Zeggenschap: ook in de economie

Eén mens, één stem. Dat is de basis van de representatieve democratie. Wie veel geld heeft, heeft niet méér te zeggen dan iemand zonder geld. Het waarom is logisch: de rijken zouden de samen­leving zo indelen dat hoe de dobbelsteen ook valt, de worp altijd in hun voordeel uitpakt.

Maar in de economie werkt het anders. De belangrijkste beslissingen in bedrijven worden uiteindelijk genomen door de aandeelhouders. Die benoemen de raad van commissa­rissen, die weer de bestuurders benoemen. Vrijwel alle aandeel­houders sturen winst­gericht: het aandeel meer waard laten worden, of er dividend over betaald krijgen, en liefst zo snel mogelijk.

Foto: GinoPressBV / ANP ©

Maar in een open economie hebben bedrijven veel meer belanghebbenden dan alleen de aandeelhouders. Als ING 7000 mensen ontslaat terwijl ze miljarden winst maakt, zoals in 2016, hoeft bestuurder Ralph Hamers dat alleen aan de aandeelhouders te verantwoorden, ook al is de bank een paar jaar eerder met belastinggeld gered. Ook als ING de rente op een spaarrekening naar nul brengt of miljarden investeert in palmolie of schaliegas, hebben de mensen die daar de gevolgen van ondervinden dat maar te slikken. Bij Shell geldt precies hetzelfde. Door vol in te blijven zetten op fossiele industrie benadeelt Shell de hele wereld, maar zolang de aandeelhouders niet morren zit topman Ben van Beurden veilig.

Wereldwijd bezit de rijkste 1 procent van de mensen meer dan de overige 99 procent. Laat deze 1 procent een groot deel van de aandelen bezitten, en je snapt waarom menselijke arbeid als wegwerpartikel wordt behandeld en waarom de kosten van massale uitbuiting en vervuiling maar niet worden doorberekend: de economie werkt in het belang van deze 1 procent.

Maar economie en politiek zijn niet te scheiden. Wat we willen dat bedrijven doen of laten, en welke bedrijfsactiviteiten of -beslissingen we belasten of stimuleren, zijn ten diepste politieke vraagstukken over hoe we onze samenleving vormgeven. Dat is het uitgangspunt achter alle voorstellen om de economie democratischer te maken. We presenteren er drie.

1. Zeggenschap voor werkenden

Hoe zou de wereld eruitzien als werkenden in een bedrijf net zoveel te zeggen hadden als aandeelhouders? In Duitsland is het al gedeeltelijk zo. In bedrijven met meer dan 2000 mensen kiezen de werkenden de helft van de Raad van Commissarissen. Dat maakt bedrijven niet alleen democratischer, ze gaan er ook beter van presteren, zo blijkt uit onderzoek. De focus verschuift namelijk, van winstmaximali­satie op de korte termijn naar wat goed is voor een bedrijf op de lange termijn.

Mahir Alkaya, SP-Tweede Kamerlid Economische Zaken, diende daarom in de Tweede Kamer een motie in om de regering dit Duitse model van Mitbestimmung te laten onderzoeken. VVD, CDA, D66, SGP en Forum voor Democratie stemden tegen: verworpen.

Toch blijkt uit onderzoek dat meer zeggenschap van werkenden niet alleen goed is voor het bedrijf, zegt Alkaya. Niet alleen worden de belangen van werkenden en de samenleving beter verdedigd, het helpt ook de groei van de nu al astronomische ongelijkheid te remmen. Waar de aandeelhouders beslissen, wordt de winst vooral uitgekeerd als dividend of kopen bedrijven eigen aandelen op, met als doel dat de waarde van de overgebleven aandelen stijgt. Waar werkenden zeggenschap hebben, stijgen investeringen en lonen. Beide komen neer op extra bestedingen, wat weer goed is voor de economie.

Er zijn meer manieren om bedrijven te democratiseren. De SP pleit al langer voor een gouden aandeel voor werkenden, waarmee zij een beslissende stem krijgen in strategische beslissingen als overnames. In Engeland pleit Labour ervoor dat ­10 procent van de aandelen door een fonds voor werkenden wordt beheerd, waardoor zij meedelen in de dividenduitkering.

2. Zeggenschap over publieke diensten

“Kan een zorgverzekeraar een ziekenhuis ‘willens en wetens te gronde richten’ zoals de Onder­nemingsraad van het Slotervaartziekenhuis schreef? (…) Het korte antwoord is: ja.”

Dat schrijft de Volkskrant in het debat over de vier ziekenhuizen die dit najaar failliet zijn gegaan. Bruins, de verantwoordelijke minister, stond machteloos, bleek in het Kamerdebat. De overheid heeft de zeggenschap uit handen gegeven. We gaan er niet meer over.

Precies dat uitgerangeerd zijn van de eigen overheid maakt dat burgers zich machteloos en in de verdrukking voelen, schreef senator Roel Kuiper een paar jaar geleden, nadat hij een parlementaire enquête had geleid naar het privatiseren van publieke diensten. “Burgers hebben wel rechten maar geen grip, er is te weinig echte zeggenschap. De politiek is onmachtig om iets aan de dagelijkse levens van mensen te veranderen. (…) (Er is) een besef dat private belangen het steeds winnen van publieke belangen en dat private rijkdom samengaat met publieke armoede. (…) Een besef dat deze wereld, waarin het private belang domineert, leidt tot verval.”

Het antwoord hierop is in drie ­woorden het SP-programma van 2017: Pak de Macht. De macht moet terug naar de mensen, en weg van de winsten van bedrijven. Mensen moeten weer wat te zeggen krijgen over hun omgeving, te beginnen met de instituties die een publiek belang dienen.

De inzet van de SP op het Nationaal ZorgFonds is niet alleen omdat het goedkoper kan, maar ook omdat het menselijker moet. De zeggenschap over de zorg moet naar de mensen die erin werken. Vanuit dezelfde gedachte proberen verschillende SP-afdelingen de zeggenschap over de thuiszorg terug te krijgen via een gemeentelijke coöperatie, of een eigen duurzame energievoorziening op te richten. ­Zie voor inspiratie de afdelingen Zutphen, Groningen, Heerlen en Amsterdam; en de Provinciale Staten van Friesland, Groningen en Zeeland.

Verder lezen?

3. Zeggenschap over ons geld

Waarom draagt ons spaargeld automatisch bij aan het verdien­model van commerciële banken? Dat is de startvraag achter verschillende initiatieven die sinds de financiële crisis gelanceerd zijn om ons geldstelsel te hervormen. Het meest recente komt van SP-Kamerlid Mahir Alkaya. In december diende hij een initiatiefnota in voor een publieke bank, waar de veiligheid van het financiële stelsel voorop staat, en niet de winst.

Een rekening bij zo’n publieke bank, of depositobank, zou precies werken als die bij een gewone bank. Je kunt er salaris op ontvangen, mee pinnen en geld mee overmaken. Het enige verschil: de depositobank bewaart je geld, in plaats van het als onderpand te gebruiken voor nieuwe leningen. Precies daarin zit het verdienmodel van commerciële banken. Banken hoeven maar een paar procent van het geld dat ze uitgeleend hebben, echt in bezit te hebben. Zo kunnen ze rente vragen over uitgeleend geld dat ze feitelijk nooit gehad hebben. Die constructie werkt, tot een deel van de leningen niet terugkomt en banken niet aan hun eigen betalingsverplichtingen kunnen voldoen. En dat moment komt altijd, omdat de perverse prikkel in het systeem is zoveel mogelijk geld uit te lenen.

Banken hebben een publieke functie, stelt Alkaya in de initiatiefnota. Geen mens kan zonder bankrekening. Banken beheren niet alleen ons spaargeld, maar ook de zekerheid van ons hele geldstelsel. Alleen het redden van de banken al kostte overheden in 2008 wereldwijd meer dan 2.000 miljard, nog los van de recessies waar de economieën daarna in belandden. In dit stelsel zijn de winsten voor de banken, en als het misgaat betaalt de samen­leving. Tien jaar na de crisis is daaraan niets veranderd. Een depositobank doet dat wel. Omdat ze geld niet uitleent (en dus ook geen rente geeft) kan de bank ook niet failliet gaan.

Richard van der Linde probeerde de afgelopen jaar net zo’n bank op te zetten, vanuit de Stichting Full Reserve, maar dan privaat. ‘De meest saaie bank van Nederland’, zoals hij zijn project noemde, mocht er niet komen. De Nederlandsche Bank en Jeroen Dijsselbloem, toenmalig minister van Financiën, verwezen naar Europese regels die deze bank zouden verbieden, zonder te benoemen welke. Het breekpunt was verplichte deelname aan het depositogarantstelsel, waarin banken elkaars risico’s dragen.
De innovatie van een depositobank – ­namelijk dat die geen risico draagt – werd daarmee in één klap betekenisloos.

‘Onze casus legt bloot dat er onbenoemde zaken meespelen’, zei Van der Linde. ‘Alle innovatie die de kern van het geldsysteem raakt, stuit op een enorme drempel.’ Follow the Money schreef: “hoewel het concept niks baanbrekends is, zou het wel een grote transitie kunnen veroorzaken: het creëren van marktwerking in het bankenlandschap.”