publicatie

Tribune 3/2010 :: Jan Marijnissen in gesprek met Robbert Dijkgraaf: “Het verhaal van de mens is het verhaal van zijn nieuwsgierigheid en kennis”

Tribune, maart 2010

Jan Marijnissen in gesprek met Robbert Dijkgraaf

“Het verhaal van de mens is het verhaal van zijn nieuwsgierigheid en kennis”

Beschaving wordt weleens omschreven als ‘weten en geweten’. Maar wat hebben deze elementen van de beschaving met elkaar? Doet de wetenschap wat ze moet doen? Hoe staat het met haar aanzien? En, zijn mensen gelukkiger als ze meer weten? De president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen geeft antwoord.

Tekst Jan Marijnissen Foto’s Suzanne van de Kerk

Ons gesprek vindt plaats in de prachtige, stijlvolle bestuurskamer van de KNAW, gevestigd in het Trippenhuis aan de Kloveniersburgwal in Amsterdam. De gebroeders Trip, rijk geworden in de internationale wapenhandel (“Niemand in ons land is nu zo rijk als zij toen waren”), lieten het monumentale gebouw in de zeventiende eeuw neerzetten ter meerdere eer en glorie van henzelf. De schoorstenen hebben de vorm van een kanonnenloop, zodat de bron van de geëtaleerde rijkdom niet verscholen blijft. Onder de Fransen, ten tijde van koning Lodewijk Napoleon, broer van de keizer, werd het pand opgeëist ten behoeve van het Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letteren en Schoone Kunsten, de voorloper van de huidige Akademie.

We hebben aardig wat te danken aan die Franse bezetter van destijds.

“Inderdaad. Ten onrechte is het tijdens geschiedenislessen, wanneer deze periode van 1800 tot 1815 aanbreekt, meestal fast forward. Veel van onze centrale instituties, zoals rijksmusea, rijksacademies, en dat Amsterdam onze hoofdstad is – het stamt allemaal uit die tijd. Maar ook de bestuurlijke inrichting van ons land, het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van Strafrecht, de Burgerlijke Stand, onze straatnamen en huisnummers, de dienstplicht: noem maar op, het is in die tijd ingevoerd.”

Je hebt de KNAW weleens de belichaming van de ziel van de wetenschap genoemd. Wat is de ziel van de wetenschap?

“Mensen zien in het dagelijks leven de resultaten van de wetenschap in de vorm van producten, of nemen kennis van de inzichten die de wetenschap voortbrengt. Maar voor wetenschappers is er meer: zij willen de wereld begrijpen, ’m kunnen duiden. En dat op een hoog niveau. De ziel van de wetenschap is het kwetsbare vlammetje van het willen weten dat de brand heeft aangestoken.”

Hebben wij dat allemaal, dat vlammetje?

“Ja. Je ziet het goed bij kinderen. Er is geen kind dat zich niet verwondert over de wereld. De nieuwsgierigheid maakt de mens tot mens. Net als de wil om kennis over te dragen, generatie op generatie. Het brein definieert ons. Omdat we ons verwonderen en op onderzoek uitgaan, is er vervolgens nog meer om ons over te verwonderen: het is een olievlek die uitdijt.”

Maar hoe meer we weten, hoe meer we ontdekken wat we allemaal niet weten?

“Dat is juist. Als we onze kennis zien als een uitdijende olievlek, wordt de rand van de olievlek ook steeds groter. Er zijn steeds meer vragen te stellen. Maar de oppervlakte groeit sneller dan de lengte van de rand. Dat is bemoedigend.”

Wat is wetenschap?

“Poeh.” Hij lacht. “Er zullen vast allerlei mooie definities zijn, maar ik zeg: de kennis van de wereld die je door middel van systematisch onderzoek hebt opgedaan. In de natuurwetenschap komen we aan die kennis door middel van proefondervindelijk onderzoek. In de literatuurwetenschap gaat het meer om de redenering. Maar elke wetenschap streeft naar objectiviteit. Je probeert iets te begrijpen wat nog niet begrepen is. Echt iets bewijzen blijft buiten de wiskunde altijd moeilijk. Vaak is het een kwestie van aannemelijk maken. Het materiaal waar een paleontoloog zijn stelling mee moet bewijzen is vaak heel beperkt – die paar fossielen die zijn overgebleven. In de wetenschap horen we de onzekerheid dus ook een plaats te geven.”

Hoe wetenschappelijk is de economie bijvoorbeeld?

“Hier gaat het om de voorspellende waarde. De wetenschap moet niet te pretentieus zijn en aangeven waar het speculatie wordt omdat vaste grond onder de voeten ontbreekt. Sociale wetenschappen komen vaak met conclusies waarvan mensen zeggen: dat wist ik allang. Immers, met introspectie komt ieder mens al een heel eind. Maar de wetenschap kan dat objectief bevestigen. En toch komt men soms met nieuwe inzichten die ons vermoeden tegenspreken. In zekere zin hebben de sociale wetenschappen het moeilijker dan de fysica bijvoorbeeld. De psychologie van de mens is zo ingewikkeld dat we rustig kunnen stellen dat we pas aan het begin staan van onze ontdekkingsreis.”

Hoe kun je met zekerheid iets zeggen over de klimaatontwikkeling wanneer er zo veel variabelen zijn?

“Ja, dat is een goed voorbeeld. Je ziet een hele keten in de meningsvorming, die begint met wetenschappers die kwantitatief onderzoek doen, metingen verrichten, vervolgens modellen bouwen en dan komen met mogelijke scenario’s voor de toekomst, inclusief allerlei onzekerheden. Maar dan komen er activisten of politici die zeggen: ‘Zo, en nu graag alles op één A4’tje.’ Onvermijdelijk ontstaat er dan een karikatuur van een wetenschappelijke mening. Je ziet dat nu gebeuren. Maar, sprekende over het klimaat, de essentie is duidelijk. De discussie gaat eerder over de mate van onzekerheid, of er nu negentig of vijfennegentig procent kans op is dat het fout gaat. De wetenschap heeft ons gewezen op de risico’s, het is aan de maatschappij en de politiek om iets te doen met die boodschap.”

Er bestaat dus een risico van een kwalitatieve omslag in het klimaat. Daar kunnen we ons op voorbereiden. Maar kunnen we die omslag ook voorkomen?

“Er is geen een-op-eenrelatie tussen de hoeveelheid geld die je uitgeeft om tot CO2-reductie in de atmosfeer te komen en de stijging van de temperatuur. Zo hard is die correlatie niet, al bestaat er wel een verband tussen de aanwezigheid van broeikasgas en de temperatuur op aarde.”

Als je thuis op de bank zit en je kijkt naar die milieuconferentie in Kopenhagen, wat denk je dan?

“Daar wordt een spel gespeeld, waarbij iedereen zijn rol heeft. De wetenschap staat daar grotendeels buiten. Het is goed dat het geagendeerd is en dat men er serieus over nadenkt, maar het is wel van belang dat er een steviger wetenschappelijke basis komt. We moeten beter begrijpen wat er precies aan de hand is. De kans bestaat dat we over vijftig jaar terugkijken naar de discussie van vandaag over het milieu zoals we dat nu doen naar de discussie in de jaren vijftig over de schadelijkheid van het roken.”

Maar kunnen we nu al zulke vergaande conclusies trekken dat een investering van duizenden miljarden wereldwijd gerechtvaardigd is?

“Let wel: de conclusies van de wetenschap gaan minder ver dan wat je in de manifesten tegenkomt. De wetenschap levert goed werk met alle mitsen en maren die erbij horen. Anderen gaan daarmee aan de haal. Al Gore bijvoorbeeld: die gaat in zijn film drie, vier stappen verder dan de wetenschap rechtvaardigt.”

Heeft wetenschap met waarheid te maken? Zo ja: wat is waarheid?

“Zeker, wetenschap en waarheid hebben alles met elkaar te maken. Het is onze opdracht als wetenschappers om dichter en dichter bij de waarheid te komen. De absolute, totale waarheid bereiken we niet. Maar binnen een bepaalde tolerantie, binnen een foutenmarge, kunnen we een heel eind komen. We proberen die marges steeds verder te verkleinen. Elke keer krijgen we weer nieuwe inzichten. Soms denken we dat we er zijn, en dan blijkt het toch weer net even anders te liggen. Dat is niet erg, onderwijl weten we wel steeds meer. Essentieel is dat we open zijn over de foutenmarges.”

“Kennis is één, maar er verantwoord mee omgaan is net zo belangrijk”

In de wetenschap is geen plaats voor een objectieve én een subjectieve waarheid?

“In zekere zin wel, want wetenschap kan niet zonder de wetenschapper. Er zit dus altijd een subjectief element in. Als we de wereld duiden, dan doen we dat op een menselijke manier. Ik werk veel met formules, maar ik ben er nog nooit een in de vrije natuur tegengekomen. Wat we doen, doen we met ons brein dat een resultaat is van een lange evolutie. Het kan best dat onze zintuigen dingen niet zien die er wél zijn. De kans daarop wordt wel steeds kleiner. Einstein zei: ‘Het grootste wonder is dat de wereld überhaupt te begrijpen is’.”

Welke ontwikkeling heeft het begrip ‘waarheid’ in onze Westerse geschiedenis doorlopen?

“De grote omslag is gekomen toen onze voorouders beseften dat wetenschap slechts zinvol kon zijn wanneer ze zo veel mogelijk objectief te werk zou gaan. Er kwam proefondervindelijk onderzoek. We hebben het dan over eind zestiende, begin zeventiende eeuw. Vanaf dat moment hebben we door middel van experimenten steeds meer uitspraken aan de natuur kunnen ontlokken. Omdat veel van de onderzoeken herhaald konden worden door anderen, kon er na verloop van tijd consensus ontstaan over bepaalde inzichten. En elk inzicht is weer een bijdrage aan het bouwwerk van de kennis.”

Wat wij nu onder waarheid verstaan, is dus wat anders dan wat mensen in de Middeleeuwen voor waar aannamen?

“Zeker. Waarheid toen was meer een mening. Toen kon je zeggen: ‘De wereld bestaat uit atomen’, en dat was je persoonlijke filosofie. Maar nu kun je zeggen: ‘De wereld bestaat uit atomen, en hier is de foto waarop je ze kunt zien.’ Dat is toch heel wat anders. Er zijn natuurlijk wetenschappen die zich niet of moeilijk kunnen baseren op de proefondervindelijke methode. Je ziet dan ook dat de meningen en opinies daar meer de overhand hebben.”

De laatste vraag in de definitiesfeer: wat is een academicus?

“Dat is iemand die zich de academische waarden heeft eigen gemaakt. Ik improviseer nu, want eigenlijk willen we de definitie liever open laten. Maar een academicus is op de eerste plaats kritisch, vooral op zichzelf. Wetenschap is één groot gevecht tegen vooringenomenheid en ijdelheid, tegen blinde vlekken. Een ander belangrijk kenmerk waar een goed academicus aan moet voldoen is de bereidheid tot debat. Je moet immers altijd bereid zijn om op zoek te gaan naar data die je ongelijk aantonen. Ook moet een wetenschapper zichzelf en zijn werk in een grotere context kunnen zien. Hoe verhoudt mijn werk zich tot de rest van de maatschappij, nu en in de toekomst. Een academicus moet ook de samenhang der dingen zien.”

“De wetenschap moet onafhankelijk, objectief en open zijn”

Voldoen onze hedendaagse academici aan deze omschrijving?

“Je kunt het doen van onderzoek vergelijken met het zoeken naar goud. Naarmate de tijd verstrijkt moet je steeds verder, dieper graven. Dat geldt ook voor wetenschappelijk onderzoek. Zo krijg je mensen die hele diepe mijnen ingaan, die van heel weinig heel veel weten. Dat is belangrijk om vooruitgang te boeken. Maar toch zie ik graag dat academici zich ook bewust zijn van het grotere geheel. In de opleidingen hebben we dat de afgelopen jaren te veel links laten liggen.”

Heeft dat ermee te maken dat we veel meer studenten aan de universiteiten hebben dan veertig jaar geleden?

“Het is een verdienste van onze tijd dat we zo veel jongeren een universitaire opleiding kunnen laten volgen. Alleen, we moeten wel het systeem aanpassen. Het is nogal een verschil: een paar procent van de bevolking dat gaat studeren zoals vijftig jaar geleden of, zoals nu, twintig procent.”

Maar gaan die enorme aantallen niet ten koste van de kwaliteit?

“Zeker. We hebben nu meer studenten die de academische waarden niet met de paplepel ingegoten hebben gekregen. Maar dat op zichzelf is geen bezwaar. Alleen zijn die instellingen te grootschalig geworden en daardoor is een deel van de samenhang verloren gegaan. Daarmee is de intimiteit verdwenen en is er geen sprake meer van een natuurlijke verbondenheid tussen de specialisaties. Het systeem is uit zijn voegen gegroeid.”

Is de wetenschap niet te veel afwezig buiten de universiteit?

“Ik ben het ermee eens dat de wetenschap te veel afwezig is in de samenleving, in het publieke debat. Het relatieve isolement van de wetenschapper is van recente datum. Door de enorme aanwas van studenten, waar we net over spraken, is het een wereld op zich geworden. Vroeger stonden wetenschappers in nauwer contact met de buitenwereld dan nu. Dat vind ik jammer. Anderzijds is de wetenschap via de toepassingen tot in de haarvaten van de samenleving doorgedrongen. Het gaat om de opleiding en de cultuur die je overdraagt. De wetenschap moet niet alleen meer aanwezig zijn buiten de universiteiten, de samenleving moet ook meer aan de orde zijn in de collegebanken. De universiteit moet het brandpunt zijn waar alle dingen samenkomen. Dáár moet gesproken worden over de maatschappij, over de problemen van vandaag en morgen. Het is immers de toekomst die de collegezalen bevolkt. Nu richt de universiteit zich te veel op de interne, disciplinaire verdeling en te weinig op haar maatschappelijke betekenis.”

Zijn mensen gelukkiger als ze meer weten?

“Ja. Uiteindelijk wel. Er zijn verschillende vormen van geluk, sterk gerelateerd aan een domein. Kennis vergroot niet alleen je wereld, je weet er ook meer van. Daardoor word je minder snel verrast door de feiten van het leven. Je wordt meer meester over de omstandigheden. Het verhaal van de mens is het verhaal van zijn kennis. Het aantal begrippen dat we gebruiken om alle facetten van de werkelijkheid die we kennen te benoemen is werkelijk geëxplodeerd.”

Beschaving wordt wel omschreven als ‘weten en geweten’.

“Dat is een mooie samenvatting.”

Maar als we de universiteit omschrijven als de tempel van de beschaving. Wordt daar dan wel genoeg gedaan aan ‘geweten’?

“Nee, ik denk het niet. In de vorige eeuw zijn veel wetenschappers geconfronteerd met de gevolgen van hun ontdekkingen, denk aan de natuurkundigen die aan de eerste atoombom werkten, en daardoor tot andere inzichten gekomen. In een heel vroeg stadium moet je zowel weten als geweten overal bij betrekken. Kennis is één, maar verantwoord met die kennis omgaan is net zo belangrijk. Ik heb zelf ooit een lerares gehad in Rotterdam, die zei: ‘Jullie hebben het gymnasium er nu bijna opzitten. Dat is mooi, maar omdat jullie waarschijnlijk allemaal belangrijk werk gaan doen voor de samenleving, wil ik jullie wijzen op de verantwoordelijkheid die dat met zich meebrengt.’ We zaten toen in de klas allemaal een beetje schaapachtig te lachen, maar ik heb het wel onthouden en het heeft iets met me gedaan. Ik heb ook onthouden dat zij de enige is geweest die dat ooit tegen mij gezegd heeft.”

Toen de natuurkundige en Nobelprijswinnaar Hendrik Lorentz in 1928 werd begraven, waren er tienduizenden op de been. Het land lag drie minuten stil. Zoiets kun je je nu toch niet voorstellen.

“Dat sluit mooi aan bij het voorafgaande. Lorentz, een van mijn voorgangers als president van de KNAW, heeft in 1917 een brief geschreven aan de minister-president met de vraag: wat kan de wetenschap doen voor de maatschappij? Daar is later het TNO uit voortgekomen. Hij werd ook de eindverantwoordelijke voor de afsluiting van de Zuiderzee. Hij heeft daar acht jaar van zijn leven aan gewijd, terwijl hij zich tot dan toe alleen maar had beziggehouden met elementaire deeltjes. Hij was politiek actief en voorzitter van de Onderwijsraad. Hij genoot groot aanzien, ook internationaal. Het enorme medeleven tijdens zijn begrafenis is een expressie van twee dingen: enerzijds de wetenschapper die zich inzet voor de samenleving, en anderzijds de brede waardering die hij daarvoor ondervond. De interactie tussen de wetenschap en de maatschappij was toen beter dan nu. De wetenschap had toen een groot gezag.”

Toen. Nu gaat bij de baarmoederhalskankervaccinatie de helft niet. Bij de Mexicaanse-griepvaccinatie komen mensen niet omdat ze denken dat ze geheimzinnige nanodeeltjes ingespoten krijgen. Homeopathie, mensen die geloven in het ‘geheugen van water’. Kwakzalverij. Waar waren jullie wetenschappers?

“Dat is een goed punt.”

Ik snap het niet. Je zou denken: we worden verstandiger. Dommer worden, dat gaat niet.

“Voor een deel komt dat doordat mensen mondiger zijn geworden. Ten tijde van Lorentz was het vooral eenrichtingsverkeer. Er was toen ook sprake van vanzelfsprekende gezagsverhoudingen. Heden ten dage zijn mensen veel meer actief betrokken bij de samenleving en zijn ze hoger opgeleid. Nu moet je het gezag meer verdienen dan toen. Een rapportje schrijven is niet genoeg. Je moet er ook de boer mee op: communicatie dus.”

“Al Gore gaat in zijn film drie, vier stappen verder dan de wetenschap”

Maar hoe valt dat verschil in waardering voor de wetenschap tussen toen en nu te verklaren? Toename van mondigheid hoeft toch niet noodzakelijk te leiden tot een toename van domheid?

“Ik heb daar geen simpel antwoord op. De wetenschap zoekt naar haar rol in de moderne tijd. Het paradoxale is dat de kennis alleen maar is toegenomen. De wetenschap heeft veel vooruitgang geboekt, maar ook de toegankelijkheid van die kennis is toegenomen. Aan de andere kant zie je dat mensen in zijn algemeenheid achterdochtiger zijn geworden richting autoriteiten, en dus ook richting de wetenschap. De wetenschap kan en mag daar niet autoritair op reageren. Zo’n houding past namelijk helemaal niet bij de wetenschap. Kritiek en zelfkritiek behoren binnen de wetenschap tot het hoogste goed. De onderlinge controle is gigantisch.”

Wat te doen?

“Waar wantrouwen heerst, is transparantie de oplossing. De ramen moeten open. Laat iedereen maar binnenkomen en rondkijken. Vertel en leg uit.”

De verplichting om opdrachten van het bedrijfsleven binnen te halen, de dubieuze rol van de farmaceutische industrie, de leerstoelen die te koop zijn. Leiden deze zaken niet tot aantasting van de beroepseer en de professionele autonomie, en daarmee tot uitholling van het gezag van de wetenschap?

“De academische waarden horen altijd centraal te staan op de universiteit. Dat leerstoelen de naam dragen van een bedrijf of fonds, vind ik nog het minste probleem, áls de onafhankelijkheid, de objectiviteit en de openheid maar gewaarborgd zijn. Kijk naar de VS: daar zijn zelfs hele universiteiten genoemd naar rijke families. Stanford is de naam van de familie Stanford. Die universiteit wordt nu gezien als een van de parels in de wetenschap. En, vergeet niet: ook het bedrijfsleven heeft belang bij de waarheid, bij onafhankelijk onderzoek. Dat gezegd zijnde, geef ik toe dat velen – en niet de minsten – hebben gewezen op de soms kwalijke rol van de farmaceutische industrie als het gaat om onderzoek. Zo blijkt dat gesponsord onderzoek meer positieve resultaten oplevert dan niet-gesponsord onderzoek. Hier zitten duidelijk een aantal zaken structureel niet goed. We moeten ons behoeden voor morsige tussenstructuren. Dus ook geen professoren meer die in opdracht van Campina zeggen dat melk drinken goed is.”

Je genen krijg je van je ouders, net als de eerste jaren van je opvoeding; allebei erg bepalend voor wie je wordt of bent. Wat betekent het begrip ‘vrije wil’ dan eigenlijk nog?

“Op dit terrein komen we steeds meer te weten. Een recent nieuw inzicht is bijvoorbeeld dat bij volwassenen het IQ voor vijftig procent bepaald wordt door de genen. Alleen, welke vijftig procent weten we nog niet. Er is zeker sprake van een mate van determinisme, al zullen we de toekomst nooit met zekerheid kunnen voorspellen. Zelfs het weer van overmorgen voorspellen is al erg moeilijk. We hebben in ieder geval de illusie van de vrije wil, die praktisch niet te onderscheiden is van de echte vrije wil. Wat ik denk en doe, bepaal ik gelukkig in grote mate zelf.”

Sommigen werpen tegen: ‘Ook willen moet je kunnen.’

“We moeten de mens niet zien als een marionet, die door middel van touwtjes van binnen en van buiten gestuurd wordt. Ik vind wel dat we moeten nadenken over de omstandigheden, de omgeving. Kunnen we daar wat aan doen? Wat kunnen we met onze talenten, kennis en ‘vrije wil’ doen aan de samenleving om ons heen?”

Maar wat doen we met de tien tot vijftien procent van de mensen die geen regisseur van hun eigen leven zijn?

“We komen van ver. In de Middeleeuwen lag dat percentage misschien wel boven de negentig procent. De vraag is nu: welke factoren hebben die vooruitgang nu bewerkstelligd? De wetenschap komt dan al snel in beeld. En niet alleen omdat dankzij onze kennis onze levensverwachting verdrievoudigd is. De toegenomen kennis over onszelf en onze omgeving stelt ons ook in staat om meer invloed uit te oefenen. De groep die je noemt, mag niet aan onze aandacht ontsnappen. Je kunt veel doen via het onderwijs, via de media, via de politiek. Daar is nog heel veel winst te halen. Ik ben daarvan overtuigd. Als je kijkt naar plekken elders op de wereld, dan zie je dat dit percentage veel hoger is. Het is duidelijk een kwestie van ontwikkeling, iets waar we wat aan kunnen doen. Onderwijs en kennis zijn daarbij de hefbomen. De capaciteit van ons brein is onmetelijk. Ons IQ blijft maar stijgen. Iedere volgende generatie is weer slimmer. Daarom moet de gemiddelde norm van IQ-testen ook steeds naar beneden worden bijgesteld.”

Ligt hier nog ergens een rol voor de genetica?

“Je moet hier erg oppassen niet te veel te beloven, terwijl je weinig kunt waarmaken. Maar het is zeker niet uit te sluiten dat op lange termijn onze genetische bagage geen vaststaand gegeven meer zal zijn, maar een startpunt. Nu is de meeste winst te boeken door na te denken over de opvoeding en de omgeving. Bij een kind van vier wordt het IQ slechts voor tien procent bepaald door het genenmateriaal. Negentig procent is dus de omgeving: ouders, vriendjes, opvang. Kinderen van nu ondervinden in de eerste levensjaren veel meer stimuli dan kinderen honderd jaar geleden. We hoeven niet aan het DNA te sleutelen om een enorme winst te behalen. We kunnen ons nu beter concentreren op de leefomgeving.”

Wat zouden we kunnen doen?

“Kinderen tot zes jaar kunnen veel meer dan wordt aangenomen. Deze kinderen kunnen al tellen en logisch redeneren. Ze kunnen het niet opschrijven, maar dat is ook een aparte vaardigheid. Muziek, wiskunde, patronen herkennen, sociale interactie, ze kunnen het allemaal. Daar zit een enorm groeipotentieel. Te veel kinderen groeien op in een arme leefomgeving, waarin ze te weinig worden uitgedaagd. Kunnen we die kinderen geen betere toekomst geven door ze een betere start te geven? Juist in arme volkswijken zouden de buurt en de overheid op dit terrein veel kunnen betekenen. Als ik hoor dat sommige kinderen ’s ochtends in het donker alleen de trap afkomen om naar school te gaan, krijg ik tranen in mijn ogen. Het lijkt een uitzichtloze situatie en toch is het ook mooi, want dat kind wil dus wel. Waarom? Omdat we samen hebben afgesproken dat jonge kinderen naar school moeten. Met andere woorden: we kunnen meer dan we vaak denken.”

Welke drie ontdekkingen zullen ons binnen nu en vijftig jaar versteld doen staan?

“Vast drie zaken die we nu niet eens kunnen bedenken! We gaan in ieder geval heel veel meer ontdekken over de werking van ons brein. Daarmee vergaren we kennis over hoe we in elkaar zitten, hoe we leren en hoe onze vorming verloopt. Er zal een versmelting komen van de technologie en het leven. De nanotechnologie biedt vele mogelijkheden. En tot slot: we zullen een doorbraak beleven op het punt van onze kennis over het ontstaan van het heelal. Waar we uit bestaan, waar we vandaan komen en waar we naartoe gaan.”

Prof. dr. Robbert Dijkgraaf (1960) is een man van de wetenschap en van de wereld. Momenteel is hij, naast zijn hoogleraarschap aan de Universiteit van Amsterdam, president van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Na een middelbare schooltijd waarin hij zich ontpopte als jonge onderzoeker ging hij natuurkunde studeren. Dat werd echter een afknapper. Het werd de Rietveld Academie, waar hij de geheimen van de schilderkunst ontdekte. De natuurkunde bleef echter zijn grote liefde. En in 1986 slaagde hij alsnog, cum laude. De promotie volgde in 1989. Voor onder andere zijn onderzoek naar de ‘snaartheorie’ kreeg hij in 2003 de Spinozaprijs, de hoogste wetenschappelijke onderscheiding van ons land. Wie leest over zijn leven komt verwijzingen tegen naar plekken overal op aarde: Princeton, Cambridge, Bonn, Stanford, Dublin, Parijs, Harvard, Berkeley en Kyoto. De uitzending van VPRO’s Zomergasten, waar hij in 2005 te gast was, is nog altijd de best bekeken aflevering. Met zijn warme stem en sympathieke uitstraling is hij een geboren intermediair tussen de wetenschap en de geïnteresseerde leek. Iets wat hij regelmatig demonstreert in programma’s als De Wereld Draait Door, Hoe? Zo!, en voor kinderen op de website proefjes.nl.