publicatie

Spanning september 2012 :: Na de verkiezingen blijft de vraag: sociaal of liberaal?

Spanning, september 2012

Roemer en Samsom: Samen sociaal de crisis uit?

Na de verkiezingen blijft de vraag: sociaal of liberaal?

Tekst: Arjan Vliegenthart Foto: Martijn Beekman / Hollandse Hoogte ©

De verkiezingsuitslag van 12 september zal voor veel SP’ers een dubbel gevoel hebben opgeleverd. Wie zo lang, zo hoog in de peilingen heeft gestaan, kan een gevoel van teleurstelling bekruipen wanneer de einduitslag noch winst, noch verlies oplevert. Aan de andere kant heeft de partij zich staande weten te houden in het verkiezingsgeweld tussen PvdA en VVD en dat is iets wat lang niet alle partijen kunnen zeggen. Het Nederlandse politieke landschap is stevig door elkaar geschud, maar de SP heeft haar eigen positie vast kunnen houden. En dat biedt perspectief voor de komende periode waarin ons land op zoek gaan naar een nieuwe regering.

Sociaal of liberaal

De inzet voor de verkiezingen was voor veel partijen helder: wordt het huidige beleid van stevig bezuinigen gecombineerd met toenemende eigen individuele verantwoordelijkheid voor zaken als zorg en sociale zekerheid voorgezet, of gaan we een andere kant op waarbij het overheidstekort in een iets kalmer tempo wordt weggewerkt en collectieve voorzieningen ook door de samenleving in haar geheel worden opgebracht? De SP maakte deze keuze tot hoofdinzet van de verkiezingen, maar ook de PvdA had stoppen met ‘het rechtse rotbeleid’ tot uitgangspunt van haar verkiezingen gemaakt. Op rechts zette de VVD stevig in op de voortzetting van het werk van Rutte I en liet het niet na om bij voortduring te waarschuwen voor de rampspoed die het land zou treffen wanneer ‘de socialisten’ aan de macht zouden komen, waarbij voor het gemak SP, PvdA en GroenLinks over één kam werden geschoven.

De uitslag geeft aan dat Nederland in electoraal opzicht in twee kampen kan worden verdeeld. Zowel de liberale als de sociale uitweg uit de crisis kan op steun in de samenleving rekenen. Het valt echter op dat de meerderheid voor het rechtse beleid dat de afgelopen twee jaar is gevoerd, is verdwenen. De coalitiepartners VVD en CDA hebben samen met de gedoogpartner PVV geen meerderheid meer. Samen verloren de drie partijen zeven zetels en daarmee de meerderheid in het parlement. Ook eventuele gedoogsteun van de SGP verandert daar niets aan. Ook andere liberale regeringsvarianten zoals een centrumrechtse regering van VVD, CDA, D66 eventueel aangevuld met een andere centrumpartij kan niet op een meerderheid rekenen. Doordat CDA en D66 samenwerking met de PVV hebben uitgesloten is de weg over rechts de komende tijd uitgesloten.

Ook onderzoek van Maurice de Hond laat zien dat er op belangrijke terreinen geen meerderheid is voor een rechts-liberaal beleid. Zo is 70 procent van de bevolking voor een inkomensafhankelijke zorgpremie, 79 procent van de kiezers tegen de verhoging van het eigen risico in de zorg en 86 procent voor het behoud van het minimumloon. Ook bij kiezers van rechtse partijen is een meerderheid voor het organiseren van gemeenschappelijke verantwoordelijkheden. Alleen bij de inkomensafhankelijke zorgpremie is een meerderheid van de VVD-kiezers tegen. Ook zo bezien zal buiten het parlement rechts beleid tegen grote maatschappelijke weerstand oplopen.

Heldere verschillen tussen links en rechts

De verkiezingscampagne maakte duidelijk dat er grote verschillen zitten tussen de sociale en liberale weg uit de crisis. Hoewel sommige commentatoren van mening zijn dat de verkiezingsuitslag een versterking van het politieke midden betekent, lijkt het tegenovergestelde het geval te zijn. De grootste centrumpartij van de afgelopen decennia, het CDA, liep voor de tweede keer op rij tegen een daverende verkiezingsnederlaag op. D66 boekte een bescheiden overwinning, maar samen hebben deze twee partijen slechts 1/6e van de zetels in de nieuwe Tweede Kamer. De trektocht van GroenLinks van links naar het radicale midden liep in een electoraal drama af: de partij verloor voor een meerderheid van haar kiezers haar profiel en werd meer dan gehalveerd.

Terwijl de middenpartijen dus fors verloren, zijn de grootste winnaars van de verkiezingen, de VVD en de PvdA, de afgelopen jaren eerder meer naar rechts en links opgeschoven dan dat zij een middenpositie ingenomen hebben. De verschillen tussen beide partijen zijn groter geworden, wat het welhaast onmogelijk maakt om succesvol een regering te vormen waarin beide partijen recht doen aan hun eigen partijprogramma waarmee ze de kiezers tot een stem verlokt hebben.

Op rechts werd steeds duidelijker dat de VVD de afgelopen jaren, in een electorale slag verwikkeld met de PVV, een deel van het programma van Geert Wilders had overgenomen. Liet Rutte na de Provinciale verkiezingen van 2011 al optekenen dat hij ‘Nederland wilde teruggeven aan de Nederlanders,’ tijdens de campagne tapte hij vrolijk verder uit hetzelfde vaatje. De VVD liet daar waar het ging zo min mogelijk ruimte ontstaan tussen haar eigen positie en die van de PVV. Rutte’s opmerkingen naar aanleiding van een eventuele vervroegde vrijlating van Volkert van der G. waren weinig liberaal. Een premier die de scheiding van de machten actief terzijde schuift, kan een lesje staatsrecht goed gebruiken. Op het terrein van verdere Europese integratie waren VVD en PVV in de diverse televisiedebatten lastig te scheiden; in ieder geval veel lastiger dan de afgelopen jaren waarin de VVD Europese miljardenpakketten wel steunde, terwijl Wilders ertegen foeterde, zonder daar overigens consequenties aan te verbinden.

Aan de andere kant van het politieke spectrum maakte de PvdA een programmatische ruk naar links. De partij ontpopte zich volgens PvdA-Tweede Kamerlid Frans Timmermans tot een SP-light. En het moet gezegd, het verkiezingsprogramma zal voor veel kiezers dezelfde sfeer uitgeademd hebben als het programma van de SP. De PvdA keerde zich tegen de marktwerking in zorg, pleitte voor een sociale uitweg uit de crisis waarbij van hogere inkomens een stevigere bijdrage mocht worden gevraagd, stelde de hypotheekrenteaftrek aan de kaak en verzette zich tegen de versoepeling van het ontslagrecht.

Op sommige thema’s waren deze standpunten een duidelijke breuk met het verleden. De marktwerking in de zorg werd in de afgelopen twee decennia voor een groot deel onder regeringen ingevoerd waar de PvdA deel van uitmaakte en tijdens de Paarse regeringen verzette toenmalig leider Wim Kok zich tegen maatregelen die de hypotheekrenteaftrek zou aanpakken, terwijl Wouter Bos samen met VVD-minister Gerrit Zalm een hervorming van het belastingstelsel doorvoerde die de inkomensverschillen eerder groter dan kleiner maakte.

Daar was de laatste jaren echter weinig van de merken. Voor het eerst was de PvdA bereid een lijstverbinding aan te gaan met SP en GroenLinks, die door Diederik Samsom ‘een soort liefdesverklaring’ werd genoemd. Maar daar waar Samsom in de lijstverbinding tussen PvdA en SP een liefdesverklaring vóór de verkiezingen zag, weigerde de PvdA tijdens de campagne zich openlijk uit te spreken voor samenwerking op links ná de verkiezingen. Dat werpt onherroepelijk de vraag op hoe de PvdA haar nieuw hervonden linkse idealen in beleid wil omzetten. Want links beleid maak je immers niet met rechtse partijen. De formatie zal duidelijk moeten maken in hoeverre de verandering van de afgelopen jaren bij de Nederlandse sociaaldemocraten cosmetisch van aard waren of dat ze daadwerkelijk gestoeld zijn op een fundamentele koerswending. De keuze voor bepaalde coalitiepartners is daarin zonder enige twijfel één van de duidelijkste signalen.

Na de verkiezingen: op zoek naar een stabiele coalitie

De kiezers hebben zowel de VVD als de PvdA groot gemaakt. De SP is stabiel gebleven, terwijl de meeste andere partijen, met uitzondering van D66, substantieel verloren. Omdat er geen eenduidige meerderheid is voor een linkse of rechtse coalitie wordt het formeren van een nieuwe regering een lastige aangelegenheid. De weg naar een centrumrechtse regering is geblokkeerd. Dat laat twee mogelijkheden open: een links-rechts regering waarbij linkse en rechtse partijen samen een regering vormen of een centrumlinkse regering, waarbij PvdA en SP samen met een aantal centrumpartijen een coalitie vormen.

Beide mogelijkheden hebben hun eigen problemen. Tijdens de verkiezingscampagne hebben zowel CDA als D66 aangegeven dat regeren met PvdA én SP heel lastig zou worden. Daarbij werden niet veel inhoudelijke argumenten gegeven, behalve dat de partijen samen te sterk zouden zijn. Programmatisch zou echter een centrumlinkse regering het meest consistente beleid opleveren, ook omdat een links-rechts regering, waarin PvdA en VVD in de Tweede Kamer samen al een meerderheid hebben, inhoudelijk weinig samenhangend kan zijn. Daarbij mag niet vergeten worden dat VVD en PvdA zo groot konden worden omdat veel van hun kiezers wilden voorkomen dat de politieke opponent, hetzij Diederik Samsom, hetzij Mark Rutte leiding kan geven aan het nieuwe regeringsbeleid. Een coalitie tussen deze twee partijen doet daarom niet per definitie recht aan de verkiezingsuitslag. De scherpe polarisatie tussen de twee partijen in de laatste weken van de campagne en de inhoudelijke verschillen in verkiezingsprogramma maken het bijzonder lastig, dan wel onmogelijk, om samen te regeren.

Tijdens de campagne werd VVD-leider Mark Rutte niet moe om te zeggen dat Nederland behoefte heeft aan een stabiele regering. Dat is zonder meer waar, maar een stabiele regering is geen eigendom van de VVD. Sterker nog, veel van de gevallen regeringen in het afgelopen decennium waren coalities waar de VVD deel van uitmaakte. Het avontuur van VVD, CDA en de Fortuynistische LPF duurde nog geen 90 dagen, terwijl Rutte I niet eens twee jaar kon regeren. Zo bezien is een regering zonder de VVD wellicht een van de meest stabiele oplossingen. De kiezer heeft gesproken, het is nu aan de politieke partijen om recht te doen aan de stemmen die zij hebben gekregen.

Mogelijke coalities en meerderheden in Tweede en Eerste Kamer

Nederland is van oudsher een coalitieland. Partijen werken op basis van een regeerakkoord samen in de Tweede Kamer. Met uitzondering van het vorige kabinet, dat alleen uit ministers van VVD en CDA bestond en gedoogd werd door de PVV, konden regeringen na de Tweede Wereldoorlog op een stabiele meerderheid in de Tweede Kamer rekenen.

Voor de Eerste Kamer geldt dat partijen daar formeel niet aan het regeerakkoord gebonden zijn. In de praktijk stemmen senatoren echter meestal hetzelfde als hun partijgenoten in de Tweede Kamer. Een regering die geen meerderheid heeft in de Eerste Kamer en daar geen steun kan krijgen voor haar wetsvoorstellen, komt onherroepelijk in de problemen.

Hieronder een lijstje van mogelijke coalities en hun zetelaantal in Tweede en Eerste Kamer. Meerderheid / geen meerderheid

Coalitie van PvdA en VVD

• Tweede Kamer: 79 zetels

• Eerste Kamer: 30 zetels

Coalitie van PvdA, SP, CDA en D66

• Tweede Kamer: 78 zetels

• Eerste Kamer: 38 zetels

Coalitie van PvdA, VVD en D66

• Tweede Kamer: 91 zetels

• Eerste Kamer: 35 zetels

Coalitie van PvdA, VVD en CDA

• Tweede Kamer: 92 zetels

• Eerste Kamer: 41 zetels