publicatie

Spanning mei 2009 :: Kop in het zand en lenen maar

Spanning, mei 2009

Hoe het kapitalisme onder de overcapaciteits- crisis probeerde uit te komen

Kop in het zand en lenen maar

Tekst: Sjaak van der Velden Fotografie: Anup Shah / Hollandse Hoogt

De huidige crisis wordt door steeds minder mensen nog een kredietcrisis genoemd omdat steeds duidelijker wordt dat de crisis de hele economie raakt. De crisis is begonnen als een kredietcrisis zoals trouwens ook de crisis van de jaren dertig, op de beurs begon na een periode van uitbundige speculatie. Hoe is het mogelijk is dat problemen in de financiële sector de hele economie meesleuren? Het magische woord vertrouwen wordt door veel economen en politici als verbinding tussen de beide economieën van stal gehaald. Als er immers geen vertrouwen meer bestaat dan willen bankiers geen geld uitlenen. Niet aan elkaar en niet aan bedrijven in de reële economie – zeg maar het maken, vervoeren en verkopen van schoenen, koelkasten, bier en computerprogramma’s. Het gevolg daarvan is dat die reële economie ook niet meer goed kan functioneren. Een aantal linkse economen is echter van mening dat er meer aan de hand was. Dat de kredietcrisis ontstond omdat de reële economie al tijdenlang niet meer gezond was. In dit artikel brengen we een aantal visies van linkse economen voor het voetlicht. We putten daarvoor uit interviews met Robert Brenner en Walden Bello en een artikel van Michel Husson.

Op 22 januari 2009 verscheen het interview van Seongjin Jeong met Robert Brenner in de onafhankelijke Zuid-Koreaanse krant Hankyoreh.

Robert Brenner is hoogleraar Geschiedenis aan de UCLA (University of California, Los Angeles) en schreef onder andere ‘The Boom and the Bubble’, New Left Review, new series, no.6 (November-December 2000).

Walden Bello is hoogleraar sociologie aan de Universiteit van de Filippijnen. Het interview met hem verscheen op 25 september 2008 op de site van Focus on the Global South. Bello zette zijn standpunt ook uiteen op een conferentie over de wereldcrisis op 20 maart 2009 die was gesponsord door Die Linke en de Rosa Luxemburg Stichting in Berlijn.

Michel Husson, een Franse econoom verbonden aan het Institut de Recherches Economiques et Sociales (IRES) schreef in september 2008 ‘Het rommelkapitalisme’, in: Inprecor, nummer 541-542, september-oktober 2008.

De meeste media en analisten noemen de huidige crisis een kredietcrisis. Bent u het eens met die benaming?

Robert Brenner: “Het is begrijpelijk dat analisten beginnen met de ineenstorting van de banken en de kapitaalmarkt. De moeilijkheid is echter dat ze niet verder kijken. Van hoog tot laag beweren zij dat de crisis kan worden verklaard als een probleem van de financiële sector. De echte basis van de huidige crisis is echter de afnemende vitaliteit van de economie in de ontwikkelde landen sinds 1973 en vooral 2000. De economische prestaties van de VS, West Europa en Japan zijn steeds verder verslechterd. Economische cyclus na economische cyclus was dat het geval, gemeten in elke standaard macro-economische indicator, zoals BBP, investeringen, reële lonen, enzovoort. Het is veelzeggend dat de cyclus van 2001-2007 verreweg de zwakste was in de periode sinds 1945 en dat ondanks de grootste Amerikaanse overheidsinterventie in vredestijd.”

Hoe zou u de langdurige verzwakking van de echte economie sinds 1973 verklaren? Wat u in uw werk ‘de lange neergang’ noemt?

Robert Brenner: “Die neergang is vooral het gevolg van een ingrijpende en voortdurende daling van het winstpercentage sinds het einde van de jaren zestig. Dit dalende winstpercentage is vooral opmerkelijk omdat in dezelfde periode de reële lonen onder druk stonden. De belangrijkste oorzaak, maar zeker niet de enige, van die daling was de voortdurende neiging naar overcapaciteit in de wereldwijde maakindustrie. Wat er gebeurde was dat de ene na de andere nieuwe macht opkwam: Duitsland en Japan, de Aziatische tijgers en tenslotte China. Deze later opkomende economieën produceerden dezelfde goederen die elders al langer werden gemaakt, maar ze deden het goedkoper. Het gevolg was een te groot aanbod in de ene na de andere industrie, wat de prijzen en vervolgens de winsten onder druk zette.

De bedrijven van wie de winst onder druk stond vertrokken bovendien niet uit hun bedrijfstak. Ze probeerden juist hun aandeel te behouden door terug te grijpen op hun vermogen tot innovatie. Ze versnelden hun investeringen in nieuwe technologieën. Dat maakte de overcapaciteit natuurlijk alleen maar erger. Als gevolg van de dalende winstpercentages verdienden kapitalisten minder meerwaarde op hun investeringen. Daardoor hadden ze geen andere keus dan de groei te vertragen van hun fabriek, machinepark en personeel.

Tegelijk beperkten ze om hun winstgevendheid te herstellen de groei van de lonen, terwijl regeringen de sociale uitgaven terugdrongen. Het gevolg van al deze bezuinigingen is een langdurige beperking van de effectieve vraag geweest. De voortdurende zwakte van de vraag is de directe oorzaak geweest van de zwakte van de economie voor een langere tijd.”

Hoe is het kapitalisme omgegaan met die overproductie?

Walden Bello: “Het kapitaal probeerde drie uitwegen uit de overproductie: neoliberale herstructurering, globalisering en financialisering. De neoliberale herstructurering kwam in de vorm van het Reaganisme en Thatcherisme in de ontwikkelde landen en in de ontwikkelingslanden de Structurele Aanpassing ofwel de door Wereldbank en IMF afgedwongen liberalisering van de economie. Het doel was om de toename van kapitaal te versterken en dat werd gedaan door 1) het verwijderen van de overheidsbeperkingen op de groei, het gebruik en de beweging van kapitaal, en 2) inkomensherverdeling van arm en de middenklassen naar de rijken vanuit het idee dat de rijken dan gemotiveerd zouden worden om de economische groei te stimuleren. Het probleem hiermee was dat die inkomensherverdeling naar de rijken ertoe leidde dat de armen en middenklassen minder inkomen kregen waardoor de effectieve vraag afnam, terwijl het niet per se de rijken ertoe aanzette om meer in de productie te investeren.

Feitelijk leidde de neoliberale herstructurering tot slechts matige groeicijfers. De wereldwijde jaarlijkse economische groei was 1,1 procent in de negentiger jaren en 1,4 procent in de tachtiger jaren terwijl ze 3,5 procent bedroeg in de zestiger jaren en 2,4 procent in de zeventiger jaren toen staatsingrijpen nog de dominante politieke aanpak was. De neoliberale herstructurering kon de stagnatie niet keren.”

Hoe was de globalisering een antwoord op de crisis?

Walden Bello: “De tweede ontsnappingsroute die het internationale kapitaal nam was ‘uitbreidende accumulatie’ ofwel globalisering. Globalisering is de snelle integratie van halfkapitalistische, niet-kapitalistische of prekapitalistische gebieden in de wereldwijde markteconomie. Rosa Luxemburg, de beroemde Duitse revolutionaire econome, zag dit lang geleden al als noodzakelijk om de winstpercentages in de metropolen te verhogen. Hoe? Door toegang te verkrijgen tot goedkope arbeid, door het betreden van nieuwe, vrijwel onbeperkte markten, door nieuwe bronnen van goedkope landbouwproducten en grondstoffen aan te boren, en door nieuwe gebieden te ontwikkelen waar in infrastructuur kan worden geïnvesteerd. Die integratie wordt bereikt via handelsvrijheid, het opheffen van de belemmeringen voor het vrije verkeer van het internationale kapitaal, en het slechten van de beperkingen op buitenlandse investeringen.

Om de daling van hun winsten te keren heeft een aanzienlijk deel van de Fortune 500-bedrijven (de 500 bedrijven in de VS met de hoogste omzet - red) een groot deel van hun activiteiten verplaatst naar China om voordeel te halen uit de zogenoemde ‘China-prijs’ − het kostenvoordeel als gevolg van China’s schijnbaar onbeperkte hoeveelheid goedkope arbeid.”

Hoe zit het met die financialisering?

Walden Bello: “Gezien de beperkte resultaten die via neoliberale herstructurering en globalisering werden geboekt in de strijd tegen een depressie, werd de derde ontsnappingsroute erg belangrijk voor het instandhouden en laten stijgen van de winstgevendheid: financialisering. In de ideale wereld van de neoklassieke economie is het financiële systeem het mechanisme waardoor spaarders of mensen met overschotten in contact worden gebracht met ondernemers die geld nodig hebben om te investeren in de productie. In de werkelijke wereld van het laatkapitalisme, waarin investeringen in industrie en landbouw lage winsten opleveren als gevolg van de overcapaciteit, circuleren grote hoeveelheden kapitaal in de financiële sector. Ze worden erin geïnvesteerd en geherinvesteerd; de financiële sector raakt naar binnen gekeerd. Het gevolg is een toenemende splitsing tussen een hyperactieve financiële economie en een stagnerende reële economie.”

Wat waren de problemen met de financialisering als ontsnappingsroute?

Walden Bello: “Het probleem met investeren in de financiële sector is dat het neerkomt op het persen van waarde uit al bestaande waarde. Ja, dat kan winst opleveren, maar het creëert geen nieuwe waarde. Alleen de industrie, landbouw, verkeer en diensten creëren nieuwe waarde. Omdat deze winst niet is gebaseerd op gecreëerde waarde worden investeringen erg vluchtig en kunnen de prijzen van aandelen, obligaties en andere waardepapieren extreem gaan afwijken van hun werkelijke waarde. Een voorbeeld daarvan zijn de aandelen van nieuwe internetbedrijven die maar blijven stijgen, vooral als gevolg van een spiraal aan financiële waarderingen, en die vervolgens instorten. De radicale prijsstijging van een goed ver boven de werkelijke waarde is wat we een bubbel of zeepbel noemen.”

Waarom is financialisering zo vluchtig?

Walden Bello: “Als de winstgevendheid afhankelijk is van speculatie, dan is het niet verrassend dat de financiële sector zich van de ene bubbel naar de andere sleept, of van de ene speculatieve manie naar de andere. Omdat het wordt voortgedreven door speculatieve manies heeft het financiële kapitalisme meerdere crisisrecords gebroken, nadat de financiële markten werden gedereguleerd en geliberaliseerd in de jaren tachtig.

Voorafgaand aan de huidige instorting van Wall Street waren de heftigste de Mexicaanse financiële crisis van 1994-95, de Aziatische financiële crisis van 1997-98, de Russische financiële crisis van 1996, de aandelencrash op Wall Street van 2001 en de Argentijnse financiële ineenstorting van 2002.”

De huidige crisis is feitelijk in gang gezet door het barsten van de historische huizenzeepbel die al tien jaar aan het opblazen was. Hoe ziet u het belang daarvan?

Robert Brenner: “De huizenzeepbel kan alleen worden begrepen in relatie tot de opeenvolgende aandelenzeepbellen die we hebben gezien sinds het midden van de jaren negentig en vooral de rol van de Amerikaanse centrale bank bij het stimuleren van die zeepbellen. Sinds het begin van de lange neergang midden jaren zeventig hebben economische overheidsinstellingen geprobeerde om het probleem van het vraagtekort op te lossen door de kredieten te stimuleren, zowel publiek als privaat. In eerste instantie hebben ze de begrotingstekorten op laten lopen en zo zagen ze werkelijk kans om diepe recessies te voorkomen. Ze kregen echter steeds minder economische groei uit dezelfde hoeveelheid geleend geld.

In de jaren negentig probeerden de Europese en Amerikaanse regeringen om hun verslaving aan schuld om te buigen naar een begrotingsevenwicht. De vrije markt moest de economie gaan regelen. Omdat de winsten nog niet waren hersteld, leidde de schuldbeperking tot een vraagafname wat tot heftige recessies leidde en in de periode 1991-1995 tot de laagste economische groei sinds de oorlog. Om de economie weer op gang te krijgen paste de Amerikaanse regering een politiek toe die eind jaren tachtig ook door Japan was uitgeprobeerd. Door de rente laag te houden maakte de centrale bank het makkelijk om te lenen en in financiële producten te investeren. Terwijl de prijzen van waardepapieren omhoog schoten werden bedrijven en huishoudens vele malen rijker, althans op papier.

Dat maakte het voor hen mogelijk gigantische leningen af te sluiten, massaal te consumeren en daarmee gaven ze de economie een grote stimulans. Privé-schulden namen zo de rol van de staatsschuld over.

De economische groei was volledig afhankelijk van persoonlijke consumptie en investeringen in huizen. Beide waren slechts mogelijk door de gemakkelijke kredietverlening en de stijgende huizenprijzen

We hebben de laatste jaren het buitengewone schouwspel gezien van een wereldeconomie waarin de accumulatie van kapitaal afhankelijk was van historische speculatiegolven die met beleid werden gevoed en verantwoord door de beleidsmakers. Eerst de historische aandelenzeepbel van eind jaren negentig en toen de huizen- en kredietzeepbellen van het begin van deze eeuw.”

Het Keynesianisme lijkt weer helemaal terug als de nieuwe mode. Wat denkt u, kan het helpen bij het oplossen of op zijn minst verlichten van de huidige crisis?

Robert Brenner: “Regeringen hebben op dit moment geen andere keus. Als ze de economie willen redden moeten ze zich weer wenden tot Keynes. De vrije markt heeft bewezen totaal niet in staat te zijn om een economische ramp te voorkomen of ermee om te gaan. Die markt ziet geen kans om stabiliteit en groei te garanderen. De politieke elites die gisteren nog een feestje vierden vanwege de gedereguleerde financiële markten zijn nu ineens weer Keynesianen. Tot nu heeft alle overheidsingrijpen echter niet veel uitgehaald. Daar is heel wat meer voor nodig. De vraag is of Obama dat voor elkaar krijgt want de weerstand tegen staatsingrijpen in de VS is enorm. Daar komt nog bij dat China met zijn enorme dollarreserves ook een grote rol kan spelen. Als ze die allemaal op de markt gooien dan stort de dollar in en is het leed voor Amerika niet te overzien.”

Wat verwacht u voor de toekomst? Hebben we het ergste al gehad of staat ons nog meer te wachten?

Michel Husson: “Het is moeilijk in te schatten hoe al de factoren op elkaar gaan inwerken, maar we wagen ons toch aan twee voorspellingen. Ten eerste staat de tijd die nodig zal zijn om uit de crisis te raken in verhouding tot de enorme sommen die werden ingezet om de financiële sector te redden. We krijgen dus allicht een Japans scenario waarbij vele jaren nodig zijn om te herstellen van de verloren kapitalen, die veel omvangrijker zijn dan in vorige financiële crises. Indien er geen alternatieven worden afgedwongen gaat het kapitalisme in de rijke landen een lange periode tegemoet van trage groei en sociale achteruitgang.

Ten tweede gaat de crisis gepaard gaan met een groot gevecht tussen de grote economische spelers om de gevolgen van de crisis op anderen af te schuiven. Op sociaal vlak betekent dat een groeiende druk van het kapitaal op de lonen en de sociale overheidsuitgaven. Op internationaal vlak gaat de economische en handelsoorlog tussen de grootmachten nog verscherpen en leiden tot een nieuwe verbrokkeling van de wereldeconomie, zeker omdat, zoals de Duitse minister van financiën Peer Steinbrück zei: ‘De Verenigde Staten gaan hun statuut van supermacht van het mondiaal financieel systeem verliezen’.”

Denkt u dat het recente mislukken van het neoliberalisme een opening geeft voor progressieve mensen?

Robert Brenner: “De nederlaag van het neoliberalisme biedt zeker grote kansen die links eerder niet had. Het neoliberalisme was nooit erg populair onder grote delen van de bevolking. Werkenden mensen vereenzelfdigden zich nooit met vrije markten, vrije kapitaalsstromen en dat soort zaken. Wel denk ik dat grote delen van de bevolking ervan overtuigd waren dat het het enige alternatief was, ze waren ervan overtuigd dat er geen alternatief was. Nu toont de crisis echter het totale bankroet van het neoliberale economische model en je kunt de verandering al zien. Dat kwam heel krachtig naar voren tijdens de protesten van Amerikaanse werknemers tegen de reddingsplannen voor de banken en de financiële sector. Wat ze vandaag de dag zeggen is: ‘Ons wordt verteld dat het redden van de financiële instellingen, de financiële markten de sleutel is tot het herstel van de economie, van de welvaart. Maar we geloven het niet. We willen niet dat er nog meer geld gaat naar die mensen die ons beroven.’ Er is dus een ideologisch vacuüm. Dat betekent dat er een grote opening is voor linkse ideeën.”

De geciteerde economen, Brenner, Bello en Husson, zijn het niet in alle opzichten eens. Voor de details van hun opvattingen verwijzen we naar de oorspronkelijke interviews (de links vind je op de website van Spanning). Over twee dingen zijn ze het wel eens. De huidige crisis is een uitvloeisel van een overcapaciteitsprobleem dat al in de jaren zeventig begon, maar door het op de pof leven van eerst de overheid en vervolgens de burgers zich niet ten volle heeft kunnen ontplooien. De kredietverlening en de schulden maakten het mogelijk om de producten waarvoor eigenlijk geen inkomen beschikbaar was toch af te nemen. Het tweede punt waar de heren het over eens zijn is dat in de aanloop naar de huidige crisis bij een beperkte groep mensen het slechtste is bovengekomen – de graaicultuur. De basis waarop zij konden handelen zoals ze deden is echter een systeem dat telkens weer in crisis geraakt. Een crisis waarbij bedrijven hun producten niet kunnen afzetten in een wereld waarin nog voor vele honderden miljoenen mensen gebrek aan van alles bestaat. In die situatie zoekt het kapitaal plekken waar het mogelijk is om hogere winsten te halen dan elders. Het raakt op drift en het graaien kan beginnen. Het is menselijk gedrag dat alleen door menselijk ingrijpen kan worden beteugeld.