Tribune 07-08/2006 :: Brandweerman was geen jongensdroom, maar is het wel geworden

Tribune, juli/augustus 2006

‘Brandweerman was geen jongensdroom, maar is het wel geworden’

Ze spelen klaverjas, zetten hun zwaailichten aan om snel thuis te zijn en rukken alleen maar uit voor een kat in de boom. Parallel aan de strijd voor betere arbeidstijden, willen de vooroordelen over ‘die spuitgasten’ nogweleens toenemen. Om die op hun waarheidsgehalte te testen, draaiden Tribune-verslaggevers Ronald Kennedy en Rob Voss een 24-uurdienst mee in een kazerne aan de Rotterdamse Frobenstraat.

Tekst: Ronald KennedyFoto's: Rob Voss

Donderdag 18 mei. 7.45

De kazerne ligt ietwat verscholen op een bescheiden bedrijventerrein achter het Sint Franciscus Gasthuis. Wachtcommandant Karel Doesburg is bezig met het uitdelen van de taken. ‘Rob jij bent nummer 1, Yussef nummer 2, Ali 3 en Ed 4.’ Na een kopje koffie spat de groep uiteen en dalen de brandweermannen af naar de garage. Gewoon via de trap. Naar een brandweerpaal zul je in deze kazerne tevergeefs zoeken.

8.00

De dag begint zoals altijd met het schoonmaken van de fonkelrode bakbeesten in de garage. René Rijke en Edwin Dokman zijn vandaag ingedeeld voor de ladderwagen. Die wordt aan een grondige inspectie onderworpen: de ladder wordt in- en uitgeschoven, de lampen één voor één getest. Ed van Niedek - boomlange kerel, gemillimeterd haar - controleert het materiaal in de belangrijkste wagen in de garage: de tankautospuit. Of kortweg TAS. ‘Hier gaan we áltijd mee op pad. Wat er ook aan de hand is, kat in de boom of uitslaande brand.’ Van Niedek legt de indeling uit. Voorin zit naast de chauffeur de bevelvoerder, daarachter vier brandweermannen en - voor deze keer - een nieuwsgierige journalist. ‘Jij komt straks hier te zitten.’ Hij wijst een plek aan op de achterbank, waar ik geflankeerd word door het ‘aanvalsteam’, dat bij een brand of ander onheil als eerste in actie komt. Vóór ons zitten straks de nummers 3 en 4, legt Van Niedek uit. Zij stippelen de snelste route uit en weten, indien nodig, waar alle drinkwaterleidingen zitten. Van Niedek leest de meterstand van de luchtdrukflessen, die vernuftig in de stoelen zijn verwerkt: de schouderriemen dienen tevens als gordels. ‘3 bar, prima.’

9.00

Terwijl de materiaalinspectie buiten nog in volle gang is, wordt er binnen ook hard gewerkt. Het Rotterdamse korps is de afgelopen jaren teruggedrongen van dertien naar negen kazernes. Momenteel zijn er driehonderd brandweerlieden in de actieve uitrukdienst en even zoveel met een ‘normale’ dagdienst: voorlichting, preventiewerkers, instructeurs, inspectie en natuurlijk de technische dienst. Twee schoonmaaksters dweilen de kantine. ‘Een beetje buitensporig’, vindt Van Niedek. ‘Bij andere kazernes moeten we dat zelf doen. Wel maken we hier dagelijks de zogenaamde natte ruimtes schoon. Wc’s schrobben hoort ook bij ons vak.’ Rond de ontbijttafel wordt druk gepraat. Over voetbal of vrouwen? Ook, maar het gesprek gaat vooral over het nieuwe communicatiesysteem C2000. Een resultaat daarvan hangt aan de muur: een elektronisch display laat zien dat er een brand is in Capelle aan den IJssel. Wachtcommandant Doesburg noemt C2000 ‘schijnveiligheid. Binnenkort gaat alles via de pager en de lichtkrant.’ De stem van de centralist zal verdwijnen. Hij kijkt op het schermpje van zijn pieper: ‘Hoe kan ik hier nou snel informatie van aflezen? Bij een grote brand vraag ik de centralist altijd naar zoveel mogelijk informatie: verkeerssituatie, windrichting, materiaal dat in brand staat. Soms kan ik de centrale verzoeken een brug voor ons te laten zakken. Maar ja, misschien went het wel.’

9.55

Theorieles. In een lokaaltje heeft Herman Belonje van de afdeling preventie een PowerPoint-presentatie opgestart. Onderwerp is de nieuw te bouwen Randstad Rail. Die tunnel gaan we vandaag inspecteren. Een projectiescherm toont foto’s van het werkterrein, op tafel liggen blauwdrukken met gedetailleerde informatie over uitgangen en waterleidingen. De brandweermannen luisteren aandachtig en stellen vragen. Hoeveel mensen bevinden zich doorgaans in de tunnel tijdens de werkfase? Wat voor brandstof drijft de TBM (tunnelboormachine - red) aan? Waar zitten de risico’s?

10.27

Belonje wordt onderbroken door een loeihard alarm. De lichtkrant meldt Prio 1: iemand verkeert mogelijk in levensgevaar! Er breekt een strak georganiseerde chaos uit. Letterlijk in enkele ogenblikken spurten de mannen naar de TAS. Van Niedek en collega-navigator Ali Oumoulid bespreken op de trap snel de snelste route. Als 3 en 4 is dat hun taak. Ik heb door de consternatie niet eens gezien wáár het onheil heeft plaatsgevonden. Laat staan dat ik weet wát er aan de hand is. De centrale meldt dat het gaat om een oudere man die met spoed naar het ziekenhuis vervoerd moet worden. Aangezien hij in een oude portiekwoning verblijft, is daar een ladderwagen bij nodig. Nog geen minuut na de theorieles over de Randstad Rail, baant chauffeur Alex Beverloo zich met ‘blauw’ en sirene door het drukke stadsverkeer. Oumoulid bladert door het ‘aanrijboek’ op schoot en roept, geholpen door zijn eigen parate kennis, de snelste route door. ‘Eerste straat links, dan rechts, hier weer links.’ Boukouyua en Kruidenier, die naar binnen moeten, doen vlug rubberen doktershandschoenen aan onder hun standaarduitrusting. ‘Voorzorg.’

10.29

Wachtcommandant Doesburg meldt zich TP. Ter plaatse heeft Dokman zijn ladderwagen al geparkeerd en stuurt vanaf de bok de ladder met bakkenist Rijke naar de eerste etage van een portiekwoning. Het raam is al door de GGD verwijderd. Yussef Boukouyua en Rob Kruidenier helpen de oudere man, die duidelijk in doodsnood verkeert, in één beweging op de brancard. In amper twee minuten wordt de deur van de ambulance dichtgeslagen. Routineklus. Alleen al de Frobenstraat moet jaarlijks zo’n 300 keer uitrukken voor assistentie van de GGD. ‘Jongens zullen we dat raam even netjes terugzetten?’, oppert Doesburg. Zo geschiedt. De TAS trekt weer op. De TOMTOM, die tot dan toe heeft gezwegen, meldt: ‘U heeft uw bestemming bereikt.’

10.45

De TAS arriveert bij de Edah. Tussen de bedrijven door moeten er inkopen voor de lunch gedaan worden. Van Niedek, zelfverklaard kookgek, is vandaag aan de beurt. Oumoulid en Boukouyua gaan mee naar binnen, de rest wacht in de TAS. ‘Vaak snappen mensen niet waarom we met de brandweerwagen boodschappen doen,’ aldus Van Niedek terwijl hij wat prei in zijn mand stopt. ‘Je hebt gezien hoe plotseling je moet kunnen uitrukken. Als team moet je daarom continu bij elkaar blijven. Ook als je boodschappen doet.’ Een alarm komt per definitie onaangekondigd. Oumoulid lachend: ‘Ik heb weleens met een kop vol shampoo gestaan.’ In de supermarkt blijft de teamspirit intact. Oumoulid haalt de crème fraîche, Boukouyua het brood. Ze zitten allebei bijna tien jaar bij de brandweer. Boukouyua: ‘Er zijn oud-klasgenoten van de Mts die nu veel meer verdienen, nou ja, veel meer betááld krijgen dan ik, maar ik wil toch echt niet ruilen.’

De meeste jongens komen met zo’n 1700 tot 1800 euro per maand thuis, exclusief 17 procent toeslag voor onregelmatigheid. Daarvoor moeten ze 2 tot 3 keer per week 24-uurdiensten draaien. De mannen van de Frobenstraat mopperen niet. Boukouyua bij het diepvriesvak: ‘Brandweerman worden is nooit een jongensdroom geweest, maar dat is het wel geworden.’

11.35

De sintelbaan bij Diergaarde Blijdorp. Twee keer per jaar wordt de conditie van de brandweerman op de proef gesteld. Vandaag is Oumoulid aan de beurt voor de Coopertest. Binnen twaalf minuten moet hij 2400 meter kunnen afleggen. De andere mannen moedigen hem luidkeels aan en rennen mee. ‘Kom op, Ali!’

Sporttrainer Mart van Blitterswijk staat op de finishlijn gekleed in een tracksuit en met een stopwatch om de nek. Hij is al 25 jaar in dienst van het korps. Volgens hem is de conditie van brandweermannen uitstekend. Slechts twee mannen hebben de Coopertest dit jaar, op een paar meter na, niet gehaald. ‘Die jongens zie je dan vaker in de fitnessruimte. Ze zijn allemaal op-en-top gemotiveerd. Hun lichaam is hun gereedschap, daar zijn ze zuinig op.’ Brandweermannen kunnen sinds kort met 55 jaar of na twintig jaar actieve dienst met Functioneel Leeftijdsontslag (FLO). De coach: ‘Er zijn uitzonderingen, maar dan zijn de meesten wel behoorlijk versleten.’

Oumoulid komt voor de tweede keer over de finish. ‘Drie minuut zesendertig,’ roept Van Blitterswijk. Glansrijk geslaagd. Bezweet stappen de mannen in de TAS. Oumoulid maakt een proostbeweging met zijn sportdrankje. ‘Bedankt, jongens.’

12.00

Op de stoep van de kazerne bomen de mannen wat over hun werk. Oumoulid houdt van de actie, maar het is ook zwaar. Binnenkort begint het zomerrooster: 24 uur op, 24 uur af. Klagen doen ze er niet over. Maar: ‘Als je ‘s nachts een paar keer moet uitrukken, hebben ze thuis op je vrije dag echt niks aan je.’ Van Niedek onderbreekt het gesprek. ‘De soep is klaar.’

13.00

Herman Belonje doet een tweede poging de inspectie aan de Randstad Rail toe te lichten. Een kwartier later meldt de lichtkrant een ongeval waarbij mensen bekneld zijn geraakt. Er staat geen 22.1 (het nummer van de Frobenstraat) bij. Dus valt het buiten het district. Maar meegeleefd wordt er wel: ‘Shit, ongeval met beknelling op de Sluisjesdijk.’

13.30

Een bouwplaats even buiten het Sint Franciscus Gasthuis. De ingang van de Randstad Rail waarover Belonje een paar minuten geleden nog sprak, ligt nu voor ons. Ronald van de Moer, van projectontwikkelaar SATURN VOF, deelt bouwhelmen uit en verstrekt gegevens. De twee tunnels worden 2,4 kilometer lang. Momenteel zit de TBM op zo’n dertig meter onder de grond en is halverwege de eerste tunnelbuis. ‘Daar komt elke dag 12 meter bij.’

14.00

Wachtcommandant Doesburg meldt de 22.1 tijdelijk buiten dienst. We kijken twintig meter de diepte in. Beneden is het klam en zompig. Het voetpad bestaat uit wiebelende houten planken. Het laatste stuk gaat over de bielzen en door de smurrie. Aan het einde van de tunnel, zo’n 30 meter onder de Statenweg, arriveren we bij de TBM in actie. Met ontzagwekkend kabaal legt het gevaarte betonnen platen tegen elkaar. ‘Eins, zwei, drei en los.’ Boem, weer een betonnen wand van honderden kilo’s op z’n plek. Een ongeluk kan in een klein hoekje zitten en het eventuele bevrijden van de tunnelgravers behoort ook bij het werk van een brandweerman. De terugweg verloopt via een treintje. ‘Station Sint Franciscus. Uitstappen!’, roepen de mannen jolig.

15.15

Terwijl de tweede ploeg de tunnel inspecteert, praten we in de bouwkeet na. Wachtcommandant Doesburg vindt dat er meer geld en tijd moet komen voor dit soort oefeningen. ‘Eigenlijk moeten we ook eens de HSL inspecteren. De wil is er wel, maar de tijd niet.’

16.45

Terug aan de Frobenstraat. De afscheidsborrel van een vertrekkend brandweerinspecteur. Na hun gezicht te hebben laten zien, een vlugge hap en een krabbel in het gastenboek, zegt Doesburg: ‘Even een rondje maken in de TAS.’ Elke dag probeert het team één uur vrij te maken voor het verkennen van de omgeving: wegwerkzaamheden, knelpunten en verkeersdrukte worden nauwkeurig genoteerd. We rijden voorbij station Rotterdam-Noord. De plek brengt nare herinneringen boven bij Boukouyua. ‘Hier hebben we ooit twee keer in één week een springer gehad. Dan moeten wij het bloed van de rails spuiten.’ Van Niedek meldt dat hij weleens mensen heeft ‘zien branden als fakkels. Dat is wel slikken, hoor. Niet om macho te doen, maar je móét zo snel mogelijk die knop omzetten.’

18.00

Wachtcommandant Doesburg sprint tijdens de ronde even naar een telefoniezaak. Hij komt minuten later, zonder zijn gerepareerde mobieltje, de winkel uit. De GGD heeft wederom assistentie nodig. Deze keer is het Prio 2 en dus rijden we zonder zwaailichten naar de Molenlaan. Het verkeer zit zó tegen, dat de centrale wordt verzocht er Prio 1 van te maken. Links en rechts wijken de auto’s uit. Doesburg: ‘Die zwaailichten gaan niet voor onze lol aan. We móéten zo snel mogelijk ter plaatse zijn.’ Inmiddels is bekend dat het om een oude dame gaat die haar heup heeft gebroken. Boukouyua: ‘Ze moet zo snel mogelijk naar het ziekenhuis. Daarmee ontlasten we bovendien de GGD.’

18.15

De buurtbewoners van de Molenlaan vergapen zich aan de ladderwagen en de TAS in hun straat. Een grijsharige vijftiger in poloshirt aanschouwt het spektakel ongeduldig vanuit zijn Lancia: ‘Is dat nou niet een beetje overdreven...’ Ondertussen werkt het team onverstoorbaar door. Iedereen heeft zijn taak. Dokman stuurt de ladder - zicht gehinderd door bomen - feilloos naar de eerste verdieping. Een precisiewerkje: een paar graden te hoog of te laag en hij mist het balkon. Bakkenist Rijke stelt de vrouw gerust die meters boven de grond zweeft. ‘Hoe gaat het?’, vragen buren aan de ongelukkige. ‘Het was wel leuk hoor,’ zegt ze met pijn vertrokken gezicht vanaf de brancard.

19.25

Etenstijd. Er is Chinees gehaald. De witte rijst en babi pangang schuiven over tafel. Ondanks het uitblijven van grote incidenten ervaar ik nu pas een gevoel van rust. Maar die is van korte duur. Terwijl er nog wordt opgeschept, gaat het alarm. Prio 3 meldt de lichtkrant, dus geen haast. Toch zitten we binnen een minuut in de TAS. Deze keer heeft de politie hulp nodig. Ter plaatse zien we dat er door de wind een ruit is ingeslagen. Aan het kozijn bungelen vlijmscherpe glasscherven. Boukouyua klimt met Rijke de ladder op en tikt de overgebleven stukken glas uit het raam. De politieagenten bedanken - zij kunnen weer verder met hun andere werk. Het eten aan de Frobenstraat is koud geworden.

20.10

Officieel bestaat een 24-uurdienst uit 8 uur werken, 8 uur waken en 8 uur slapen. Doesburg: ‘Natuurlijk komt dat nooit precies zo uit.’ Vandaag begint het waken pas nu. Er wordt een partijtje tafelvoetbal gespeeld: ‘Nederland-Marokko’ eindigt in een spannende 10-9. Al tafelvoetballend leest Boukouyua de lichtkrant op de muur: ‘Hé, brand op het Ambachtsplein.’ Niet het werkterrein van 22.1, maar elders in Rotterdam rukt een waakdienst uit.

21.15

Koffietijd. De tv staat op het Eurovisiesongfestival. ‘Zo, die mag er wezen!’. Dokman meldt dat hij gaat douchen. Hij kan zijn zin nauwelijks afmaken. Alarm! Prio 1, brandmelding op de Lisbloemstraat. Secondes nadat de jurk van de Belgische songfestivalkandidate is afgekraakt, zitten we met loeiende sirenes in de TAS. De centrale meldt inmiddels dat het om ‘een twijfelachtige melding’ gaat. Een oudere dame heeft rook gezien vanuit het raam van de buren.

22.00

De smalle Lisbloemstraat is tjokvol. Doesburg praat met de politie. ‘Ik rook ook iets vreemds,’ verzekert een agente. Een verbouwereerde jongeman doet de deur open. ‘Brand?’ Hij blijkt bezig met een verbouwing. Maar van een slijptol die de brandlucht waarschijnlijk heeft veroorzaakt, weet hij niets. ‘Slijptol gebruikt? Ik? Uh, nee.’

22.30

Terug op de kazerne. Een voor een druipen de mannen af naar boven. ‘Dit soort valse meldingen horen erbij,’ constateert Boukouyua nuchter. ‘Het is wel minder als je er ‘s nachts voor je bed uit moet.’

23.45

Wachtcommandant Doesburg werkt nog achter zijn computer. Ik besluit naar bed te gaan. ‘Reken maar dat je wakker wordt van een alarm. Maar als je niet snel genoeg bent, zie je alleen de achterlichten van de TAS,’ verzekert Van Niedek me. Om 1.47 schrik ik wakker. Het regent. Buiten klinken stemmen. Aan de Frobenstraat wordt 24 uur gewaakt.

Vrijdag 19 mei, 8.00

Wachtcommandant Doesburg bespreekt de dag met zijn collega, die de komende 24 uur zorgt voor een veiligere stad. Van Niedek stapt op zijn motor. ‘Het is rustig geweest, hè?,’ zegt hij bijna verontschuldigend. Ik antwoord bevestigend en ga uitgeblust naar huis - maar wel met de geruststellende gedachte dat in geval van brand of ander onraad de mannen van 22.1 en andere korpsen binnen no-time in hun TAS zitten.

Conflict over arbeidstijden

Is een aanwezigheid van 24 uur ook daadwerkelijk 24 uur werken? Ja, vindt de Rotterdamse brandweerman Fred van Hengst. ‘Als ik op de kazerne ben, ben ik daar voor de baas. Anders lag ik wel thuis naast mijn vrouw.’ Van Hengst wordt in zijn standpunt gesteund door Abvakabo FNV én een Europese richtlijn, die al in 1993 door Nederland is ondertekend. Daarin staat dat waken ook werktijd is. Momenteel werken Nederlandse brandweerlieden zo’n 54 uur per week. Daarvan krijgen ze 36 uur uitbetaald.

In theorie mogen brandweermannen sinds 1 juni niet langer dan 48 uur per week werken. In de praktijk verandert er echter niets. De korpsleiding beroept zich op een gebrek aan mankrachten en geld. ‘Bespottelijk’, vindt ook voormalig OR-lid Job de Zeeuw, die samen met Van Hengst in een juridische strijd is verwikkeld voor betere arbeidsvoorwaarden. ‘Men wist dat die nieuwe ATB op 1 juni inging, maar er is niks gedaan om nieuwe mankrachten te werven.’

In de nieuwe ATB is een clausule opgenomen waarmee brandweerlieden ‘vrijwillig’ afstand kunnen doen van de Europese richtlijnen en maximaal 60 uur ‘mogen’ werken. In plaatsen als Amersfoort en Eindhoven hebben een groot aantal brandweerlieden daarvoor gekozen, ondanks advies van de vakbond om het niet te doen. Volgens De Zeeuw zijn ze door de korpsleiding onder druk gezet met het argument dat er anders salarisvermindering dreigt. Van Hengst: ‘De brandweer lijkt het sluitstuk van gemeentelijke begrotingen. Overal wordt meer geld uitgetrokken voor terreurbestrijding. En als het straks onverhoopt fout gaat, wie staat er dan te blussen?’ De strijd is in eerste instantie gericht tegen de brandweercommandanten, maar uiteindelijk tegen de nationale politiek, die gemeenten meer geld ter beschikking moet stellen. De Zeeuw: ‘Maar Den Haag snapt het allemaal niet. De Geus heeft het over salaris, waar wij het hebben over arbeidstijden.’ Van Hengst: ‘Zijn wij met onze Lts nou zo bijdehand of houden die doorgeleerde bewindslieden zich nou zo dom?’

De ‘zaak Van Hengst’ tegen de gemeente Rotterdam voor betere arbeidstijden is uitgesteld tot eind november. Op 11 mei is in een kort geding al wel een voorzichtig succes behaald. De rechter heeft de gemeente opgeroepen zich zo snel mogelijk aan de wet te houden. De Zeeuw en Van Hengst strijdlustig. ‘Laat niemand vergeten dat ze wél met brandweermannetjes te maken hebben.’

Inhoud