Tribune 5/2010 :: Eindelijk gerechtigheid

Tribune, juli 2010

Noord-Ierland

Eindelijk gerechtigheid

Engelse regering erkent verantwoordelijkheid

voor bloedbad ‘Bloody Sunday’

Tekst: Hans van Heijningen

Achtendertig jaar duurde het voordat de overlevenden en nabestaanden van Bloody Sunday gerechtigheid kregen. Op 15 juni werden de resultaten van het onderzoek naar het bloedbad bekendgemaakt en bood de Britse premier Cameron excuses aan. De bevolking van Derry liep uit. SP’er Hans van Heijningen was erbij.

Londonderry voor de Britten, Derry voor de Ieren: een verscheurde stad. Maar weinig mensen zullen het nummer Sunday Bloody Sunday van de Ierse rockgroep U2 niet kennen. Het lied gaat over dertien jongens en mannen, in de leeftijd van 17 tot 55 jaar, die op 30 januari 1972 door Britse militairen doodgeschoten werden tijdens een burgerrechtenmars van katholieken. Vijftien andere betogers werden door kogels zwaar verwond, waardoor het dodental uiteindelijk op veertien kwam. In Derry, dat in die dagen zo’n zestigduizend inwoners telde, waarvan driekwart katholiek en arm, raakte vrijwel iedereen een familielid kwijt. Ouderen herinneren zich de chaos en de wanhoop omdat er geen medische hulp geboden werd aan de slachtoffers. Kinderen van toen – die nu eind veertig, begin vijftig zijn – verhalen over hun ouders, broers en zussen die ’s avonds laat of zelfs ’s nachts onder het bloed thuiskwamen. En jongeren vertellen dat zij opgegroeid zijn met het besef dat Bloody Sunday een keerpunt in het leven van de hele katholieke gemeenschap in Derry was. In de weken na het bloedbad sloten honderden mannen en jongeren zich bij de IRA aan en gingen ondergronds om strijd te voeren tegen de Britse onderdrukking en voor een ongedeeld en onafhankelijk Ierland. In Noord-Ierland kwam een spiraal van repressie en geweld op gang, tussen het Britse leger en de protestantse paramilitairen aan de ene kant en de IRA aan de andere kant. Daarbij kwamen uiteindelijk zevenduizend mensen om, voor het overgrote deel burgers. Gevangen genomen IRA-leden zetten hun verzet in de gevangenis voort en tien van hen hongerden zich letterlijk dood, uit protest tegen de omstandigheden waaronder zij gevangen zaten.

Tot juni van dit jaar hielden de Britse autoriteiten vol dat de elite-eenheid die voor de slachtpartij verantwoordelijk was geen blaam trof. De betrokken parachutisten zouden beschoten zijn en met benzinebommen en spijkerbommen belaagd zijn, en uit zelfverdediging geschoten hebben. Die conclusie werd enkele maanden na Bloody Sunday getrokken door de onderzoekscommissie van Lord Widgery en daarmee was de kous af. De slachtoffers van de moordpartij werden in het rapport neergezet als daders. De uitkomsten van het rapport maakten dat de katholieke bevolking van Derry het laatste restje vertrouwen verloor dat zij via vreedzame protesten haar maatschappelijke en politieke positie zou kunnen verbeteren.

Meer dan vijfentwintig jaar geweld volgde, waaraan uiteindelijk op Goede Vrijdag 1998 officieel een eind kwam. Sinn Fein, de politieke vleugel van de IRA, vormde samen met de protestantse UDF de nieuwe regering van Noord-Ierland. In dat kader kreeg Sinn Fein van de Britse regering van Tony Blair de toezegging dat het onderzoek naar de gebeurtenissen op Bloody Sunday heropend zou worden.

Inmiddels zijn we twaalf jaar verder. Onder de oppervlakte heerst er onder de bevolking van Derry nog steeds woede, frustratie en angst. Dat de textiel- en havenbedrijven uit de stad verdwenen zijn en steeds meer mensen de afgelopen jaren hun werk verloren hebben, maakt de situatie er niet beter op. Maar op 15 juni is gebeurd wat veel bewoners van Derry tot voor kort onmogelijk hielden. Op basis van de uitkomsten van het rapport van de Saville-commissie, die het onderzoek heeft uitgevoerd, erkent de Britse regering de volledige verantwoordelijkheid voor het bloedbad op Bloody Sunday en voor de traumatische effecten die dit heeft gehad voor de bevolking van Derry.

Spanning te snijden

Al weken gonst het rond in pubs, bedrijven en buurten van Derry: op 15 juni worden de resultaten van het Bloody Sunday-onderzoek van de commissie-Saville openbaar. Dat onderzoek is er niet zomaar gekomen. Al vanaf Bloody Sunday hebben families van de slachtoffers zich ingespannen om de onderste steen boven te krijgen, tientallen jaren zonder enig resultaat. Veel vertrouwen hebben ze na het Lord Widgery-onderzoek uit 1972 niet in dit hernieuwde onderzoek. Volgens de media heeft het zo’n 250 miljoen euro gekost. Alleen dat al maakte dat veel inwoners van Derry een hartgrondig “Fuck them” lieten horen wanneer het onderzoek ter sprake kwam.

Dat laat echter onverlet dat de laatste dagen voordat de resultaten van het onderzoek bekend worden, de spanning en nervositeit in de stad steeds verder oplopen. De mensen zijn gewend dat de politie na zonsondergang de katholieke wijken niet meer inkomt, maar nu zijn er de afgelopen maanden ook nog enkele agenten vermoord en zijn er op verschillende plaatsen wapens en explosieven gevonden. Een meerderheid van de mensen is absoluut niet gerust op de uitkomsten van het onderzoek en vreest een nieuwe ronde van politiek geweld. Wie tientallen jaren onderdrukt en achtergesteld is, leert wel af om te denken dat het uiteindelijk allemaal wel goed komt.

Brian, de vriend van mijn dochter, was tien jaar toen een Britse militair hem op zijn gezicht sloeg en zijn neus brak. Een klacht indienen bij de politie zat er niet in, omdat hij daar te jong voor was. De militair zou geschorst worden, zeiden de militaire autoriteiten tegen zijn ouders. Maar een week later kwam Brian diezelfde militair alweer tegen op straat. Ja, daar word je cynisch van. Toch hopen de meeste inwoners van Derry op een wonder. Want terug naar de tijd van schietpartijen en bomaanslagen is voor hen geen optie.

Het volk loopt uit

Om twee uur ’s middags verzamelen zich vele duizenden mensen in de Bogsite, het Sinn Fein-bolwerk in Derry. Uit alle straten komen ze in groepjes aanlopen, van alle leeftijden en uit alle subculturen. Brian, die zijn dochtertje mee zou nemen, heeft haar toch maar thuis gelaten uit angst dat de situatie vanmiddag opnieuw uit de hand loopt. Ik loop op met David en Mary. Haar vader is in 1977 door Britse militairen thuis doodgeslagen, waar zijn kinderen bij waren. Maar vanmiddag is hier in Derry het volk op de been. Voorop lopen familieleden met een spandoek ‘Bloody Sunday, rechtvaardigheidscampagne’ en met spandoeken en affiches met foto’s en namen van de slachtoffers. Daarachter lopen moeders met baby’s en kinderen, arbeiders, oudere vrouwen die We shall overcome zingen – mannen krijgen dat lied na alles wat er gebeurd is blijkbaar niet meer uit hun keel! – kale Celtic-supporters in clubtenue, moeilijk lopende ouderen, jongeren met piercings in oren, wenkbrauwen en lippen, hippies, in leer geklede leden van de motorclub, ambtenaren en scholieren. Een massa van zo’n tienduizend mensen die vergezeld gaat van vijfhonderd geregistreerde journalisten en cameraploegen uit de hele wereld. We lopen richting het stadhuis, waar een groep familieleden van slachtoffers vanaf de vroege ochtend het vijfduizend pagina’s tellende rapport van de commissie, plus een samenvatting van enkele tientallen pagina’s, in heeft mogen zien. Dat mocht alleen op voorwaarde dat ze het gebouw niet voor half vier ’s middags verlaten. Op dat tijdstip presenteert de Britse premier Cameron het rapport namelijk officieel aan het Huis van Afgevaardigden, waarna het openbaar is.

Het plein voor het stadhuis is een paar maatjes te klein voor de mensenmenigte, die ook alle omringende straten bezet houdt. Vlak voor de nieuwe Britse premier Cameron – die live te zien is op een enorm tv-scherm – het woord neemt, verschijnen er vertegenwoordigers van de organisatie van nabestaanden achter het venster op de eerste verdieping van het stadhuis. De spanning onder de aanwezigen is om te snijden. Ik zie kippenvel staan op de gespierde, getatoeëerde arm van de man die naast mij staat. Dan gaat er een raam op een kier en komen daar twee handen uit van een bekende activist uit de gemeenschap – hij behoort tot het selecte lezerspubliek. Met beide handen maakt hij een oké-gebaar. De mensen vertrouwen op zijn boodschap, waarop een emotionele ontlading volgt. Ovaties en toejuichingen komen van het plein en gaan als een wave door de omringende straten.

Eindelijk excuses

De Britse premier verschijnt op het scherm. “Het Britse leger, het beste leger van de wereld,” zegt hij, waarop er een enorm tumult ontstaat onder de aanwezigen, “heeft op 30 januari 1972 ongeoorloofd en niet te rechtvaardigen geweld gebruikt, haar zelfcontrole verloren, gebrek aan discipline betoond, niet geschoten uit zelfverdediging, een man die een slachtoffer te hulp kwam doodgeschoten… Dit had nooit mogen gebeuren en ik bied aan de Noord-Ierse bevolking oprecht excuses aan namens de Britse regering en namens mijn land. En ook voor het feit dat u daar 38 jaar op hebt moeten wachten.”

Met deze boodschap kunnen de mensen wat. Een enkele demonstrant roept nog: “Dat werd goddomme tijd!”, maar het overgrote deel van de mensen reageert geëmotioneerd en opgelucht. Erkenning, vandaag heeft het volk van Derry haar waardigheid herwonnen. Onder een groepje van zes oudere vrouwen voor me gaan sigaretten rond, die met trillende handen aangestoken worden.

Na de speech van Cameron komen Noord-Ierse bewindslieden en nabestaanden aan het woord. Gerry Adams, de leider van Sinn Fein, benadrukt het belang van internationale solidariteit. “Wat bij ons gebeurd is, staat helaas niet op zichzelf. In Darfur, Bagdad, Fallujah, Gaza – de Britse en Amerikaanse bezetters maken zich op veel plaatsen in de wereld dag in dag uit schuldig aan Bloody Sundays. En net zoals mensen van buiten ons gesteund hebben en vandaag blij zijn omdat een groot onrecht eindelijk is weggenomen, zo zijn wij het aan onszelf verplicht om solidair te zijn met andere onderdrukte volkeren. Niemand die zijn leven verliest in de strijd voor vrijheid en rechtvaardigheid, mag door ons vergeten worden.”

Tot slot maken familieleden van de op 30 januari 1972 vermoorde jongens en mannen stuk voor stuk een statement. “Mijn vader was onschuldig.” “Mijn zoon was 17 jaar toen hij doodgeschoten werd. Onschuldig.” “Mijn broertje en mijn ouders kunnen eindelijk rusten in vrede. Mijn broertje was onschuldig!” “Jim, je lag gewond op de grond en bent toen doodgeschoten. De naam van de paratrooper begon met een G, dat heb ik net gelezen. Je was onschuldig.” Tot slot komen de gewonden en gehandicapten van Bloody Sunday aan het woord. Elk zegt een paar zinnen en samen eindigen ze met de woorden: “Wij zijn allen onschuldig.” Een ovationeel applaus vormt na ruim een uur de afsluiting van de bijeenkomst.

Wat wij vandaag in Derry gezien hebben, is bijzonder. Het woord ‘excuus’ komt normaal gesproken niet voor in het woordgebruik van staten. De bevolking van het Indonesische dorp Rawagedeh, waar het Nederlandse leger tijdens de politionele acties vierhonderd jongens en mannen doodschoot, moet tot op de dag van vandaag wachten op verontschuldigingen. Hetzelfde geldt voor de bevolking van Bagdad, van Gaza. Maar door de standvastigheid van de inwoners van Derry, die voor hun burgerrechten opkwamen en daar een hoge prijs voor betaalden, is de Britse regering uiteindelijk door de knieën gegaan. Daarvan getuige te mogen zijn, beschouw ik als een voorrecht. 15 juni staat voorgoed in het geheugen van de mensen in Derry gegrift.