De schijnwerpers op de 1 procent

Wat weten we van de verdeling van het kapitaal en van de 1 procent? Tweehonderd jaar na de geboorte van Marx, probeert de World Inequality Database op de website wid.world de verdeling van inkomen en vermogen zo precies mogelijk systematisch in kaart te brengen. Wiemer Salverda levert de Nederlandse bijdrage. “Als je die data hebt, kun je op zoek naar de krachten daarachter.”

Kapitaal en de 1 procent door de eeuwen heen

Zonder tegenbeweging zal kapitaal geneigd zijn zich steeds meer te concentreren bij steeds minder mensen. Die basiswet van het kapitalisme formuleerde Marx in het eerste deel van Het Kapitaal, in 1867. Marx beschikte niet over de data om zijn stelling statistisch te onderbouwen. Die bestonden ook niet: in Marx’ tijd begonnen de eerste overheden net het inkomen en vermogen van particulieren te registreren, met als doel er belasting over te heffen.

Honderdvijftig jaar later zijn de belastinggegevens van overheden een belangrijke historische bron geworden én is het technologisch mogelijk geworden om miljarden datasets uit allerlei landen door te lichten en te vergelijken. De Franse econoom Piketty is de eerste die dit systematisch deed en hij schreef er Kapitaal in de 21e eeuw over. Volgens de tekst op de achterflap is de door Marx voorspelde ongelijkheid op apocalyptische schaal voorkomen, door economische groei en spreiding van kennis. “Maar de diepere structuur van kapitaal en ongelijkheid is er in wezen niet door veranderd, zoals we in ons optimisme na de Tweede Wereldoorlog dachten. (…) Extreme ongelijkheid (…) wakkert onvrede aan en ondermijnt democratische verworvenheden. Het is aan de politiek om die tendens te voorkomen.” 

“Je kunt in deze discussie geen neutrale plek innemen”, stelt Piketty zelf, die overigens niet graag met Marx wordt geassocieerd. “Ook ik ben een sociaal activist, tenminste voor de helft van mijn werktijd. (…) Er moet een beweging vanuit de samenleving ontstaan die hiertegen in verzet komt. Alleen dan verandert er werkelijk iets. (..) Zolang mensen niet precies weten hoe groot het aandeel is dat de rijksten der aarde zich toe-eigenen, kan er geen echte verandering plaatsvinden.”

Vaandeldrager van een beweging van meer dan honderd onderzoekers die de 1 procent gaat ontmaskeren, zo werd Thomas Piketty in januari in het Algemeen Dagblad geportretteerd. “Iedereen moet weten hoe ongelijk deze wereld is”, stond er boven het stuk – een quote van Piketty.

Piketty kwam in 2014 met de studie Kapitaal in de 21e Eeuw. Door bestudering van historische gegevens toonde hij aan dat door de geschiedenis heen kapitaal sneller neigt te groeien dan de economie. Met inkomen uit kapitaal word je dus sneller rijk dan met inkomen uit arbeid. Piketty lanceerde de formule ‘r>g’: het rendement uit kapitaal is hoger dan de economische groei. De conclusie, populair gezegd: wie geen rijke ouders heeft, kan moeilijk echt rijk worden.

Piketty kwam tot die stelling na het combineren van de belastinggegevens met de nationale rekeningen: grofweg het bruto binnenlands product, dus de som van alle goederen en diensten die in een land in een jaar gemaakt worden. Wie beide data heeft, kan uitzoeken hoe het nationaal inkomen over de bevolking verdeeld is. En ook welk deel daarvan wordt verdiend met arbeid en met kapitaal. Kapitaal groeit door de tijd heen met gemiddeld zo’n vijf procent per jaar, stelt Piketty. Een bedrag van honderd euro is dertig jaar later dan 432 euro. En na honderd jaar 13.150 euro. Laat diezelfde honderd euro meegroeien op het ritme van de economie – zo’n anderhalf procent per jaar, over de laatste decennia – en je hebt na dertig jaar 156 euro, en na honderd jaar 443 euro. Op de korte termijn lijkt een paar procent per jaar niet uit te maken, zegt Piketty. Maar op de lange termijn helpt het effect van groei over groei te verklaren waarom de rijkste 1 procent van de wereld inmiddels rijker is dan de overige 99 procent samen.

“De manier waarop we ongelijkheid meten is nooit neutraal”, schrijft Piketty. “Een gebrek aan zicht op de inkomens boven het negentigste percentiel wordt meestal toegeschreven aan “een gebrek aan data’, maar die kunnen worden ondervangen door gebruik te maken van adequate bronnen.”

Dat is precies wat hij doet. Statistische bureaus delen de samenleving vaak op in decielen (tien groepen van tien procent), of quintielen (vijf groepen van twintig procent) en pakken daar gemiddelden van, maar registreren daarboven niets. Piketty onderscheidt binnen de bovenste 10 procent nog eens de bovenste 5, de bovenste 1 en de bovenste 0,1 procent. Die zet hij af tegen de onderste 50 procent en de 40 procent daarna. Zo’n indeling laat bijvoorbeeld zien dat het inkomen van de rijkste 0,1 procent van de wereldbevolking sinds 1980 evenveel is gegroeid als dat van de armste 50 procent. Indelingen die statistische bureaus van overheden nooit maakten – mochten ze de informatie al op deze schaal analyseren.

“Sinds het boek hebben we van overheden, onderzoekers en verschillende instellingen nieuwe informatie gekregen”, zegt Piketty in het Algemeen Dagblad. “We slaan de handen ineen met onderzoekers die heel nauwkeurig de belastingafdrachten van mensen en bedrijven in kaart brengen.”

De onderzoeker van de data voor Nederland: Wiemer Salverda.

 

Foto Jeroen Oerlemans

Wiemer Salverda

Wiemer Salverda is arbeidseconoom en emeritus hoogleraar Arbeidsmarkt en Ongelijkheid aan de Universiteit van Amsterdam. Hij coördineerde onder meer het onderzoeksproject Growing Inequalities Impacts GINI, met 200 onderzoekers in 30 landen. In het rapport uit 2014 Hoe Ongelijk is Nederland? van de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid, toont zijn indeling in 10-procentgroepen aan dat de onderste 50 procent inkomens in Nederlands sinds 1977 gestagneerd of gedaald is, terwijl de hoogste inkomens het snelst groeiden.

Hoe treed je toe tot zo’n select gezelschap?

“Thomas Piketty is al vroeg internationaal gaan samenwerken, met onderzoekers als Emmanuel Saez en Tony Atkinson, om de analyse van belastingaangiften en nationale rekeningen in meer landen te maken. Ik hoorde daar in 2001 over, van Atkinson, op een conferentie. Toen heb ik hem aangeboden dat samen voor Nederland te doen.”

Wat is tot nu toe de bijdrage van dit project aan het publieke debat?

“Het groeiende besef dat ongelijkheid door de tijd heen verandert. Een eeuw geleden was de ongelijkheid enorm. Toen is die sterk afgenomen, door kapitaalvernietiging in de twee Wereldoorlogen en de opbouw van sociale zekerheid in West-Europa. Sinds dertig, veertig jaar stijgt de ongelijkheid overal weer. Met dat besef kun je vervolgens op zoek naar de krachten erachter. Zo’n beweging als Occupy – met hun frame van de 1 tegen de 99 procent – bouwt daar rechtstreeks op door.”

Piketty staat nogal ideologisch in het debat. Wat zegt dat over de groep als geheel?

“Piketty is nogal fel op geërfd vermogen, zoals dat van de erfgenaam van L’Oreal, mevrouw Bettencourt. Nooit gewerkt en toch de rijkste vrouw ter wereld, met 42 miljard. Maar niet de hele groep staat zo uitgesproken in het debat. En dat is ook verstandig. Het maakt het resultaat sterker. Niemand die betwijfelt dat onze bevindingen zuiver de uitkomsten van administratieve data zijn.”

Wat zijn de belangrijkste inzichten uit uw bijdrage over Nederland?

“Ook hier groeit de ongelijkheid in inkomen tussen de onderste 50 procent en de bovenste 10, of de bovenste 1 procent (zie afbeelding op pagina 20 - red.). Herverdeling dempt een deel daarvan, maar niet alles. Mensen met de hoogste inkomens hebben gemiddeld al hogere vermogens. Zo zie je hoe de inkomensongelijkheid doorwerkt op de vermogensongelijkheid.”

Zijn er ook dingen die je niet ziet, of die je beter zou willen zien?

“In alle landen zien we dat het totaal van het bij de Belastingdienst geregistreerde inkomen lager is dan het totaal van de Nationale Rekeningen. Met andere woorden: er wordt geld verdiend dat niet wordt opgegeven als inkomen bij de Belastingdienst. Voor een deel weten we hoe dat kan. De Belastingdienst vraagt namelijk niet alles. Wie een bv heeft, kan daar inkomen uit onderneming in zetten als aanmerkelijk belang, dat niet wordt belast. Ook de winst op vermogen weten we niet, omdat we vermogenswinst niet effectief belasten. De Belastingdienst heft alleen een vast, fictief rendement op vermogen, of dat nou de spaarbankrekening van een huishouden is of van iemand die met miljoenen op de beurs speculeert. Nog een punt is dat we niet het inkomen of vermogen weten van degenen die erfenissen en schenkingen ontvangen. In een onderzoek daarnaar kwam ik tot de “beredeneerde conclusie’ dat erfenissen en schenkingen de vermogensongelijkheid in stand houden – een beredeneerde conclusie, want de precieze cijfers ontbreken.

Dat is één ding. Het tweede is natuurlijk het buitenland, en het vermogen dat daar buiten ons zicht staat. Die twee dingen samen maken dat je het als land alleen nooit compleet krijgt.”

Het buitenland

Waar Piketty gaten in de publieke kennis dicht door belastingaangiftes en nationale rekeningen te vergelijken, doet zijn collega Gabriel Zucman, ook uit de WID, hetzelfde met nationale rekeningen en de winst­rekeningen van multinationals. Het doel ervan is in kaart te brengen waar multinationals wereldwijd hun winst boeken, en daarmee ook in welk land ze hoeveel belasting op die winst afdragen. Zucmans net verschenen conclusie: multinationals laten 40 procent van hun winsten, oftewel 600 miljard dollar per jaar, via het buitenland lopen om er zo minder of geen belasting over te betalen. Tien procent daarvan komt terecht in Nederland, dat Zucman daarom bij de belastingparadijzen rekent (ondanks het verbod dat de Tweede Kamer aannam om Nederland zo te noemen – een motie van de PVV, gesteund door CDA, PvdA, D66 en VVD). Bedrijven als Facebook, Google, Apple en Nike betalen vrijwel geen belasting over winsten van tientallen miljarden. De voornaamste winnaars, volgens Zucman, zijn de aandeelhouders van deze multinationals, die de niet-­afgedragen belasting als dividend uitgekeerd krijgen. Piketty: “Het feit dat de allerrijksten eenvoudig hun belastingbijdragen kunnen omzeilen, terwijl gewone arbeiders die mogelijkheid niet hebben, maakt de ongelijkheid nog groter.”

In hoeverre hangt de groeiende ongelijkheid in vermogen samen met belastingontwijking van multinationals? Het hoge rendement op aandelen en de stijgende beurs­koersen zullen de 1 procent meer bevoordelen dan de rest.

“Kijk, dat zou je dus willen weten. Maar daarvoor moet je zicht hebben op de totale vermogens van die mensen, en in hoeverre inkomen uit aandelenbezit hier een bron voor vormt. Die data hebben we niet.”

Welke data hebben we niet, en waarom niet?

“Eén ding zijn de data over geld­stromen, dus over inkomens. Geld dat naar het buitenland gaat, wordt in Nederland niet belast en verdwijnt dus uit de statistieken. Neem nou die dochter van Heineken. Van haar weten we helemaal niet of ze in Nederland wordt belast of in ­Engeland, waar ze woont. Het tweede zijn de vermogens, dus niet de geldstromen, maar de voorraden. Daarvan wordt geen sluitend inter­nationaal register bijgehouden dat terug te leiden is op individuen. Het probleem zit met name bij offshore vermogens. Dus geld dat in landen staat die daarover geen gegevens verschaffen, de zogenaamde belastingparadijzen.”

Quote weet wel te melden dat Charlene de Carvalho-Heineken de rijkste Nederlander is, met een vermogen van 12,5 miljard euro, dat vorig jaar met 13 procent groeide – zo’n anderhalf miljard dus.

“Maar dat is geen vrij toegankelijke informatie. In de zin dat we die gegevens niet zullen terugvinden in de data die de WID in kaart brengt. Clubs als de Quote en de Forbes maken een schatting, op basis van bepaalde ingangen en bronnen met beperkingen. Bovendien: de Quote maakt sinds een paar jaar een aparte lijst voor mensen die in het buitenland wonen. Ook voor hen is het niet meer duidelijk waar je die mensen in moet passen in de Nederlandse vermogensverdeling.”

Hoe groter een vermogen, hoe groter de kans dat een serieus deel ervan in het buitenland staat?

“Het kost ook wat, zo’n advies hoe je dat slim kunt wegzetten. Anderzijds: hoe meer vermogen, hoe meer voordeel je erbij hebt.” 

Het geglobaliseerde, financiële kapitalisme schept mogelijkheden die voor de allerrijksten toegankelijk zijn, en voor de rest niet.

“Kijk, er is enorm veel winst te maken met financiële handel, binnen de huidige spelregels. Als je het vermogen hebt om dat te doen en je kunt de kennis kopen om dat slim aan te pakken: waarom zou je het dan niet doen? Maar in ons onderzoek geeft het een enorme blinde vlek. Dat flitskapitaal, om hoeveel geld dat gaat, wat daarmee verdiend wordt, waar de winsten terechtkomen… daar heeft niemand eigenlijk zicht op.”

Dus eigenlijk moet je naar een structuur waarin inkomen en vermogen veel vollediger geregistreerd worden, met name inter­nationaal?

“Dat is precies de stelling van deze onderzoeksgroep. Zucman pleit voor een internationaal register van vermogens, herleidbaar tot individuen, zoals in de meeste landen voor vastgoed het kadaster bestaat. Daarin moet dan alles zitten: schulden, internationale bankrekeningen, aandelen, investeringsfondsen... Hij komt tot die stelling vanuit de beperkingen waar deze groep tegenaan loopt. Nu we als onder­zoekers systematisch alle beschikbare data in kaart brengen, zien we ook steeds beter wat officiële data níet meten. En daar kunnen dan gericht de schijnwerpers op.”