niet zo graag naar een fabriek of naar een achterbuurt om daar met arbeiders te spreken over hun werk- of leefomstandigheden. Alleen Adler, Bernstein en Jaurès hadden werkelijke interesse in het armzalige leven van gewone arbeiders. Zij wilden echt naar hen luisteren en met hen praten. Dat was bijzonder, want meestal werd er over arbeiders gesproken en niet met hen. Het meest sprekende voorbeeld was Adler. Als arts behandelde hij ook arme mensen, zonder daar geld voor te vragen. En in zijn krant die Gleichheit schreef hij undercoverreportages over de fabrieksarbeiders in Wenen, waar de omstandigheden verschrikkelijk waren. Maar hij schreef er niet alleen over, hij probeerde er met zijn sociaaldemocratische arbeiderspartij ook echt wat aan te doen. Hij geloofde niet in revolutie, maar in evolutie. Dat je met een georganiseerde arbeiderspartij stap voor stap verbetering en verandering af kunt dwingen. Bernstein was ook iemand die in Londen heel open met arbeiders ging praten en altijd bereid was om het partijprogramma aan te passen aan de behoeften van de arbeiders. Voor met name de radicalen gold dat minder. Kautsky had bijvoorbeeld helemaal geen contact met arbeiders, maar claimde wel altijd dat hij wist wat goed voor hen was. Ook Lenin en Rosa Luxemburg stonden afstandelijk tegenover arbeiders en redeneerden meer van bovenaf. Je kunt dus zeggen dat ze heel verschillende types waren, die wel allemaal dezelfde principiële kijk op de wereld hadden. En ook al bekeken ze de wereld op een verschillende manier, toch waren ze er allen vast van overtuigd dat ze die konden veranderen, in de eerste plaats omdat ze Marx gelezen hadden.”

Heeft u geprobeerd om het historiografisch beeld van het marxisme en van deze negen marxisten te nuanceren dan wel aan te vechten?

“Ik vind dat de ideeëngeschiedenis in het algemeen meer oog moet hebben voor persoonlijke verhalen om te verklaren hoe relevant een idee is, waar deze vandaan komt, en waarom ze invloedrijk wordt of niet. Dat geldt dus ook voor het marxisme. Voor wat betreft de negen marxisten heb ik vooral van Rosa Luxemburg een ander beeld gekregen na bestudering van haar egodocumenten. Zij wordt algemeen gezien als een moedige, empathische vrouw die een vreselijke dood stierf. Dat klopt allemaal, maar ze had ook een andere kant. Als je leest hoe zij met mensen en conflicten omging, dan vind ik haar vaak heel wreed en compromisloos. Als zij ooit de macht had gehad, had ze die zeker ook zonder mededogen gebruikt. Daar ben ik van overtuigd. Met democratie had zij weinig op. Ook uit de manier waarop ze het lot van mensen in haar meestal polemisch getinte teksten verwerkt, spreekt weinig oprechte warmte en betrokkenheid. Ze was vooral heel erg met zichzelf bezig, met haar eigen motivatie, verwachtingen en ambities. Haar beeld moet denk ik veel dubbelzinniger geschetst worden dan de meeste biografen tot nu toe hebben gedaan. Dat lees je ook terug in mijn boek.”

Thomas Gebauer ©

Uw boek eindigt met de eerste Russische Revolutie van 1905. Waarom heeft u voor dit eindpunt gekozen en niet voor de Oktoberrevolutie van 1917?

“Het was enerzijds een pragmatische keuze. Ik had al zoveel bronnenmateriaal verzameld dat ik mij moest beperken. Anderzijds wilde ik mij vooral richten op de jonge jaren van de negen marxisten, omdat dan wel duidelijk is welke weg zij zijn ingeslagen. Bovendien was de eerste Russische Revolutie van 1905 de enige die alle negen marxisten bewust en bij leven hebben meegemaakt. Na het neerslaan van de revolutie door het tsaristisch regime geloofde, op Lenin en Luxemburg na, geen van de marxisten meer in de gewelddadige weg die in Rusland was ingeslagen. In Frankrijk en Oostenrijk kozen marxisten voor parlementaire hervormingen en politieke participatie in plaats van revolutie en geweld. In Duitsland was de SPD zelfs vlak voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog de grootste partij geworden. Voor het verhaal over het ontstaan van het marxisme was 1905 dus het perfecte eindpunt. En toch blijft het dan spannend, omdat ze allemaal nog verder leven, sommigen zelfs tot in de jaren 1930 en 1940, tot diep in het tijdperk van het totalitarisme. Maar dat verhaal verdient een eigen boek.”

 

 

Christina Morina (1976) is wetenschappelijk medewerker bij het Duitsland Instituut in Amsterdam. Zij studeerde geschiedenis, journalistiek en politicologie aan de universiteiten van Leipzig, Ohio en Maryland. Zij promoveerde op een onderzoek naar de ervaringen van politici die in de Tweede Wereldoorlog aan het Oostfront hadden gevochten en daar na de oorlog als politici over geschreven en gesproken hebben: Legacies of Stalingrad: Remembering the Eastern Front War in Germany since 1945 (2011).

In Die Erfindung des Marxismus: Wie eine Idee die Welt eroberte (‘De uitvinding van het marxisme: Hoe een idee de wereld veroverde’) beschrijft Morina hoe negen maatschappelijk betrokken intellectuelen uit verschillende Europese landen Marx’ ideeën vormgaven en door Europa verspreidden. Mede dankzij hun inspanningen kon een theorie die de sociale werkelijkheid binnen het kapitalisme beschreef, uitgroeien tot een (staats)ideologie die in de twintigste eeuw de wereld veranderde.