De dunne lijn tussen groei en diefstal

Marx’ ‘oorspronkelijke accumulatie’ in de 21e eeuw

Waar houdt groei op en begint ontëigening? Het financiële kapitalisme gooit beide dingen op één hoop en vertroebelt daarmee een voortdurende verschuiving van bezit van arm naar rijk. Dat is de strekking van een hedendaagse lezing van het marxistische begrip oorspronkelijke accumulatie.

In de financiële crisis van 2008 konden zo’n 7 miljoen gezinnen in de Verenigde Staten hun hypotheek niet meer betalen. Hun huizen, ter waarde van zo’n 40 tot 50 miljard dollar, werden eigendom van de bank. Wall Street keerde in 2008 precies dat bedrag aan bonussen uit.

In Ethiopië ging de afgelopen tien jaar een gebied ter grootte van twee keer Nederland naar buitenlandse landbouwinvesteerders, waarvoor 200.000 mensen van hun land werden geschoven. Ethiopië staat in de wereldtop wat betreft zowel landgrabs als economische groeicijfers.

In de jaren negentig privatiseerde Groot-Brittannië de spoorwegen. Sindsdien zijn de treinkaartjes dertig procent duurder geworden ten opzichte van de lonen en legt de overheid jaarlijks twee keer zoveel bij aan onderhoud, terwijl private spoorbedrijven hun aandeelhouders dividend uitkeren.

De overeenkomst tussen deze drie voorbeelden? De toename van waarde die het systeem in alle gevallen registreert, is niet het gevolg van groei, maar van onteigening. Een roof, zo je wil. Maar dan legaal, van arm naar rijk, en daarom onzichtbaar.

“De neoliberale variant van het kapitalisme is niet bijzonder goed gebleken in het creëren van economische groei,” zegt de Britse denker David Harvey. “Wat we feitelijk zien, is een massale vorm van accumulatie door onteigening.”

Accumulatie door onteigening. Met deze term legt Harvey een nieuwe laag op het marxistische begrip oorspronkelijke accumulatie. Met dat begrip duidt Marx de oorsprong van het kapitalisme. Marx antwoordt daarmee op Adam Smith. Die zei dat het kapitalisme op natuurlijke, vreedzame wijze was ontstaan. Wie goed was in een bepaald product leveren, kon na een tijd de vraag niet meer aan en nam mensen in dienst: de loonarbeid was geboren. Marx zet daartegenover dat niet een natuurlijke evolutie, maar gewelddadige onteigening aan de basis stond van het kapitalisme. Net zoals Marx de vloer aanveegt met Smiths theorie van de onzichtbare hand – het kapitalisme leidt niet tot Smiths ‘natuurlijke evenwicht’ tussen vraag en aanbod, maar tot machtsconcentratie en uitbuiting – haalt Marx het beeld van het kapitalisme als natuurlijke, vreedzame stap in de menselijke ontwikkeling onderuit.

“De zogenaamde oorspronkelijke accumulatie is niets anders dan het historische scheidingsproces tussen producent en productiemiddel,” schrijft Marx in hoofdstuk 24 van het eerste deel van Het Kapitaal. “Het proces, waardoor de kapitaalverhouding tot stand wordt gebracht, kan niets anders zijn dan het proces van scheiding tussen de arbeider en het bezit van zijn arbeidsvoorwaarden, een proces dat enerzijds de maatschappelijke bestaans- en productiemiddelen in kapitaal omzet, anderzijds de directe producenten verandert in loonarbeiders.”

Marx baseert zijn stelling op ‘the enclosure of the commons’, een proces in Engeland voorafgaand aan de Industriële Revolutie. Tot die tijd leefden gemeenschappen op gemeenschappelijke gronden. Land was van niemand, en van iedereen. Dan beginnen machthebbers zich die grond toe te eigenen. Deze elite zette daarmee twee parallelle processen in gang: veel land kwam in de handen van enkelen en er kwamen mensen vrij zonder eigen land of eigen inkomsten. Die dus ingehuurd kunnen worden om datzelfde land te bewerken. Of om in de fabriek te werken, als kort daarna de Industriële Revolutie opkomt. Het proletariaat was geboren.

Ramp na ramp

Ongeveer tegelijkertijd met het uitkomen van het eerste deel van Het Kapitaal door Marx, stort in Egypte de katoenmarkt in. Producenten blijven achter met niet alleen bergen onverkocht katoen, dat Britse fabrieken nu weer goedkoper uit de Verenigde Staten kunnen halen, maar ook met zinderende schulden aan Britse banken. Die dwingen de Egyptische landbouwers mee te gaan op de trein van suikerriet, een gewas dan net in opkomst is. Dat werkt. Even. Tot ook die markt instort. Lokale kronieken beschrijven hoe tienduizenden boeren de hongerdood sterven, terwijl de velden waar ze ooit hun eigen voedsel op verbouwden, ingelijfd zijn door het Britse leger vanwege de niet-afbetaalde schuld. Voordat Britse investeerders half Egypte tot katoenveld omwoelden, was de landbouw er zelfvoorzienend.

“Brits kapitaal knijpt de Egyptische boeren uit tot op de laatste druppel bloed”, sneert Rosa Luxemburg, een belangrijke auteur uit de eerste generatie marxisten (zie ook Marx' kompanen). In De Accumulatie van Kapitaal (1913) wijdt ze een heel hoofdstuk aan Egypte. Haar stelling is dat overgeaccumuleerd, rentedragend kapitaal op de ene plek leidt tot oorspronkelijke accumulatie op de andere. Wanneer in de eigen omgeving de wet van de dalende winstvoet toeslaat – genoeg kapitaal, maar niets waarin het rendabel kan investeren – zoekt het een uitweg naar gebieden ‘buiten’ het systeem, waar de winstmarges nog hoog zijn en de concurrentie laag. Het systeem draait weer, voor even, maar schept ramp na ramp in de gebieden die het onder zijn logica brengt.

Politie veegt in Guatemala een inheemse gemeenschap van haar land in de gemeente Tactic, deelstaat Alta Verapaz. Foto: Rony Morales, Prensa Comunitaria

Talloze eilanden en frontlinies

Dat is precies wat we nu aan de randen van het systeem zien gebeuren, zegt Harvey, in navolging van Luxemburg. Die randen kunnen geografisch zijn, maar ook juridisch en politiek.

Geografisch bezien eindigt de kapitalistische logica op de stranden van talloze eilanden in met name Azië, Afrika en Latijns-Amerika, waarop mensen, grond en grondstoffen buiten de kapitalistische logica bestaan, denken en leven als Engelse boeren voor de ‘enclosure’, en die het kapitalisme steeds verder insluit, als een opkomende vloedlijn, waarin dagelijks mensen kopje onder gaan.

Neem de boer uit Ethiopië, die in een uitzending van Zembla zegt een Nederlandse rozenkwekerij te beveiligen, gebouwd op de grond waar hij vroeger zijn vee liet grazen. Hij krijgt een dollar per dag: veel te weinig om van te leven.

Of de landbouw in India, sinds 1994 aangesloten op de wereldvoedselmarkt, waar voedselimperia grond opkopen, zaden patenteren, overschotten dumpen en plaatselijke boeren in de schulden steken – waardoor de afgelopen twintig jaar meer dan 200.000 van hen zelfmoord hebben gepleegd.

Of de ‘vondsten’ van olie, steenkool en mineralen door multinationals, die er vervolgens de bewoners van het land vegen, een hek omheen zetten en de winsten uitkeren aan de rijkste 1 procent van de wereld.

De juridische en politieke randen liggen binnen de kapitalistische wereld. Hier verschuift de frontlijn met elke creatie van een nieuwe markt of verdienmodel, en met elke uitdieping van een bestaande vorm ervan. Zoals een lening moeten aangaan om te kunnen studeren. Kleine lettertjes, die je jaren binden aan een nutteloos contract. Een boer uit Drenthe blijkt patent te hebben op teff, een Ethiopisch graan van duizenden jaren oud. Lonen blijven laag, terwijl de winsten stijgen. Multinationals ontwijken voor tientallen miljarden aan belasting door via Nederlandse brievenbusfirma’s hun winsten weg te sluizen naar belastingparadijzen. Allemaal legaal, allemaal onteigening, van publiek naar privaat, van arm naar rijk.

Waar blijft het verzet?

Waar blijft het verzet? Het is er al, voortdurend, overal waar mensen aanvoelen dat ze berooid worden en het niet klopt, dat anderen winst gaan maken op wat van hen is. Het zijn buurtbewoners die in opstand komen tegen sloop, hotels en gentrificatie. Het zijn studenten die hun universiteit bezetten als die wordt prijsgegeven aan de marktlogica. Het zijn sloppenwijkbewoners die zich verzetten tegen ontruiming. Ook het antwoord kennen we: ordetroepen, waterkanonnen en traangas, wegens verstoring van de openbare orde of obstructie van het recht op winst, dat zo vaak boven mensen gaat.

De Sloveense filosoof Žižek maakt onderscheid tussen objectief en subjectief geweld. Geweld dat in het nieuws komt, is vaak subjectief: het zijn rellen in de banlieues, of boeren die een weg blokkeren. Subjectief geweld, het soort geweld dat de norm breekt, is vaak een reactie op objectief geweld, zegt Žižek: geweld vanuit de logica van het kapitalistische systeem, dat geldt als de uitoefening van de wet en daarom als legitiem.

Wat Marx laat beginnen als oorspronkelijke accumulatie, zet zich dagelijks voort in nieuwe vormen en op nieuwe plekken, gedekt door de dreiging van objectief geweld. Vorig jaar eindigde 82 procent van alles wat de wereld rijker werd bij de rijkste 1 procent. Deze 1 procent bezit inmiddels meer dan de rest van de mensheid. Een systeem dat dit niet ziet als diefstal, maar verdedigt als rechtmatige vorm van groei, vraagt erom door de 99 procent bevochten te worden.