Waarom scholen vaker verlies moeten maken

Terwijl leraren onderbetaald blijven, leerprestaties achteruitgaan en onderwijskansen verder uiteen komen te liggen, laten veel scholen steeds meer geld op hun rekening staan. Investeer dat geld in leraren, roepen alle politieke partijen. Maar vooralsnog lukt dat niet: de reserves van scholen nemen steeds verder toe. Pas wanneer scholen verlies durven te lijden, kan daar een eind aan worden gemaakt.

In 2018 trok het kabinet extra geld uit om basisschoolleerkrachten beter te betalen. Daar kwam vervolgens niet veel van terecht. ‘Als die grote som geld niet naar de leraren is gegaan, waarheen dan wel?’, vroeg Arjen Lubach zich af. Zijn satirische conclusie: waarschijnlijk naar de duiklessen van de schooldirecteur, het onderhouden van de schoolflamingo en het inhuren van dagvoorzitter Jort Kelder.

Dit soort onverantwoorde uitgaven komt vast en zeker voor, maar het is waarschijnlijker dat de miljoenen zijn bijgeschreven op bankrekeningen en daarna niet meer aangeraakt. Juist de manier waarop scholen hun boekhouding moeten bijhouden, draagt ertoe bij dat geld niet snel van de overheid naar de leraren komt, aldus econometrist en oud-bestuurslid van Beter Onderwijs Nederland Hans Duijvestijn. Dat zit als volgt. Elk jaar krijgen scholen een bedrag overgemaakt van de rijksoverheid, genaamd de lumpsum. Dat bedrag gebruiken scholen om een jaar lang onderwijs voor hun leerlingen te organiseren. Nu gebeurt het continu dat een school na dat jaar geld overhoudt. Bijvoorbeeld omdat geplande uitgaven toch niet werden gedaan, of omdat er onverwachte inkomsten waren. Als dat geld aan het eind van het jaar nog beschikbaar is maar niet wordt uitgegeven, schrijven de boekhoudregels voor dat het wordt toegevoegd aan de reserves.

Boekhoudregels

Dat zou dus niet zomaar moeten gebeuren, vindt Duijvestijn: ‘Het is een fundamentele fout in het systeem dat onderwijsinstellingen behandeld worden als bedrijven en dus ook aan de boekhoudregels van bedrijven gebonden zijn. Een bedrijf heeft winst als oogmerk, een school heeft dat niet. Een school met een positief rendement is feitelijk ongewenst, want de bedoeling is dat het beschikbare geld in zijn geheel besteed wordt.’ 

Waarom geeft een school dat geld dan niet het volgende jaar uit? Op veel scholen gebeurt dat wel, bijvoorbeeld om een vernieuwend project te betalen of om een andere kortlopende zaak te financieren. Op andere scholen durft men dat toch niet aan. Duijvestijn wijst erop dat besturen jaarlijks geen negatief resultaat willen boeken. Want een verlies zou een onderneming toch niet mogen maken? ‘En dat terwijl een negatief resultaat niet per definitie slecht is. Het is simpelweg het logische gevolg van een jaar lang meer uitgeven dan er binnenkomt.’ 

Foto: Reinhard Wendlinger / Hollandse Hoogte©

Een ander probleem is dat het niet zo eenvoudig is om geld op korte termijn uit te geven. Een school die de salarissen verhoogt of meer mensen aanneemt, gaat daarmee een verplichting aan voor de langere termijn. Terwijl het opmaken van een reserve nou juist per definitie een tijdelijke aangelegenheid is. Dan zijn tijdelijke projecten eenvoudiger te verantwoorden dan jarenlange verplichtingen in de vorm van extra loonkosten.

Irrationele reserves

Die onzekerheid wordt versterkt door politieke besluiten: de lumpsum wordt elk jaar vastgesteld, maar kan ook binnen datzelfde jaar nog gewijzigd worden als een regering bijvoorbeeld besluit dat het nodig is om te bezuinigen op onderwijs. Volgens consultancybureau McKinsey is dit de belangrijkste reden dat scholen hoge reserves aanhouden. Bovendien staat niet vast wat scholen volgend jaar aan inkomsten kunnen verwachten, omdat het zomaar kan gebeuren dat het aantal leerlingen daalt. Dat geldt zeker voor krimpregio’s. Tot slot zijn er sinds de invoering van de lumpsum in het voortgezet en basisonderwijs een aantal scholen in de financiële problemen gekomen. 

Die ervaringen hebben ertoe geleid dat scholen liever te veel dan te weinig buffers aanhouden, zeker wanneer er krimp wordt verwacht. Maar daar ontstaan nieuwe problemen. Accountants vertelden onderzoeksbureau Oberon dat ze zien dat schoolbesturen vaak niet helemaal thuis zijn in de financiën, met als gevolg dat men elk risico wil vermijden. Daardoor ontstaan irrationele reserves, die zo groot zijn dat ze alle mogelijke risico’s kunnen opvangen, terwijl het zeer onwaarschijnlijk is dat deze zich allemaal tegelijkertijd voordoen. Dit is waar de Onderwijsinspectie in haar financiele jaarverslag voor 2017 ook op lijkt te wijzen met het oordeel van ‘een deken van voorzichtigheid’ die over de sector viel als reactie op een aantal incidenten waarbij scholen in de financiële problemen kwamen. John Arts, geschiedenisleraar en lid van het sectorbestuur VO bij de AOb, zou het graag anders zien: ‘Waarom houdt een school zoveel reserves aan om de krimp op te vangen? Daar zijn toch gewoon sociale afspraken over te maken met de vakbond?’

Vertrouwen

Niet alleen worden de risico’s overschat, maar ook blijken de inkomsten elk jaar groter te zijn dan gedacht. In haar rapport over de financiële stand van het onderwijs schrijft de Onderwijsinspectie dat bij scholen ‘vrij structureel sprake (is) van onderschatting van het resultaat’, oftewel dat scholen elk jaar geld overhouden. Dit is niet los te zien van het opgekomen marktdenken in het onderwijs. Illustratief zijn de ervaringen van financiële beheerders van scholen met toezichthouders, zoals opgetekend door een onderzoeker van Oberon: ‘Als daar mensen uit het bedrijfsleven in zitten, bijvoorbeeld accountants of banklui, dan zie je dat die kiezen voor de veilige lijn. Voor hen is een nullijn het absolute minimum. Ik leg dan uit dat het in het onderwijs anders is en probeer hen te overtuigen.’ 

De enige manier waarop scholen hun reserves kunnen wegwerken is door te accepteren dat ze zo nu en dan verlies moeten maken. Dat is bovendien een uitstekend moment om leraren te betrekken bij de financiën, aldus Arts: ‘Leg aan de werkvloer voor wat de dilemma’s zijn, zodat we samen kunnen kijken wat de beste uitgaven zijn, of waarom we echt moeten gaan inkrimpen. Dat moet wel samengaan met vertrouwen uit de politiek. Zodat scholen wat minder angstig worden over het in vaste dienst nemen van jonge leraren, want daar heeft niemand iets aan.’  

Wat weten we over de reserves?

Waar de ene school alles prima op orde heeft, heeft een andere school de financiën niet zo goed onder controle. De verschillen zijn groot, ook tussen de niveaus. Toch is de trend over de jaren 2015 tot 2018 over het algemeen vrij eenduidig.

  • Bij basisscholen groeiden de reserves met maar liefst 6 procent naar bijna 2.300 miljoen euro.
  • In het speciaal onderwijs ging het over minder geld, maar was de groei nog sneller. De algemene reserves groeiden daar van 132 naar 190 miljoen.
  • Bij het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs zijn de reserves veel beperkter als ze worden vergeleken met de kortlopende uitgaven. Wel groeiden de reserves samen in drie jaar tijd met 406 miljoen.

De Onderwijsinspectie is inmiddels ook in actie gekomen en is van plan om beter toe te gaan zien op te hoge reserves. Ook wordt onderzocht hoe scholen de reserves het beste kunnen afbouwen.

Cijfers afkomstig uit een uitgave van Oberon, getiteld Het verhaal achter de financiële cijfers.