Tribune 07-08/2006 :: Het onderwijs kan zoveel beter

Tribune, juli/augustus 2006

Het onderwijs kan zoveel beter

Het onderwijs kan zoveel beter - met die slogan vroegen wij Tribune-lezers hoe vooral het Vmbo (waar jaarlijks tienduizenden leerlingen zonder diploma de school verlaten) beter zou kunnen. Aan wie konden we de honderden reacties beter voorleggen dan aan Fenna Vergeer, onderwijsspecialist van de SP in de Tweede Kamer en zelf jarenlang lerares? Een kleine bloemlezing van de brieven kunt u onderaan de pagina vinden.

Tekst: Elma Verhey Foto: Bert Nienhuis

‘Heel herkenbaar,’ noemt Fenna Vergeer de brieven die de Tribune ontving. ‘Dit is precies wat ik ook zelf uit het onderwijsveld te horen krijg.’ Om er in één adem aan toe te voegen: ‘Maar al die zaken worden door de minister ontkend of gebagatelliseerd. Als ik de drop-outs in het Vmbo aan de orde stel, zal Maria Verhoeven eerst eindeloos bekvechten over de cijfers voordat we toekomen aan de vraag wat er aan de hand is. Wat maakt het uit of het er tienduizend meer of minder zijn? De schooluitval is gigantisch.’

Zijn er meer drop-outs dan vroeger?

‘De cijfers zijn moeilijk vergelijkbaar. Vroeger kon je met Lts aan het werk. Maar Vmbo is geen eindonderwijs, de bedoeling is dat je een startkwalificatie haalt in het Roc. Daar zit een knip en op dat moment vallen veel leerlingen uit die ongemotiveerd zijn geraakt. Enfin, er zijn heel wat redenen voor aan te geven. Maar de overgang tussen Vmbo en Roc is het fatale moment.’

Volgens de reacties, vaak afkomstig van leerkrachten, ligt het aan het onderwijs.

‘Ik zeg het voortdurend: het onderwijs maakt zijn eigen drop-outs. Het Vmbo is een gedrocht: een samenraapsel van leerlingen die vroeger in het speciaal onderwijs zaten en daar de aandacht kregen die ze nodig hadden, samen met leerlingen die toch al niet gemakkelijk leren. Daar is ook nog de theoretische Mavo bijgekomen én de basisvorming, die de eerste twee jaar uit vijftien voornamelijk theoretische vakken bestond. Al die kinderen die praktisch zijn ingesteld of door wat voor oorzaken ook leerachterstanden hebben opgelopen, zijn daar de dupe van geworden.’

Waarom is het Vmbo doorgezet? Destijds werd er toch al door het onderwijsveld gewaarschuwd?

‘Op het niveau van de Tweede Kamer wordt vooral gesproken met besturen, het management van de scholen. Dat, in combinatie met een misschien wel goed bedoeld, maar misplaatst onderwijsconcept dat we alle kinderen hetzelfde onderwijs moeten aanbieden, heeft voor het Vmbo en de basisvorming gezorgd. In de praktijk betekent het voor zwakke leerlingen dat ze permanent de slechtste van de klas zijn, omdat die dingen waar zij goed in zijn niet worden gewaardeerd, want het moet allemaal theoretisch.’

Veel reacties gaan over kinderen met handicaps die in het Vmbo zijn beland.

‘De Samen naar school-gedachte is ook zo’n goede bedoeling – tot je er achter komt dat het voornamelijk een bezuinigingsmaat­regel is. Als je kinderen die speciale aandacht nodig hebben in het reguliere onderwijs zet, dan moet daar een klassenassistent bij en een leerkracht die dat specialisme onder de knie krijgt. Maar dat is allemaal niet gebeurd. Daar lijden niet alleen die kinderen zelf onder, maar de hele klas. Vooral kinderen met gedragshandicaps verstoren de sfeer. Met als gevolg dat ouders die het kunnen betalen naar particuliere scholen vluchten.’

Heeft het Vmbo zo’n slechte naam?

‘Je kunt zeggen: het is een naam. Maar je kunt ook zeggen: het is écht problematisch. Waarbij ik altijd zal zeggen dat de leraren enorm hun best doen – daar ligt het niet aan. Ouders proberen hun kinderen ook niet weg te houden van het onderwijs zelf, het is de schoolpopulatie die men probeert te vermijden.’

Jij begrijpt dat?

‘Ja, ik denk dat je als ouder altijd kijkt naar wat het beste is voor je kind. Degene die daar iets aan moet doen is de minister van onderwijs. Die moet er voor zorgen dat er geen scholen zijn waar kinderen niet tot hun recht kunnen komen. Zolang dat wel zo is, begrijp ik elke ouder die voor een andere school kiest.’

De Tribune-lezers wijten de problemen ook aan het toegenomen management, aan de klassen die te groot zijn - zaken die bepaald niet voor het eerst aan de orde worden gesteld.

‘Maar zó bekend is dat niet bij de beleidsmakers. Althans: men ontkent dat het zo is. Daarom ben ik ook zo blij dat zoveel leerkrachten openlijk hebben gereageerd op de oproep in de Tribune. Ook aan de oprichting van Beter Onderwijs Nederland kun je zien dat er iets verandert. Jarenlang heb ik te maken gekregen met docenten die mij wel informeerden maar niet openlijk een vuist durfden te maken. Mensen vrezen voor hun baan. Ook in de affaire rond de Hogeschool InHolland was dat een groot probleem.’

Waar zijn de vakbonden?

‘Dat is een verhaal apart. Wat mij betreft hebben die heel vaak aan de verkeerde kant gestaan. De vakbonden hebben meegewerkt aan het huidige functiewaarderingssysteem. Je moest carrière kunnen maken in het onderwijs. Niet verkeerd natuurlijk. Maar het komt er op neer dat als je achter een bureau gaat zitten, je meer verdient. Dat is dodelijk geweest voor de positie van de docent.’

De groei van het management is er door veroorzaakt, zeggen de Tribune-lezers.

‘Dat is geen subjectief gevoelde ervaring, het ís gewoon zo. In 2000 is er extra geld gekomen voor het onderwijs. Zowel Onderwijsraad als Onderwijsinspectie concluderen dat het overgrote deel is besteed aan meer management. Mijn voorstel is om docenten die voor de klas staan beter te betalen dan mensen achter een bureau. Dan krijg je de omgekeerde tendens en zullen docenten weer voor de klas kiezen.’

Toch blijft het nauwelijks te begrijpen dat er zoveel mis is in het onderwijs en de politiek zo weinig doet.

‘Als je probeert te analyseren wat er aan de hand is, gaat het wat mij betreft om een combinatie van bezuinigingen en een wereldvreemd concept van hoe leerlingen moeten leren. Vroeger kwam dat concept van het Ministerie van Onderwijs. Nu komt het van de managers. Je kunt zeggen dat de managers van de scholen het nieuwe Ministerie van Onderwijs zijn. Zij schrijven voor op welke manier er gewerkt moet worden in de klas. En omdat het samen gaat met bezuinigingen, komt het er op neer dat docenten zoveel mogelijk gemarginaliseerd worden. In plaats van dat ze les mogen geven, kennis kunnen overdragen, voldoende tijd hebben om leerlingen te begeleiden bij kennisverwerving, zijn ze oppassers geworden, zoals veel leraren zelf zeggen.’

Het concept van zelfstandig leren werkt niet, zeggen de Tribune-lezers.

‘Ik heb nog nergens bewezen gezien dat het werkt, maar het komt wel goed uit, want het betekent docentarm onderwijs. De ‘loldocent’ wordt het door het veld genoemd, de ‘leraar op loopafstand’. We hebben in de Kamer een hele discussie gevoerd over het aantal uren dat er les gegeven wordt. Wat is daar uit gekomen? De docent hoeft niet fysiek in de klas te zijn terwijl de leerlingen lezen, maar hij moet wel op loopafstandbr bereikbaar zijn. Lekker goedkoop en je kunt het ook nog verdedigen met het argument dat het zo goed is voor vraaggestuurd onderwijs. De leerling heeft een vraag, die gaat niet naar de docent voor het antwoord, nee die gaat achter de computer zitten. Dat klinkt prachtig en briljante autodidacten kunnen dat. Maar hoe kun je van leerlingen van 14 jaar verwachten dat ze hun eigen onderwijsvraag formuleren en liefst ook nog zelf oplossen?’

Wie verzint zoiets?

‘De pedagogische kant komt voor een heel groot gedeelte uit PvdA-kringen. Jarenlang waren zij oppermachtig in het Ministerie van Onderwijs en nu zitten die mensen in het management van scholen. Het is de sociaal-democratische gedachte van de maakbare mens en het geloof in grote concepten, ook al wijst de praktijk uit dat het niet werkt. De Nederlandse leraar heeft de grootste klassen in Europa en de minste tijd voor voorbereiding. De uitgaven voor onderwijs zijn gedaald van zeven procent van het BNP naar vijf procent, terwijl iedereen roept dat meer scholing belangrijk is, omdat we in de toekomst meer mensen nodig hebben die met hun hoofd kunnen werken.’

Dat leidt vooral tot diploma-inflatie, zeggen de Tribune-lezers.

‘Onderzoek wijst uit dat particuliere scholen én zwarte scholen de neiging hebben de cijfers op te waarderen. Dat is heel gevaarlijk, want werkgevers zullen zeggen: ik discrimineer niet, nee, ik weet uit ervaring dat dat diploma niks voorstelt. Scholen hebben ook de neiging allochtone kinderen te hoog in te schatten voor het vervolgonderwijs. Zo van: laten we ze maar een handje helpen. Maar feitelijk is het verwaarlozing. Je moet juist hoge eisen stellen, taalachterstand inhalen, bij de ouders op bezoek, opvoedingsondersteuning geven. Het is allemaal niet zo moeilijk om te bedenken wat er moet gebeuren.’

Er waarom gebeurt het niet?

‘Omdat Van der Hoeven zegt: goede ideeën mevrouw Vergeer, ik zal een website openen waar scholen met voorbeelden kunnen komen hoe zij het probleem aanpakken. Want zij gaat daar niet over, het is de autonomie van de scholen. Alle problemen worden over de schutting gegooid. Neem de basisvorming die is afgeschaft. Prima. De SP is altijd voor praktisch leren in het Vmbo geweest en voor het in elkaar schuiven van vakken. Als je als bouwvakker in spe bezig bent om het buurthuis op te knappen, dan hoort daar ook bij dat je een bestek kunt maken en een brief kunt schrijven. Op die manier lesgeven kost nogal wat. Maar de minister geeft niet voldoende formatieplaatsen en zegt alleen maar dat de timmerleraar nu ook Nederlands mag geven. Zo dreigt het onderwijs nog verder te worden uitgehold!’

Het is dus een slechte zaak om scholen zelf te laten bepalen waar ze het geld voor gebruiken.

‘We moeten niet terug naar het systeem van vroeger waarbij je voor elke stoel een bonnetje moest inleveren. Maar het personeel is een kostenpost geworden waar steeds maar weer op wordt bezuinigd. Ik zeg niet dat al die managers boemannen zijn die andere belangen dan die van de leerlingen voor ogen hebben, maar er zijn geen normen waaraan je ze kunt houden. Zoals dat een klas niet uit meer dan zoveel leerlingen mag bestaan, dat er zoveel uren les moet worden gegeven, dat leraren aan bepaalde kwaliteitseisen moeten voldoen, of dat het geld dat voor ondersteuning van leerlingen met handicaps wordt gegeven ook daadwerkelijk daarvoor wordt gebruikt. En er zijn wel medezeggenschapsraden op scholen, maar die zijn geen partij voor het management en ze hebben geen enkel handvat om het beleid te toetsen.’

De Tweede Kamer is tegen dergelijke normen?

‘Mevrouw Vergeer wil nog meer bureaucratie en ze heeft geen vertrouwen in de scholen, is de reactie. Het CDA houdt van soevereiniteit in eigen kring. Het verhaal dat de scholen het allemaal zelf moeten kunnen bepalen, komt ze dus uitstekend uit. En de VVD houdt van zo weinig mogelijk overheidssturing, want dat is zo lekker goedkoop. De PvdA is zelfs voorstander van een systeem waarbij scholen vijf jaar lang volledige zeggenschap over het budget krijgen. Dat zou hun oplossing zijn. Maar ja, als zij zeggen: scholen kunnen best zelf bepalen wat goed is voor een kind, dan bedoelen ze de managers, terwijl ik de leraren bedoel.’

Dat klinkt niet vrolijk.

‘Waar blijft de revolutie!’ zegt ze lachend. ‘Ik denk wel dat we in de komende verkiezingscampagne de kiezers heel goed moeten uitleggen dat het zo niet gaat. Den Haag heeft met de invoering van het Vmbo, de basisvorming, of de afschaffing van het speciaal onderwijs, voor de problemen gezorgd. Dan kun je niet tegen scholen zeggen: lost u het zelf maar op.’


Pappen en nat houden

Door een reorganisatie raakte ik in 2003 werkloos. Na een paar maanden solliciteren met weinig resultaat, besloot ik het onderwijs in te gaan. Daar zaten ze om mensen te springen en ik ben tweedegraads bevoegd. Ik kwam terecht op het Vader Rijn College in Utrecht, een Vmbo-fabriek.

Ik ging geschiedenis/aardrijkskunde/economie geven. Van alles wat, maar feitelijk niks. Ik kreeg te horen maar niet te veel uit het boek te behandelen, want het niveau lag niet zo hoog. Daar ging ik niet vanuit, want een mens kan later tot bloei komen. Ik ben daar zelf een voorbeeld van: op de Lom-school begonnen en op de Hbo-lerarenopleiding geëindigd.

De lessen moesten inderdaad zo simpel mogelijk, ook omdat ik vijfendertig jaar falend integratiebeleid in mijn klassen had. Schrijnende gevallen zaten erbij, vooral het leesniveau was schrikbarend laag. De kennis van aardrijkskunde, economie en geschiedenis was niet veel beter. Geen punt: geef ze een vel papier, een pot lijm, een computer zodat ze het ‘effe’ kunnen opzoeken. Uitknippen en opplakken en dan moest ik daar een voldoende voor geven. Ik was ook geen leraar, maar ‘activiteitenbegeleider’.

Toen ik met de eerste rapporten moest komen, moest ik het maar niet te nauw nemen met de cijfers. Dat was de limit, ik heb geweigerd daaraan mee te werken. Dus moest ik toch nog eens beoordeeld worden door de collega’s en je raadt die beoordeling al: ik was niet geschikt voor het Vmbol! Vwo was méér iets voor mij. Maar dat ‘niet zo nauw nemen met de cijfers’ leidde er wél toe dat van de 15 leerlingen die in augustus naar het Roc gingen, er eind oktober alweer 9 terug waren, omdat ze het niveau niet aankonden. De school had een aparte ‘drop-out klas’. Je kon ze ook zien rondhangen op Hoog Catharijne. Pappen en nat houden en de naam van de school, daar gaat het om. Ik ben maar weer in de IT gegaan, ik werd er depressief van.

Henk Koelewijn, Leusden, ex-leraar Vmbo-school Utrecht


Links en rechts zijn doorgeschoten

Niemand wenst te aanvaarden dat ongeveer tien procent van de bevolking, ook witte Nederlanders, de eigen taal amper beheerst en altijd moeite zal houden met lezen. Niemand wenst te aanvaarden dat deze tien procent de aanleg en/of intelligentie niet bezit om een hoogwaardig Vmbo- of Mbo-diploma te halen. Deze tien procent is de dupe geworden van de rage dat iedereen goed moet kunnen lezen en schrijven. Praktische en creatieve vakken zijn verdrongen door cognitieve (taal-wiskunde-theorie)vakken.

De middenschool meende dat als men alle kinderen bij elkaar zou zetten, de zwakkeren zich zouden optrekken aan de slimmere leerlingen. Dat was toen al een voorbeeld van wensdenken. Nu hoor je, ook in de politiek, ‘specialisten’ roepen: over vier jaar moet het percentage hoogopgeleiden met tien procent omhoog, want wij zijn een ‘kenniseconomie’. De maakbare mens was vooral een gedachte van links, maar nu zijn dus rechts én links doorgeschoten.

Zelfs in het stukje ‘oproep’ lees ik: de drop-outs van nu zijn de werklozen van straks. Dit hoeft niet zo te zijn. Geef ze zinnig, gemotiveerd werk en betaal ze fatsoenlijk. Dreig niet steeds als je allang weet dat lezen en aanverwante vakken verloren energie is. Neem ze bij de hand. Laat ze doen waar ze zich goed bij voelen. Zij ‘verdienen’ net zoveel als een neoliberale manager.

Martien van de Voort, Haps, gepensioneerd leraar Engels en Nederlands in nijverheidsonderwijs en technische scholen (nu Vmbo)


Je leert geen vak op het Vmbo!

Na de lagere school ging ik naar de ambachtsschool om voor timmerman te leren. Ik werd gezel, kreeg mijn eerst baas, leerde in de avonduren bij aan de Mts en ik ging na de oorlog naar Horst-America waar ik voor mijn baas in mijn eentje oorlogsschade heb hersteld. Ik kon zelf bepalen wat ik nodig had en mijn baas zorgde voor vergunningen en materiaal. In 1949, toen het meeste hersteld was, ging ik als allround-timmerman terug naar Rotterdam. Tot 1976 heb ik zonder onderbreking gewerkt, ik ben nooit ziek of werkloos geweest. De timmerman is ‘n manusje van alles. Hij is de eerste in de put en de allerlaatste als alles klaar is. Waar het mij om gaat, is dat je met alleen theorie beslist geen vakman wordt. Praktijk en theorie moeten tegelijkertijd geleerd worden en daar heb je een technische school voor nodig. Helaas hebben een stel debielen de ambachtsscholen afgebroken. Zijn ze niet meer nodig, de timmerlieden, de loodgieters, de automonteurs, de elektriciëns en schilders? De jongeren die hun handen willen gebruiken, lopen weg van de scholen waar ze zich zitten te vervelen. Een vak leer je niet op het Vmbo!

A. Vermeulen, Rotterdam, gepensioneerd timmerman


Verder volproppen lukt niet

Ik zit al een jaar of dertig in het onderwijs, geef lessen in metaalbewerking, voornamelijk aan niveau 1 en 2 en sinds een paar jaar ook aan niveau 4. Wellicht zeggen deze cijfers u niet al te veel, daar zit dan ook een groot probleem. Er wordt telkens iets nieuws uitgevonden om een probleem in het onderwijs en ook in de maatschappij te verhullen.

Er zijn mensen die kunnen en willen leren en er zijn mensen die dit niet kunnen of willen. Met de eerste categorie is er geen probleem, die komt er wel. De tweede categorie zou geen probleem moeten zijn. Probeer de leerling door een moeilijke periode heen te helpen en te motiveren. Zorg dat daar tijd voor is en dat dit gedaan wordt door mensen die gedreven zijn en daarbij ook nog de nodige kennis hebben.

Deze leerlingen zijn er niet bij gebaat de leerplicht te verlengen, of nog meer achter de vodden te zitten. Zorg dat ze werk krijgen dat ze aankunnen. Geef ze het gevoel dat dit werk iets voorstelt. Een beetje verantwoordelijkheid. Het is hún fietsenstalling, hún plantsoen, hún...

Verder volproppen lukt niet en weer een of ander vodje papier opwaarderen als zijnde een diploma baat ook niet. Ik heb de ervaring dat als je bovenstaande feiten weigert te erkennen, de leerling zwaar gedemotiveerd raakt en uiteindelijk problemen gaat veroorzaken.

Jo Janssen, leraar metaalbewerking Vmbo-school


Misschien ook maar stoppen?

Ik heb een bijstandsuitkering en mijn dochter (16) studeert in Groningen met heel veel plezier. Reis- en studiekosten worden vergoed, maar ik heb €300 extra kosten voor haar studie. Bijzondere bijstand aangevraagd, maar dat is afgewezen (moet men zelf kunnen betalen... van een bijstandsuitkering ??). Er worden miljoenen gestoken in leerlingen die NIET willen, maar mijn dochter wil heel graag en wordt in de steek gelaten. Misschien ook maar stoppen?

Ria Geertsma (en dochter)


Haal het beste uit een kind!

Drop-outs zijn lang niet altijd kinderen die moeite hebben met leren maar ook kinderen met een hoog IQ, die door een verkeerde diagnose (door onwetendheid, onzorgvuldigheid, foute begeleiding, vooroordelen) gedragsproblemen zijn gaan vertonen en op de ‘verkeerde’ school zijn beland.

Het wordt tijd dat de overheid en de politiek erkennen dat de problemen van jongeren niet altijd te maken hebben met opvoeding, cultuur en achtergrond maar vooral met de kwaliteit van het onderwijs. Geen enkel kind wordt slecht geboren. Elk opgroeiend kind is van nature ambitieus, leergierig en nieuwsgierig. Maar nog belangrijker: elk kind is uniek en heeft recht op passend onderwijs en een ononderbroken ontwikkeling. Het is de overheid die van het onderwijs een eenheidsworst heeft gemaakt. Het zou zakken geld schelen als alle kinderen vanaf groep 1 op de juiste manier worden begeleid en gestimuleerd. Haal het beste uit een kind!

Hennie Ribbens, journaliste/tekstschrijfster voor o.a. ‘Onderwijsmagazine Inzicht’


Onderwijs op eigen niveau

Ik geef les op een Vso-school in Groningen, voor zeer moeilijk opvoedbare kinderen met gedrags- en leerproblemen. Het aantal schoolverlaters vanuit het Vmbo groeit gestaag. Wij merken dit aan onze wachtlijst. Vaak gaat het om leerlingen die vroeger naar een Zmok-school zouden zijn gegaan, maar nu op het Vmbo zitten, met name in de Lwoo-opleiding. Daar zijn de groepen te groot en is er te weinig aandacht en tijd. Ik heb jongens van zestien jaar uit het Vmbo in mijn klas die amper kunnen lezen en die met sommige vakken niet verder zijn dan niveau groep 5/6 van het basisonderwijs. Dit terwijl wij al snel ontdekken dat ze dyslectisch zijn. Ze krijgen een aangepast programma en je ziet leerlingen opfleuren van ‘gedragsgestoorde’ naar vrolijke leerlingen die weer perspectief zien en die stageplaatsen met goed gevolg weten af te sluiten.

Vanuit mijn eigen ervaring in het basisonderwijs en Vso pleit ik voor minder schoolvakken in het basisonderwijs en voor onderwijs op eigen niveau. We moeten af van de ‘gemiddelde leerling’, deze bestaat niet! Leerlingen, en vooral potentiële schoolverlaters, moeten positieve ervaringen in het onderwijs opdoen en niet voortdurend geconfronteerd worden met wat ze niet kunnen.

Geer Pentinga, leraar Vso-school Groningen


Straks wel zorg in bajes of afkickkliniek?

Tegenwoordig moeten leerlingen die in aanmerking willen komen voor speciale zorg, ten minste twee jaar leerachterstand hebben plus sociaal-emotionele problematiek. Ze krijgen dan een zogenaamde Lwoo-beschikking en de school ontvangt extra geld om deze leerlingen meer zorg te bieden. Scholen willen heel graag een Lwoo-licentie, want daarvoor vangen zij extra geld. Dat geld gaat vervolgens op de grote hoop en de Lwoo-leerlingen zien er niets van terug!

Ik kan daar ontzettend boos om worden. Toen ik in 1987 op een Lvbo-school werkte, bestond mijn grootste groep uit 12 leerlingen. In klas v2j van het Stedelijk Lyceum in Roermond zitten nu 29 leerlingen. Daarvan hebben er drie een zogenaamde Lwoo-beschikking. Voor deze leerlingen wordt helemaal niets extra gedaan. Zij komen dus heel veel zorg te kort. Als collega’s hebben wij dit al vaak gemeld, maar het management doet er niets mee. In de v2 kaderklassen zitten 24 leerlingen waarvan veel Lwoo-leerlingen. Ook voor deze leerlingen is helemaal geen extra zorg.

De problematiek bij veel van mijn leerlingen in de onderbouw van het Vmbo is zeer heftig. Neem nou Majid, vader in de gevangenis, moeder terug naar Aruba. Majid woont bij zijn oma die nauwelijks Nederlands spreekt. Deze jongen heeft zorg nodig, die ik hem in mijn klas van 29 leerlingen niet kan bieden. Kijk naar Yvonne, Nadiene, Frans en ga zo maar door. Deze leerlingen hebben speciale zorg nodig. Nu. Want als we niet uitkijken hebben ze straks extra zorg nodig in de bajes of de afkickkliniek.

Pierre Diederen, leraar natuurkunde, Vmbo-school Roermond


Geen veredelde kinderopvanger

Ik ben deze zomer 25 jaar werkzaam in het onderwijs. Begonnen op een toen nog witte school in een oude volksbuurt in Utrecht. Gelukkig hadden we daar wat meer – financiële – mogelijk­heden, omdat er een goed schoolbestuur zat. Deze school werd langzamerhand ‘zwart’. Samen met scholen in de buurt moest er elke week vergaderd worden (OnderwijsVoorrangsBeleid). Hele middagen praten met directeuren, ambtenaren van de gemeente, onderwijzers en vooral dikke rapporten schrijven. Echt meer handen in de klas kwamen er niet van.

Ik verhuisde naar een groeiende school in de polder met veel mogelijkheden. De toenmalige directeur werd ziek en er kwam een interimdirecteur die bij de eerste de beste gelegenheid vertelde dat alle tijdelijke aanstellingen niet verlengd zouden worden. Pats boem: daar staan je dan! Zo’n pief komt binnenwandelen, kent de school amper, laat staan jou, en zegt dit maar even.

Na een korte periode van overspannenheid ga je een stille wens werkelijkheid maken: werken in het speciaal onderwijs. Wat een andere wereld. Je streeft hele andere doelen na en alles is onder handbereik: een orthopedagoog, een maatschappelijk werker en een therapeut. Maar ook hier zie je een zorgwekkende verandering gaande: er komen veel managers de school binnen (naast de directeur een adjunct, een bovenschoolse manager, afdelings­managers, noem maar op). Dure personeelsleden die vaak alleen maar achter een bureau zitten. Op de werkvloer geen extra handen in de klas. Er wordt gezegd dat er vanuit het Ministerie meer kinderen in een Vso-klas moeten zitten. Nu zit ik met zeven rolstoelers en één ‘loper’ in een klaslokaal waar we ons amper kunnen bewegen. Als het aan de minister ligt, komen er nog minstens twee leerlingen bij.

Binnenkort mogen we vast ook nog de leerlingen voor en na school opvangen. Ik ben er toch al vroeg om wat voor te bereiden en een bakje koffie te drinken met mijn collega’s. En ja, ‘s middags ben ik er ook nog wel tot soms half zes. Ik vind dat iedereen die in het onderwijs werkt zich heel sterk moet maken voor ons vak. Want een vak is het, en wij zijn geen veredelde kinderopvangers.

Marleen Wever, lerares Vso-school

Inhoud