Energie van ons allemaal

Onze energie verduurzaamt niet. Dat komt omdat we de opwekking ervan hebben uitbesteed aan een paar multinationals. Hun verdienmodel draait op de huidige, fossiele status quo. Met lokale energiedemocratie remmen we niet alleen de klimaatverandering, maar winnen we ook het eigenaarschap over een publieke basisvoorziening terug.

In Medemblik is in 2012 een windmolen gebouwd, die op dat moment de hoogste van Europa was. Met zijn 198 meter werd De Ambtenaar (vernoemd naar zijn voorganger, die zelden draaide) drie keer zo hoog als de kerktoren van het dorp.

‘Vroeger was zo’n molentje van een boer in de buurt’, zegt een boer die er achthonderd meter naast woont. ‘Dat gunden we elkaar. De ene boer had luidruchtige dieren of maakte lawaai met een tractor. Maar die tolerantie is weg. De windmolens zijn nu veel groter, en ze zijn van mensen van buiten. Die komen hier het grote geld halen.’

Want het grote geld, dat is er. Eerst verdiende projectontwikkelaar Luc Schürmann, eigenaar van Investment Engineering Projects, miljoenen met de verkoop van De Ambtenaar aan een groep van 21 grootverdieners, met name bankiers en financieel specialisten. Als eigenaar ervan kregen die op hun beurt miljoenen euro’s eerder betaalde belasting terug, omdat de aankoop doorgaat voor een investering in duurzame energie. Een van die eigenaren is Rijkman Groenink, oud-bestuursvoorzitter van de ABN Amro, ontdekte de Volkskrant. Hij wist via de windmolen zijn miljoenenbonus uit handen van de fiscus te houden.

Probeer eens een schuurtje te verbouwen, zegt een inwoner van Medemblik, en kijk eens welke ambtenarij je achter je aan krijgt: ‘Maar bij windmolens wordt alle redelijkheid opzij gezet om de belangen van de bovenlaag te dienen. Het gaat niet om duurzaam of groen, maar om grof geld verdienen. En de omwonenden zijn de dupe.’

Is dit wat de groene revolutie moet worden?

Het probleem komt voortdurend terug, op allerlei plekken. De gemeenteraad van Delfzijl ontving vorig jaar oktober een brief van de dorpsverenigingen van de omliggende dorpen, nadat de raad toestemming had gegeven voor de uitbreiding van windpark Delfzijl-Zuid: ‘Na de schade door de aardbevingen, krijgen wij nieuwe schade door zoveel windmolens. Wonen wij in een gebied dat onleefbaar dreigt te worden?’

Christiaan Serbanescu is lid van de Provinciale Statenfractie van de SP in Groningen. Hij herkent de discussie. ‘Veel mensen willen echt wel verduurzamen. Het probleem zit ’m in de manier waarop. Anderen gaan er vandoor met de winsten van onze grond, is de beleving. We hebben er niets over te zeggen en krijgen er niets voor terug.’

De stroom mag dan groen zijn, qua eigenaarschap is het net als de gaswinning. Een private eigenaar neemt de winsten mee, en de omwonenden blijven achter met schade en overlast.

Zo krijg je de mensen niet mee. Een snelle en succesvolle groene revolutie voltrekt zich met de mensen, niet ondanks de mensen. Zonder verandering in eigenaarschap, zeggenschap en machtsverhoudingen blijft het systeem onrechtvaardig en ongelijk, hoewel draaiend op groene energie.

De transitie naar hernieuwbare energie die we de komende decennia gaan maken, is de perfecte gelegenheid om ook de machtsverhoudingen in de opwekking en de consumptie ervan te herzien.

Energie in de uitverkoop

Maakt het iets uit of onze basisvoorzieningen in publiek of privaat beheer zijn? Die vraag wordt wereldwijd steeds vaker hardop gesteld. De discussie volgt op de privatisering van talloze overheidsdiensten in de afgelopen decennia. De vrije markt zou dezelfde diensten efficiënter en goedkoper leveren, was de belofte.

In de praktijk gaat die belofte zelden op, stelt het Transnational Institute (TNI). Deze denktank documenteerde wereldwijd 835 gevallen waarin een gemeenschap heeft besloten een eerder geprivatiseerde dienst in publiek, lokaal beheer te brengen. In 311 gevallen ging het om energie. Andere strijdvelden zijn drinkwater, afvalverwerking, openbaar vervoer, gezondheidszorg, huisvesting, sociale dienstverlening en schoonmaak. Steeds zijn de bronnen van onvrede dezelfde. De prijzen stijgen, de kwaliteit daalt. Een publieke dienst transformeert tot een privaat verdienmodel, waarin de winstprikkel ertoe aanzet om de dienst alleen nog te leveren waar dat rendabel is en aan wie het kan betalen. Winsten verdwijnen naar aandeelhouders, moederbedrijven en soms ook naar belastingparadijzen in plaats van geïnvesteerd te worden in de dienstverlening of het personeel. De burger is verworden tot consument. De gemeente lijkt buitenspel gezet. Maar, laat TNI zien, privatiseringen zijn terug te draaien. De gemeenschap wint ermee. Lokaal beheer, mits sociaal en democratisch ingericht, leidt in de regel tot betere, betaalbare en efficiënte diensten.

De privatisering van overheidsdiensten past in de voortdurende expansie van het kapitalisme, in de lijn van denkers als Karl Polanyi en David Harvey. In deze denkwijze kan het kapitalisme alleen overleven door voortdurend nieuwe elementen aan de logica toe te voegen. Eenmaal in het systeem worden deze elementen omgezet in financiële, verhandelbare producten waarvan de financiële ruilwaarde boven alle andere vormen van waarde gaat. Grondstoffen, menselijke arbeid en collectieve grond zijn de afgelopen eeuwen massaal in het systeem ingesloten, vaak onder dwang of met geweld. Hedendaagse groeimarkten zijn het in financiële waarde omzetten van allerlei uiteenlopende abstracties als de natuur (rivieren, regen, schone lucht en biodiversiteit), rust, de toekomst (schuld), en risico, een van de meest verhandelde producten op de financiële markten. Derivaten, financiële producten waarvan de waarde wordt afgeleid van andere producten, vormen inmiddels twintig keer de waarde van alle materie op de wereld.

In dezelfde logica zijn overheidsdiensten gecommodificeerd: van een dienst zonder financiële ruilwaarde – publiek bezit, dus niet te koop – tot een product gemaakt dat verhandeld kan worden en waarop winst gemaakt kan worden. De economie groeit, want er wordt waarde toegevoegd aan het systeem. Maar het publieke belang verliest.

Elektriciteitsbedrijven waren in Nederland lange tijd in publiek beheer. Gemeenten en provincies waren aandeelhouders van bedrijven als Nuon, Essent en Eneco, die zowel het energienetwerk als de opwekking in handen hadden. In 2003 bekrachtigde de Splitsingswet een proces van liberalisering en privatisering in de energiesector dat ruim tien jaar eerder begonnen was. De staat nam het energienetwerk over, de opwekkers van energie konden meedingen op een Europese energiemarkt. Doe het niet, schreven Essent en Eneco: internationaal maken we geen schijn van kans en we zullen onze duurzaamheidsdoelstellingen nooit halen.

Maar het gebeurde toch – en Nederlandse energiebedrijven werden opgekocht door buitenlandse energiereuzen. De grootsten ervan, E.ON, RWE en GDF Suez, bouwden in 2013 elk een kolencentrale in Nederland. Die moeten minstens veertig jaar meegaan om het begrote rendement te halen. Wil Nederland ze voor die tijd sluiten, dan kunnen er miljardenclaims volgen vanwege misgelopen inkomsten. Zo dienden energiemultinationals eerder dergelijke claims tegen Duitsland in, toen het land besloot te stoppen met kernenergie om de Energiewende door te voeren.

Private rijkdom, publieke armoede

Met de privatiseringen van voormalige overheidsdiensten verloren we niet alleen de controle over de diensten die ze leveren, maar ook een deel van wat ons als gemeenschap bindt. Dat concludeert Roel Kuiper in De terugkeer van het algemeen belang: Privatiseringsverdriet en de toekomst van Nederland, een persoonlijke reflectie op de parlementaire enquête over privatiseringen die hij leidde als lid van de Eerste Kamer.

De kabinetten-Lubbers, Kok en Balkenende privatiseerden om pragmatische en financiële redenen, laat Kuiper zien. De overheid werd te groot, de tijdgeest zei dat concurrerende, private aanbieders op een gedereguleerde markt betere diensten zouden leveren. Een van de onthutsende conclusies uit zijn boek is dat geen van hen zich ooit afvroeg wat dat verder voor maatschappelijke gevolgen had.

Het publieke belang verdampte, concludeert Kuiper: ‘Instituties die sociale bescherming boden verdwenen. Een arbeidsstelsel dat welvaart schiep en verdeelde, werd opgeruimd en vervangen door een wereld van flexibele contracten, arbeidsonzekerheid en inkomensongelijkheid. Wedijver en conflict kwamen in de plaats van stabiele structuren en een tegenover marktkrachten gehandhaafd publiek belang.’

Voer marktlogica in de overheid in, stelt Kuiper, en je voert die in de hele samenleving in. Een calculerende overheid creëert calculerende burgers, die hun eigen belang boven het algemeen belang stellen. ‘De samenleving wordt los zand, sterker nog, ze wordt een jungle, een strijd van allen tegen allen, een wereld gebouwd op onderling wantrouwen.’

Mensen denken niet alleen vanuit hun portemonnee, is de stelling van Kuiper. Minstens zo belangrijk is het gevoel deel te zijn van een groter geheel dat we moreel steunen en waar we aan bij kunnen dragen. Het van bovenaf afbreken daarvan is de dragende kracht achter veel van de onvrede in Nederland, stelt Kuiper. Hij vat dit gevoel van machteloosheid in drie krachtige observaties samen.

  1. Burgers hebben wel rechten maar geen grip, er is te weinig echte zeggenschap. De politiek is onmachtig om iets aan de dagelijkse levens van mensen te veranderen. Er zijn kennelijk andere krachten die de wereld regeren.
  2. Het besef dat private belangen het steeds winnen van publieke belangen en dat private rijkdom samengaat met publieke armoede.
  3. Een besef dat deze wereld, waarin het private belang domineert, leidt tot verval. Niet alleen een verval van normen en gemeenschapswaarden, van solidariteit tussen mensen, maar inmiddels ook verval van grote materiële verworvenheden: bestaanszekerheid, waardering voor professionele kwaliteiten, inkomen, maatschappelijke welstand.

Lokale energiedemocratie daagt de macht op precies deze drie gebieden uit.

Lokale energiedemocratie

‘Dit is hét socialistische antwoord op het fossiele kapitalisme’, zegt Fenna Feenstra. Zij is voorzitter van de Provinciale Statenfractie van de SP in Friesland en een van de kartrekkers van gemeenschapsenergie: MienskipsEnergie, in het Fries. Dat is een keurmerk voor energie die duurzaam en lokaal is opgewekt. Omwonenden hebben zeggenschap over het soort opwekking (wind, zon) en de plek ervan; ook zijn zij de eerste afnemers en bepalen zij wat er met de opbrengsten gebeurt. Die kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden voor de lokale bibliotheek, zwembaden of voetbalvelden, maar ook terugvloeien naar de leden of geïnvesteerd worden in nieuwe duurzame energieprojecten. ‘Het is energie die iedereen wil en waar iedereen van profiteert.’

De overheid moet deze tegenmacht van onderop actief ondersteunen en uitbreiden, zegt Feenstra. Dat kan via het aanbieden van kennis, contacten, fondsen en garanties aan nieuwe en bestaande energiecorporaties en het zelf afnemen van hun energie. Zo houden we gemeenschapsenergie in publiek, lokaal beheer en voorkomen we dat het een nieuw privaat verdienmodel wordt dat alleen draait zolang het geld oplevert.

Het idee leeft breed binnen de SP. De Statenfracties in Zeeland en Groningen hebben een manifest opgesteld voor provinciale energiedemocratie. En de SP in Oss presenteerde vorige maand Winst Waait Weg, een voorstel om de energieopwekking in lokaal publiek beheer te brengen. In het buitenland nam Hamburg via een referendum het energienetwerk weer in publiek beheer, om vaart te zetten achter een democratische energietransitie. In steden als Londen en Berlijn lopen vergelijkbare campagnes. Veel lokale takken van de Spaanse burgerbeweging Podemos hebben de strategie zelfs in hun naam verwerkt. Het ‘en comú(n)’ van Zaragoza en común en Barcelona en comú verwijst naar het gemeenschappelijk beheren van de stad en haar diensten door de inwoners, zonder inmenging van Europa of private, multinationale belangen.

Voor- en tegenstanders van het idee bevinden zich niet op een klassieke links-rechts-schaal, schrijft TNI, maar tussen hen die lokaal of supranationaal willen handelen om de vraagstukken van de toekomst op te lossen. Lokale energiedemocratie is daarmee ook een boycot van een wereldorde waarin het goedkoper is om steenkool uit Zuid-Afrika en Colombia te importeren dan lokaal een windmolen te laten draaien, omdat de externe kosten van vervuiling niet doorberekend worden. Zouden we dat wel doen, berekende het IMF, dan zou fossiele brandstof per jaar 5000 miljard euro duurder zijn. Dat is zes procent van het bruto mondiaal product, een bedrag dat hoger is dan alle uitgaven aan gezondheidszorg ter wereld.

Er is nog werk te doen. Vooralsnog is er maar één energienet, waar alle stroom op samenkomt. Leden van lokale energiecoöperaties kunnen technisch dus nog niet hun eigen opgewekte stroom gebruiken. Arme huishoudens moeten gelijke toegang krijgen tot duurzame, lokaal opgewekte energie, via bijvoorbeeld een minimale inleg in energiecorporaties. Ook ligt er een uitdaging rond de energievoorziening van grote steden of de energie-intensieve industrie. Maar stel dat we daarvoor bijvoorbeeld Zuid-Europese zon gebruiken, schrijft het Platform Duurzame en Solidaire Economie. Ook hier kunnen omwonenden en lokale overheden eigenaar zijn, in plaats van energiemultinationals. De grootverbruikers in Noord-Europa zouden zo rechtstreeks bijdragen aan de welvaart van bewoners van landelijke gebieden in Zuid-Europa.

In Nederland gaat er dagelijks 14.000 euro directe subsidie naar de fossiele multinationals. Wereldwijd is dat 750 miljard euro per jaar. Maak dat bedrag vrij en we hebben een aardige transitiepot.

Lokale zeggenschap, lokaal eigenaarschap en een eerlijke verdeling van de lusten en de lasten. Hier, en waar we onze duurzame energie ook opwekken. Dat is de inzet van lokale energiedemocratie. Alleen zo voorkomen we dat de uitbuitende machtsstructuren van het fossiele kapitalisme in een duurzame wereld overeind blijven. En maken we van de groene revolutie ook een sociale revolutie.