‘We moeten meer weerstand bieden tegen digitaal determinisme’

Docent en onderwijsontwikkelaar Erik Meester voelt zich weleens een roepende in de woestijn als hij kritiek uit op de toenemende invloed van technologie en technologiebedrijven op ons onderwijs. Terwijl wetenschappelijk onderzoek laat zien dat technologie de kwaliteit van het onderwijs niet of nauwelijks verbetert, wordt er door scholen juist steeds meer gebruik van gemaakt. 

Vernieuwing in het onderwijs is niet verkeerd. Elke professionele organi­satie wil zich immers verbeteren en daar hoort vaak vernieuwing bij. Mensen kunnen bijvoorbeeld meer waarde gaan hechten aan andere zaken. Door de tijdsgeest of bijzondere ontwikkelingen, zoals de corona-pandemie waar we nu mee te maken hebben. Daarnaast kunnen nieuwe wetenschappelijke inzichten tot verandering leiden, als de ene leerstrategie bijvoorbeeld veel effectiever blijkt dan de andere. Ook een succeservaring of knelpunt uit de praktijk kan ervoor zorgen dat bepaalde dingen anders aangepakt worden.

Troep eruit filteren

Maar onderwijsvernieuwing wordt steeds meer ingegeven door commerciële overwegingen. De marktwerking in de onderwijssector lijkt steeds bepalender te worden. Vanaf midden jaren negentig kregen scholen en schoolbesturen de volledige zeggenschap over de besteding van de onderwijsgelden (de lumpsum). Ze mochten zelf hun onderwijsdiensten gaan inkopen. Tot die tijd konden scholen voor advies en begeleiding gratis een beroep doen op de drie landelijke pedagogische centra, maar deze werden – in weerwil van kritiek van de Raad van State en de Onderwijsraad – in 1997 verzelfstandigd. Commer­ciële adviesbureaus mochten toe­treden tot de onderwijsmarkt en dat deden ze in groten getale. Zij zagen in het onderwijs een lucratieve markt, omdat er veel geld in te verdienen was en ze veelal te maken hadden met niet-commercieel ingestelde mensen met niet altijd evenveel kennis van zaken. Volgens Erik Meester zijn zij er dan ook in geslaagd om allerlei hippe onderwijsconcepten aan scholen te slijten, waarvan je je kan afvragen of de prijs in verhouding staat tot de daadwerkelijke bijdrage aan de onderwijskwaliteit. Hij noemt als voorbeelden meervoudige intelligenties en leerstijlen. Onderwijsconcepten die wetenschappelijk ongefundeerd zijn, maar desondanks door veel scholen gebruikt worden. Meester verwijt het vooral de schoolleiders, die meestal verantwoordelijk zijn voor de inkoop. Zij laten zich volgens hem veel te gemakkelijk in de luren leggen door gewiekste adviseurs en advies­bureaus. Hij vindt daarom dat je veel meer zou moeten investeren in de kennis en professionaliteit van de onderwijssector, en dan met name van de schoolleiders. ‘Zodat ze zelf de troep eruit filteren en je alleen de goede adviesbureaus overhoudt.’ 

Maar eenvoudig zal dat niet zijn, want de markt voor aanbieders van onderwijsdiensten is nauwelijks gereguleerd. En vanuit het bedrijfs­leven wordt flink gelobbyd om het onderwijs nog verder te vermarkten. Vooral de grote technologiebedrijven bonken op de deur. Op allerlei manieren proberen zij het onderwijs binnen te dringen. Dat doen zij door hun diensten (bijna) gratis aan te bieden, door op onderwijscongressen, evenementen en beurzen hun producten aan te prijzen, en door leraren die enthousiast zijn over hun producten te benaderen. ‘Apple en Google werken met zogenaamde certified educators. Dat zijn leraren die allerlei dingen binnen hun school organiseren om de producten van Google en Apple te promoten. Als zij via een portfolio hebben aangetoond wat zij allemaal aan promotie hebben gedaan, worden ze benoemd tot certified educators. Zij verworden tot een soort interne vertegenwoordigers van deze bedrijven.’

Zelfsturend leren vergroot ongelijkheid

Een van de onderwijsconcepten waar de grote techbedrijven sterk voor lobbyen is gepersonaliseerd leren. Erik Meester legt uit: ‘Gepersonaliseerd leren kan worden gezien als een moderne variant van de leerling­gerichte onderwijsideologie, ofwel de constructivistische onderwijsideologie. Deze ideologie bestaat al heel lang en komt er kort gezegd op neer dat elk kind zijn eigen unieke talenten, leerbehoeftes en interesses heeft, die op een natuurlijke manier ontplooid moeten worden. De leraar vervult in deze benadering veel meer de rol van coach, die een leerling begeleidt bij het construeren van kennis die aansluit bij de eigen interesses en leerbehoeftes.’ 

Nu klinkt dat gepersonaliseerd leren prachtig, maar hoe ga je het vorm­geven? Er is immers al sprake van een groot lerarentekort, laat staan als elk kind individueel onderwijs krijgt. Bovendien is het onbetaalbaar. En daar komen de grote technologie­bedrijven in beeld, want die menen gepersonaliseerd leren te kunnen organiseren. Erik Meester: ‘Tech­bedrijven zeggen: wij hebben een device of app en daarmee kan elke leerling zelfsturend leren. Zij willen ons laten geloven dat een-op-een-onderwijs met hun producten beter is. Terwijl wetenschappelijk onderzoek van onder andere de OESO laat zien dat technologie geen belangrijke rol speelt bij de verbetering van de onderwijskwaliteit. Zeker als je het afzet tegen alle extra kosten die het met zich meebrengt. Artificiële aandacht van een computer staat (voorlopig) in geen verhouding tot de persoonlijke aandacht van een goede leraar. Een computer geeft gestandaardiseerde feedback. Vaak is dat niet meer dan goed of fout; of “dit had het antwoord moeten zijn”. Daar leer je weinig tot niets van. Terwijl een goede leraar stap voor stap de opgave met de hele klas of individuele leerling doorneemt en bij elke stap feedback geeft. Daarbij weten we uit onderzoek dat zelfsturend leren de prestatieverschillen tussen kinderen van hoogopgeleide en laagopgeleide ouders vergroot. Daarvoor wordt nu ook weer gevreesd in deze coronatijd.’

Struisvogelpedagogiek

Meester vindt dat we veel kritischer moeten zijn op technologie. ‘We zijn er zo aan verknocht geraakt, dat we onze pedagogische taak op dit vlak verzaken. Ik noem het struisvogel­pedagogiek. Uit gemakzucht zijn we niet meer bezig met opvoeden, maar hebben we ons overgegeven aan het digitaal determinisme dat ons wordt opgedrongen. Er wordt vaak gezegd: de vraag is niet meer óf, maar hoe we technologie kunnen inzetten. Tegen die uitspraak zou elke pedagoog zich moeten verzetten. Een pedagoog zou niet alleen moeten nadenken over wat mogelijk is, maar ook kritisch moeten kijken naar de wetenschappelijke onderbouwing daarvan. En uit­gebreid stilstaan bij de wenselijkheid ervan. Dan kom je mogelijk ineens tot hele andere conclusies.’

Foto: archief Erik Meester

Kijk naar het onderwijs, zegt Meester. ‘De computer kan de leraar ondersteunen, maar heeft net als de radio en later de tv geen revolutie in het onderwijs teweeggebracht. Dat komt omdat de wereld wel verandert, maar de manier waarop we leren niet. Een kind heeft nog altijd bepaalde basiskennis en basisvaardigheden nodig om te kunnen deelnemen aan deze maatschappij, zoals goed lezen, schrijven en rekenen.’ En daar schort het nu aan, zo stelt ook de Onderwijsinspectie vast. De prestaties in het Nederlandse onderwijs zijn de afgelopen twintig jaar afgenomen, terwijl de kansenongelijkheid en segregatie zijn toegenomen. Volgens Meester gaat technologie daar geen verandering in brengen. ‘Gepersonaliseerd leren zal de kwaliteit van het onderwijs niet verbeteren en de verschillen tussen bevoorrechte en minder bevoorrechte leerlingen eerder vergroten. Het is dus onze pedagogische taak om veel meer weerstand te bieden tegen digitaal determinisme.’

 

Erik Meester is docent en onderwijs­ontwikkelaar bij de opleiding Pedagogische Wetenschappen van Primair Onderwijs aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.