Tien jaar crisis: tijd voor rechtvaardigheid

In het jaar 2008 vielen de banken als dominostenen om. De Nederlandse overheid moest 135 miljard belastinggeld neerleggen om onze banken overeind te houden. Zij waren met ons geld aan het gokken en wij konden dokken. 

Wat was er gebeurd in de aanloop naar de crisis van 2008? Banken hadden wereldwijd gegokt door steeds meer krediet te verlenen, bijvoorbeeld voor woningen. Dat leidde overal tot stijgende huizenprijzen. De kopers konden het geld toch wel lenen. En in die spiraal ontstond, als eerste in de VS, een steeds grotere groep van mensen die hun schulden helemaal niet meer konden afbetalen. De financiële wereld was inmiddels drie keer zo groot als de economie van de hele wereld. Voor elke euro die verhandeld werd in de reële economie, werden er honderd verhandeld in de financiële economie. Alle instellingen waren op ondoorgrondelijke wijze met elkaar verknoopt. Viel de een, dan viel de ander ook: het domino-effect.

Het systeem was gecrasht en had gefaald. “Dit hadden we niet zien aankomen”, zei Nout Wellink, toenmalig president van De Nederlandsche Bank. Dat gold voor het hele kabinet-Balkenende-Bos. Vriend en vijand van de vrije markt waren het met elkaar eens: de economie moet simpeler. Begrijpelijker. Niet alles moet gericht zijn op winstmaximalisatie in het financiële kapitalisme. Want wat hebben we aan al die winsten van banken en bedrijven, als die niet terechtkomen bij de mensen die ervoor werken?

Tien jaar later zien we dat er niets van terecht is gekomen. De banken verstrekken weer volop riskante leningen. De schuld wereldwijd is hoger dan in 2008. Risico’s worden opnieuw verdoezeld met ingewikkelde constructies. Nieuwe vormen van regulering en toezicht zijn te zwak of alweer afgeschaft. Bedrijven en banken gaan, gesteund door de predikers van de vrije markt, gewoon door waar ze gebleven waren. Want als bedrijven maar winst kunnen maken, zullen ze investeren, zal er meer werk ontstaan en zullen we allemaal profiteren. Toch?

Bron: Wiemer Salverda. Bron data: CBS. Bewerking: SP.

Dat verhaal kenden we van voor de crisis. Het is het neoliberale mantra dat we horen vanaf de jaren tachtig. Toen werden de lonen gematigd, de uitkeringen versoberd en verlaagd, en de ‘beklemmende’ regels voor bedrijven en de financiële markten afgeschaft. Het tarief van de winstbelasting voor bedrijven – de vennootschapsbelasting – ging omlaag van 48 naar 25 procent (en onder Rutte III naar 21 procent). Goed voor de winsten, dus goed voor ons allemaal. Toch?

Stijgende winsten, dalende lonen.

En omhoog gingen de winsten. De nettowinsten van niet-financiële ondernemingen, na belasting en na betaling van dividend, stegen van 18 miljard euro in 1995 naar 73 miljard euro in 2017. Het bbp (dat wat we met ons allen verdienen) per hoofd van de bevolking steeg mee. Maar de lonen? De koopkracht van huishoudens is sinds 1977 amper gestegen. Sinds de crisis van 2008 daalde het beschikbare inkomen van huishoudens zelfs met 5,2 procent. De cao-lonen, dus zonder de topinkomens? Die daalden eveneens. En het minimumloon? Dat ging al helemaal kopje onder. Het minimumloon nu is, gecorrigeerd voor inflatie, nog maar 84 procent waard van wat het in 1977 was. In 1977 ging er van elke verdiende euro 91 cent naar de werkenden. Nu is dat nog 72 cent. En die andere 28? Daar komen die groeiende bedrijfswinsten dus vandaan. Ondertussen betaalt de overheid nu meer dan 10 miljard per jaar aan zorg-, huur-, en kindertoeslagen. Een groot deel daarvan gaat naar werkende mensen met lage inkomens. Dat had de overheid niet hoeven uitgeven als bedrijven een fatsoenlijke loonsverhoging hadden betaald. In feite zijn deze toeslagen een soort staatssubsidie op het laaghouden van de lonen. 

Bron: CBS Statline, Nationale Rekeningen. Som van financiële en niet-financiële bedrijven. Indexcijfers: 1995 = 100. Gecorrigeerd voor inflatie op basis van CPI. Bewerking: SP.

Maar wat doen die bedrijven wel met al die euro’s? Investeren ze die misschien? Nee. Moeten ze die betalen aan belasting? Ook niet. Worden ze misschien, toch, aan lonen betaald? Nee. Gaan ze naar aandeelhouders?

Ja. Die aandeelhouders eisen steeds hogere winsten, waardoor de kosten van het bedrijf omlaag moeten. Anders, zeggen ze, verkopen ze het aandeel en stort de beurskoers van het bedrijf de afgrond in. Bedrijven zien “geen mogelijkheden” om te investeren, zegt een financieel analist. “Ze hebben de laatste jaren vooral het tegenovergestelde gedaan: snijden in de kosten en hun bedrijf efficiënter maken. Ze weten niet goed waar ze met dat geld heen moeten.” Wat ook veel gebeurt: multinationals kopen hun eigen aandelen op. Zo gaat de koers ervan omhoog. Onderzoek in de VS toont dat grote bedrijven maar liefst 54 procent van hun winst hieraan besteden. In Nederland gebeurt dit ook, maar we weten niet op welke schaal: het CBS houdt de cijfers niet bij.

Bron: Eurostat, Taxation Trends in the EU, 2014 en 2017. Bewerking: SP.

Maar op de werkvloer is gesneden, want alles moest alsmaar goedkoper. We kregen flexwerk. Met nulurencontracten. Gedwongen zzp-constructies. Uitbestedingen. Inmiddels heeft 40 procent van de werkenden een onzeker contract, met vooral onzekerheid over het aantal uren en dus onzekerheid over het inkomen. Werkenden raken vast in een race naar de bodem. De helft van de mensen in armoede heeft gewoon een baan. De inkomenszekerheid van de beroepsbevolking is sinds 1980 met 34 procent gedaald.

We hebben toch de verzorgingsstaat?

Maar gelukkig hebben we de verzorgingsstaat. Toch? In Nederland, een van de meest gelijke landen ter wereld, gaat niemand kopje onder. Wie zou er meer inkomen krijgen voor herverdeling, de rijkste 10 procent, of de laagste 50 procent? Het is de rijkste 10 procent. En na herverdeling? Nog steeds de rijkste 10 procent. De rijkste 10 procent heeft bij elkaar netto meer inkomen dan de helft (50 procent) van Nederland. In onze ‘verzorgingsstaat’ zijn sinds 2001 de verschillen alleen maar groter geworden.

Tegelijkertijd zijn door 52 miljard aan structurele bezuinigingen na de crisis, voorzieningen nog verder verslechterd en afgebroken. Verkocht met het frame dat we minder bureaucratie zouden krijgen, en dat we meer moeten participeren. Het resultaat is: meer bureaucratie en een ernstig tekort aan zorgmedewerkers, agenten en leraren. Deze afbraak zien we ook in de cijfers terug. In 1983 had de staat een omvang van 60 procent van het bbp en ging 20 procent van het bbp naar sociale zekerheid. Nu is die omvang 43 procent van het bbp en gaat 12 procent van het bbp naar sociale zekerheid.

Maar wie betaalt die verzorgingsstaat dan? Niet de multinationals. Die laten wereldwijd 40 procent van hun winsten – 600 miljard – via het buitenland lopen om er minder of geen belasting over te betalen. Bijna tien procent daarvan komt in Nederland terecht.

Is Nederland daarom een belastingparadijs? Volgens de Tweede Kamer niet. Die nam een motie van de PVV aan, met steun van CDA, VVD, D66 en PvdA, dat Nederland geen belastingparadijs is en dat iedereen die dat wel zegt, gecorrigeerd moet worden. Kous af.

Maar iets verbieden, maakt het niet minder waar. Nederland is een paradijs geworden voor multinationals, een paradijs dat steeds meer onderhouden wordt door gewone mensen. De afschaffing van de dividendbelasting, die Rutte III wil doorvoeren, verlaagt de belastingen op multinationals en hun aandeelhouders opnieuw, met niet 1,4, niet 1,6 maar 2 miljard per jaar. 

Wie betalen de verzorgingsstaat dan wel? Dat zijn steeds meer de werkenden. Die betalen, over elke verdiende euro, 33 cent belasting. Kapitaal betaalt over elke verdiende euro 12 cent belasting. Dat is het laagste cijfer uit de hele EU. De EU-lidstaten heffen gemiddeld 31 procent op kapitaal.

In het jaar 2000 kwam 11 procent van de totale belastinginkomsten van de overheid uit de vennootschapsbelasting. En 33 procent was uit belasting op werk, betaald door werkers. In 2012 kwam nog 5 procent van de totale belastinginkomsten uit winst. En 37 procent was uit belasting op werk, betaald door werkers. We betalen onze eigen reddingsboei.

Tijd voor rechtvaardigheid

Tien jaar na de crisis blijven ze zeggen: laat de bedrijven winst maken, dan komt het vanzelf goed met werk en inkomen. Maar nu weten we beter. We moeten dat niet weer laten gebeuren. Het is tijd voor rechtvaardigheid.