Tribune 07-08/2006 :: Iran, Amerika en de volgende oorlog

Tribune, juli/augustus 2006

Iran, Amerika en de volgende oorlog

Tekst: Behnam Taebi

De Verenigde Staten hebben Iran aangeboden te praten over het nucleaire programma. Maar is daarmee een militaire aanval op Iran afgewenteld? Behnam Taebi, initiatiefnemer van de Campagne Geen Oorlog Tegen Iran, vreest van niet. Recentelijk is het sluitstuk van de Bush-doctrine verschenen, waarin Iran als de grootste potentiële vijand van de VS wordt aan­gemerkt. Dat past uitstekend in de lijn die de VS al jaren volgen om hun belangen in de geopolitiek wellicht belangrijkste regio, het Midden-Oosten, veilig te stellen. Na de bezetting van Afghanistan en Irak, de militaire aanwezigheid in voormalige Sovjetstaten in Centraal-Azië en de bond­genootschappen met Pakistan, Saoedi-Arabië en de kleine Golfstaten, is er één probleem dat die belangen letterlijk en figuurlijk in de weg zit: Iran.

Op papier wil de regering Bush weliswaar een diplomatieke oplossing voor het nucleaire vraagstuk, maar tegelijkertijd is men bezig een oorlog voor te bereiden. Daarover werd al maanden gespeculeerd, maar klap op de vuurpijl was het artikel van de alom gerespecteerde onderzoeksjournalist en Pulitzerprijswinnaar Seymour Hersh in The New Yorker van begin april. Hersh toont uitgebreid en gedocumenteerd aan dat spionagevliegtuigen en verkenningstroepen al sinds 2004 informatie verzamelen en dat het Pentagon volop bezig is doelen aan te wijzen voor een luchtaanval. Washington probeert daarnaast met het uitlokken van etnische conflicten het gezag van de centrale overheid te ondermijnen, hetgeen laat zien dat Amerika méér in het vizier heeft dan het nucleaire programma. Bovendien onthulde de Washington Post dat Iran al in 2003 een diplomatieke oplossing heeft voorgesteld. Waarvoor diplomaten uit Zwitserland, de boodschappers van het ‘goede nieuws’, door Bush c.s. zelfs op de vingers werden getikt.

Kernwapens niet uitgesloten

Voor een luchtaanval op de nucleaire installaties van Iran, die gedeeltelijk diep in de grond zitten, overwegen de VS zelfs kernwapens in te zetten, schrijft Hersh. Dezewapens, eufemistisch ‘mini-nukes’ genoemd, hebben een groot penetratievermogen en zijn dus in staat de gewenste diepte te bereiken. ‘Doorslaggevend is het sleutelwoord in het plannen van luchtaanvallen. Het is een zware beslissing, maar we hebben deze beslissing al eens in Japan genomen,’ aldus een voormalige CIA-functionaris, die andere militaire opties voor het uitschakelen van het Iraanse nucleaire programma niet ‘efficiënt genoeg’ vindt. Terwijl de wereld ervan overtuigd is dat kernwapens nooit meer ingezet mogen worden, spreekt men in het Pentagon vol lof over de knoop die in 1945 doorgehakt is in Japan. Sterker: de VS houden ons voor dat Iran de wereldvrede bedreigt met kernwapens.

Natuurlijk zit niemand te wachten op nóg een nucleaire macht in de wereld, maar het is niet te begrijpen dat er zo veel opwinding ontstaat over Iran, dat nota bene wél het Non-proliferatieverdrag (NPV) heeft getekend, terwijl andere landen in de regio die nucleaire technologie én nucleaire wapens bezitten en die het verdrag niet ondertekend hebben, volledig buiten beeld blijven.

Pakistan, een bondgenoot van de VS in de ‘oorlog tegen terreur’, bezit dankzij kennis uit Nederland kernwapens; India is ook kernwapenbezitter en heeft recent de zegen en de toezegging van de regering Bush gekregen om – geheel buiten het NPV om – nucleaire technologie te ontvangen (zie Tribune vorige maand). Om maar niet te spreken over de kernkoppen van de ‘eenenvijftigste staat van de VS’ in het Midden-Oosten: Israël.

Koren op de molen

Ahmadinejad, de huidige Iraanse president en een aartsconservatief, vaart op dit moment een bedenkelijke nationalistische koers. Door de weerstand die hij biedt tegen het Westen, dat het ‘vanzelfsprekende recht van de natie’ op uraniumverrijking niet wil erkennen, geniet hij steeds meer populariteit. Dat is een zorgelijke ontwikkeling. Immers, de crisis, die mede door hem gevoed wordt door irrationele uitspraken over de Holocaust en het bestaansrecht van Israël, ontlast hem van het nakomen van zijn verkiezingsbelofte om armoede en corruptie aan te pakken. Een crisissfeer geeft hem ook het ‘recht’ elk ander geluid in het land het zwijgen op te leggen. In een land in oorlog wordt natuurlijk geen kritiek geduld. Deze sfeer en zijn ‘rechte rug’ naar het Westen helpen hem ook zich binnen de islamitische wereld als een onbetwist leider à la ayatollah Khomeini te profileren.

Volgens de Washington Post van 6 juni zouden de VS inmiddels bereid zijn het recht van Iran op uraniumverrijking – conform het NPV – te erkennen, waarschijnlijk alleen voor onderzoeksdoeleinden en productie op industriële schaal. Maar dat‘gebaar’ zou ook wel eens kunnen passen in de ‘stok-en-wortel-politiek’ die er richting Iran wordt gevoerd: na het mislukken van een resolutie in de Veiligheidsraad vanwege de tegenwerking van Rusland en China, volgt er weer een ronde van ‘aansporing’.

Vooral de Europese landen moeten alert blijven dat de VS het eventueel mislukken van deze onderhandelingsronde niet als voorwendsel zullen gebruiken om sancties en/of oorlog aan het einde van de rit te rechtvaardigen. De EU bezit, in tegenstelling tot Amerika, veel meer geloofwaardigheid om een andere koers te varen richting Iran dan de Amerikaanse ramkoers van de afgelopen maanden. Maar deze geloofwaardigheid komt ernstig in het geding als niet tegelijkertijd serieus werk wordt gemaakt van nucleaire ontwapening – nog altijd één van de hoofddoelstellingen van de NPV’s, die de wereld schijnt te hebben vergeten. NPV’s verliezen hun toegevoegde waarde als ze niet door alle landen worden onderschreven, inclusief Israël, Pakistan en India. Een oorlog tegen Iran is in de eerste plaats rampzalig voor de bevolking, die in het recente verleden al een achtjarige oorlog met Irak heeft meegemaakt. Zelfs de zogenaamde ‘precisiebombardementen’ zullen de dood van tienduizenden onschuldige burgers tot gevolg hebben; een nucleaire aanval zal een schade veroorzaken die vele malen groter is. Verder kan een oorlog voor de toch al niet stabiele regio zeer grote

gevolgen hebben.

VS hielpen democratie in Iran om zeep

In Iran zelf zou een militaire aanval de Iraniërs in hun strijd tegen de buitenlandse bemoeienis wel eens kunnen verenigen. Dat laatste heeft de Iraniërs weinig goeds gebracht. In 1953 werd de democratisch gekozen minister-president Mossadegh ten val gebracht door Amerikaanse en Britse geheime diensten en werd Mohammad Reza, sjah van Iran die uit angst voor zijn leven naar het buitenland was gevlucht, weer in het zadel gehesen. Waarop een kwart eeuw tirannie volgde die op onvoorwaardelijke steun van Amerika mocht rekenen.

Minister-president Mohammed Mossadegh had in 1951 de olie-industrie genationaliseerd en een einde gemaakt aan het Britse oliemonopolie. Tegelijkertijd dwong hij de sjah meer macht af te staan aan het parlement. Als reactie daarop blokkeerden Britse schepen de Perzische Golf en de Amerikanen kregen ingefluisterd dat Mossadegh een communist zou zijn of met het communisme zou sympathiseren – toen was de Koude

Oorlog immers hét thema. In een 2003 verschenen boek All the Shah’s men, gaat Stephen Kinzer op zoek naar de wortels van anti-Amerikanisme in het Midden-Oosten. Hij beschrijft o.a. hoe CIA-agent Kermit Roosevelt – de kleinzoon van de Amerikaanse president – vanuit een buitenwijk van Teheran een coup tegen Mossadegh regisseert. In 2003 heeft de regering Clinton voor het eerst het bestaan van ‘operatie Ajax’ toegeven; Madeleine Albright heeft excuses aangeboden aan de Iraniërs. De coup die leidde tot de val van Mossadegh en de Amerikaanse steun aan Saddam Hussein gedurende de oorlog met Iran – waarvoor de excuses van een Amerikaanse minister nog op zich laten wachten – hebben diepe wonden achter­gelaten in de geschiedenis en in de hoofden van Iraniërs.

Waakzaamheid is geboden, voordat er in Washington weer een ‘doorslaggevende’ beslissing genomen wordt – deze keer over Iran. De oorlogstaal en de crisissfeer er omheen ontnemen de Iraniërs elke kans op serieuze oppositie in het land en een duur­zame verandering van binnenuit. We moeten stoppen met het meten met twee (nucleaire) maten en het uitslaan van oorlogstaal richting Iran, want dat is koren op de molen van het schrikbewind van Ahmadinejad.

Behnam Taebi

Behnam Taebi is geboren in 1977 in Teheran en woont sinds 1996 in Nederland, waar zijn vader zich vier jaar eerder als vluchteling vestigde. Taebi was van 2002 tot maart van dit jaar gemeenteraadslid voor de SP in Delft. Tegenwoordig werkt hij als docent Ethiek en Techniek aan de TU Delft. Hij is mede- initiatiefnemer van de Campagne Geen Oorlog Tegen Iran.

Website Geen Oorlog tegen Iran

Inhoud