‘Niet het individu moet investeren, maar de maatschappij’

Niet mijn schuld! Onder die leus startte de FNV vorig jaar, vanuit de afdeling Organizing, een campagne tegen het leenstelsel. Wat is het leenstelsel precies en waarom voert de FNV, als vakbeweging voor werkenden, deze strijd aan? Campagneleider Mirte Cofino: ‘De kinderen van de advocaat hebben geen last van het leenstelsel, maar die van de bakker eindigen met een forse schuld.’

Wat houdt het leenstelsel precies in? 

‘Het is goed om eerst even kort te schetsen hoe de situatie was. In de jaren zeventig en tachtig kregen ouders van studerende kinderen een toeslag op de kinderbijslag. In 1986 werd de basisbeurs geïntroduceerd, waardoor studenten niet meer volledig afhankelijk waren van hun ouders. In 1993 werd de basisbeurs gekoppeld aan ‘het tempo’ van studeren, ook wel de tempobeurs genoemd. Dit werd een voorwaar­delijke gift. Drie jaar later maakte de regering er een prestatiebeurs van. Als je binnen tien jaar de studie volbracht, werd de beurs omgezet in een gift; anders bleef het een lening. De gedachte bij deze basisbeurs was dat de overheid, de ouders en de student zelf een gelijk deel aan de studie bijdroegen, of geacht werden bij te dragen. Iedere student kreeg, ongeacht het inkomen van de ouders, zo’n 300 euro als ze op kamers woonden, en 100 euro als thuiswonende. Daarnaast was er een aanvullende beurs voor studenten waarvan de ouders niet genoeg verdienden om bij te dragen aan de studie. Het kabinet-Rutte-Asscher voerde met ingang van 1 september 2015 het leenstelsel in, met de gedachte: je moet zelf investeren in je studie. Het basisbeursdeel van 300 euro is nu een lening, die niet meer wordt omgezet in een gift. De lening moet je in 30 jaar aflossen. Tegen de tijd dat je klaar bent, ben je 60 jaar en zijn je kinderen waarschijnlijk alweer klaar met hun eigen studie. Over je lening moet in principe ook nog rente worden betaald. Bij de invoering is deze op 0 procent gesteld, maar vorig jaar wilde de regering een markt­conforme rente gaan hanteren. Gelukkig is dit belachelijke idee gestrand in de Eerste Kamer, na acties van onder andere Rood, FNV Young & United en de LSVb. Naast het leendeel, kun je, als het het inkomen van je ouders minder dan 32.000 euro bedraagt, in aanmerking komen voor een aanvullende beurs.’

Foto: Laurens van Putten / ANP©

Wat was de aanleiding voor de invoering van het leenstelsel? 

‘Dat had primair met geld te maken. Er gaan steeds meer jongeren studeren, en daarom zou de basisbeurs financieel niet meer houdbaar zijn. De besparing door invoering van het leenstelsel werd geraamd op 1 miljard euro, die rechtstreeks in het onderwijs zou worden geïnvesteerd. Later bleek dat daar niets van terecht is gekomen. Het kabinet heeft slechts een aantal geplande bezuinigingen niet doorgevoerd. Daarmee is weliswaar een deel van de verdere verslechteringen voorkomen, maar is de kwaliteit van het onderwijs niet verbeterd zoals was beloofd. De voorstanders van het leenstelsel hebben destijds vooral het frame neergezet dat de basisbeurs tot ongewenste herverdeling zou leiden. In de trant van: de bakker hoeft niet te betalen voor de zoon van de advocaat. Dat klinkt aardig en sympathiek, maar de kinderen van de advocaat hebben geen last van het leenstelsel, want hun ouders kunnen alles wel betalen. Maar de kinderen van de bakker, de middelbare schooldocent en de verpleegkundige die nu ook willen gaan studeren, eindigen uiteindelijk met een forse schuld, omdat hun ouders niet zoveel kunnen bijdragen.’ 

Wat is er fout aan dit leenstelsel? 

‘Het belangrijkste bezwaar is dat je de rest van je leven met een schuld blijft zitten. Daar kom je niet zomaar vanaf, want dan heb je het gewoon over een hypotheek van 30 tot 35 jaar. Het CPB is er altijd van uitgegaan dat de gemiddelde studieschuld ongeveer 21.000 euro zou bedragen. Nu blijkt dat deze schuld gemiddeld rond de 30.000 euro ligt. Dat is flink hoger dan het CPB heeft ingeschat. Je begint je werkzame leven met een forse schuld. Heel veel jongeren, juist uit gezinnen met lage en midden­inkomens, gaan niet meer op kamers wonen. Dat heeft behoorlijke impact op je zelfstandigheid en hoe je je leven inricht. Het leidt er ook toe dat studenten extra belast raken, want naast de studielast gaan ze – nood­gedwongen – steeds meer werken: 80 procent van de hbo’ers en 60 procent van de wo’ers. En minstens zo belangrijk, wij denken dat het leenstelsel op de langere termijn invloed heeft op de keuze van jongeren – en ouders – om hun toekomst te bepalen. Als je teruggaat in de geschiedenis dan zie je dat de strijd voor de toegankelijkheid van het hoger onderwijs voor iedereen, er vooral een is geweest voor betaalbaarheid. Niet het individu moet investeren, maar de maatschappij.’ 

Het is wel opmerkelijk dat de FNV het initiatief tot deze campagne voor hoogopgeleide jongeren heeft genomen.

‘Ja en nee. Als je wilt dat de vakbeweging verjongt, moet je voor tastbare verandering knokken voor belangrijke issues, die jongeren direct raken. Zoals destijds het jeugdloon en nu het leenstelsel. Het leenstelsel vormt in feite een belangrijk deel van het inkomen van 700.000 studerenden. Daarnaast hebben veel studenten een flexbaan. Terugdringen van flex is een belangrijk speerpunt van de FNV, dus best logisch om hen te betrekken bij een onderwerp dat ze belangrijk vinden. Bovendien is het heel belangrijk dat deze groep al vroeg in aanraking komt met de vakbond en ervaart dat je door organisatie belangrijke veranderingen kunt realiseren. En het is natuurlijk goed dat de FNV zichtbaar is en blijft, ook voor hogeropgeleiden. Kwaliteit van onderwijs is voor hogeropgeleiden heel bepalend, zeker bij de start van je loopbaan. Onderwijs is namelijk essentieel voor het vergroten van kansen en het kleiner maken van ongelijkheid. Het is dan ook goed denkbaar dat de beweging die we opbouwen zich later ook hard kan maken voor een bredere onderwijs­agenda, bijvoorbeeld rondom kwaliteit. Veel studenten én docenten maken zich daar – terecht! – druk om.’ 

Hoe kijken studenten naar de FNV?

‘Heel neutraal. Niet positief en niet negatief. Dat is dus zeer kansrijk. Weten ze wat de FNV is? Nee, de meeste studenten hebben geen idee. Maar als je uitlegt wat een vakbond doet, vinden ze dat tof. Dat betekent dat ze openstaan voor de vakbeweging.’ 

Hoe kijken studenten tegen het lidmaatschap aan? 

‘Ze zijn gewend veel gratis te krijgen, of in ieder geval met kortingen. Als je ziet hoe hun budget eruit ziet, is dat ook niet heel raar. Studenten met een volledige aanvullende beurs hebben slechts een bestedingsruimte van 5.600 euro per jaar; met rijke ouders is dat 8.200 euro. Maar de studenten die net boven de grens van de aanvullende beurs zitten, hebben niet meer dan 4.700 euro per jaar. Dat is echt geen vetpot. De rest moeten ze bijverdienen of lenen. Studenten zijn terughoudend in het aangaan van welk soort contract dan ook. Dus als je hen vraagt zich aan te sluiten, moeten we ze duidelijk maken hoe belangrijk het is dit samen te organiseren. Maar stel je voor dat je een nieuwe organisatie tegenkomt waar je nog nooit van hebt gehoord en dat je dan ineens lid moet worden? Nee, ze moeten eerst het plan zien. En dan trekken we de parallel met een sportvereniging, of met iets anders wat ze belangrijk vinden. Mensen begrijpen dat dingen organiseren geld kost. We hebben de afspraak gemaakt dat studenten een combi-lidmaatschap kunnen krijgen, dus in sommige steden krijg je bij je FNV-lidmaatschap een jaar gratis lidmaatschap van de lokale studentenvakbond aangeboden.’ 

Wat zijn in deze campagne jullie eisen en wat is het plan? 

‘We hebben drie eisen: invoeren van een basisbeurs, compensatie voor de studenten die onder het leenstelsel vallen en financiering die niet ten koste gaat van de onderwijsbegroting. We richten ons op de komende parlementsverkiezingen, van maart 2021. In het nieuwe regeerakkoord moeten onze eisen terugkomen. Vanuit dat doel zijn we terug gaan rekenen. Wat moet er voor die tijd gebeuren om dit te realiseren, en wanneer? Dat betekent dat onze eisen in de meeste verkiezingsprogramma’s moeten staan en dat ze tijdens de formatie niet worden ingeruild, weggegeven, of wat dan ook. Daarom bouwen we aan een beweging, die door blijft gaan tot de eisen ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn. We moeten in ieder geval ‘pieken’ in het najaar, bij de partijcongressen die de verkiezingsprogramma’s vaststellen, en rond de verkiezingen en formatie van 2021. Rond piekmomenten zullen we zichtbaar en hoorbaar zijn met verschillende activiteiten. Voor deze zomer, als partijen hun verkiezingsprogramma gaan schrijven, willen we de partijen de randvoorwaarden aanbieden die studenten stellen aan een nieuw studiefinancieringsstelsel. Daar zijn we nu druk mee bezig, door middel van een raadpleging onder studenten. Cruciaal in ons plan is dat we echt een beweging van studenten opbouwen. Dus niet een paar losse acties, maar een beweging van actieve studenten die de druk opvoert en vasthoudt tot en met de formatie van een nieuwe regering.’ 

Foto: Evert Elzinga / ANP©

Wat zijn in deze campagne jullie eisen en wat is het plan? 

‘We hebben drie eisen: invoeren van een basisbeurs, compensatie voor de studenten die onder het leenstelsel vallen en financiering die niet ten koste gaat van de onderwijsbegroting. We richten ons op de komende parlementsverkiezingen, van maart 2021. In het nieuwe regeerakkoord moeten onze eisen terugkomen. Vanuit dat doel zijn we terug gaan rekenen. Wat moet er voor die tijd gebeuren om dit te realiseren, en wanneer? Dat betekent dat onze eisen in de meeste verkiezingsprogramma’s moeten staan en dat ze tijdens de formatie niet worden ingeruild, weggegeven, of wat dan ook. Daarom bouwen we aan een beweging, die door blijft gaan tot de eisen ook daadwerkelijk gerealiseerd zijn. We moeten in ieder geval ‘pieken’ in het najaar, bij de partijcongressen die de verkiezingsprogramma’s vaststellen, en rond de verkiezingen en formatie van 2021. Rond piekmomenten zullen we zichtbaar en hoorbaar zijn met verschillende activiteiten. Voor deze zomer, als partijen hun verkiezingsprogramma gaan schrijven, willen we de partijen de randvoorwaarden aanbieden die studenten stellen aan een nieuw studiefinancieringsstelsel. Daar zijn we nu druk mee bezig, door middel van een raadpleging onder studenten. Cruciaal in ons plan is dat we echt een beweging van studenten opbouwen. Dus niet een paar losse acties, maar een beweging van actieve studenten die de druk opvoert en vasthoudt tot en met de formatie van een nieuwe regering.’ 

Hoe ver zijn jullie met het plan? 

‘We hadden een voortvarende start, waarin we ons hebben geconcentreerd op vijf studentensteden. We kregen veel positieve respons, ook op ons plan, van zowel studenten als studentenverenigingen. De Landelijke Studentenvakbond, LSVb, haakte aan, waarmee een unieke coalitie ontstond die nu gezamenlijk de campagne trekt. 

We hebben twee keer flink moeten schakelen. Halverwege vorig jaar, toen we nog maar net begonnen waren, draaiden GroenLinks en de PvdA van voor- naar tegenstander van het leenstelsel. Er ontstond daardoor met SP, CU en CDA een virtuele meerderheid voor afschaffing van het leenstelsel. Ten onrechte dreigde daarmee het beeld te ontstaan dat alles al geregeld was. Maar CU en CDA hebben in dit regeerakkoord ingestemd met een evaluatie en handhaving van het leenstelsel en wilden daarom geen actie onder­nemen. Er is voorlopig ook geen enkele garantie dat partijen die nu tegen zijn, bij de volgende formatie wel vasthouden aan afschaffing. We hebben daarom onze boodschap aangescherpt met het bekende Rotterdamse spreekwoord: geen woorden, maar daden. 

In de tweede plaats heeft de coronacrisis dit jaar flink roet in het eten gegooid, doordat de hogescholen en universiteiten op slot gingen en we geen groepsbijeenkomsten en acties meer konden organiseren. Daarnaast verloren veel studenten door deze crisis hun flexbaan; terwijl ze, in tegenstelling tot vaste medewerkers, geen aanspraak konden maken op loondoorbetaling. Daar zijn we onmiddellijk mee aan de slag gegaan. Met succes: er is alsnog een regeling voor studenten gekomen. 

Het ziet ernaar uit dat we na de zomer, met gepaste afstand, weer een en ander kunnen organiseren. We gaan er met onze beweging in ieder geval alles aan doen om te zorgen dat de virtuele meerderheid voor afschaffing van het leenstelsel volgend jaar ook de daad bij het woord zal voegen.

Foto: archief Mirte Cofino




Mirte Cofino is sinds 2016 medewerker van de FNV en sinds 2018 campagneleider. Eerder was zij als projectleider en onderzoeker werkzaam bij de Universiteit Wageningen.

Niet mijn schuld! heeft ruim 5.000 studenten uitvoerig online geraadpleegd over waar een nieuw stelsel van studiefinanciering aan moet voldoen. De resultaten daarvan zijn op 26 juni gepresenteerd. 90 Procent van de respondenten is van mening dat er een schuldenvrije beurs moet komen, die voor twee derde door de staat gefinancierd wordt.