publicatie

Tribune 12/2008 :: Interview :: Bob Fosko

Tribune, december 2008

INTERVIEW

Bob Fosko:

‘Eerst duw je me een auto door de strot en nou dit!’

Veelzijdigheid als handelsmerk, authenticiteit als rode draad. Bob Fosko over lulverhalen van mensen met krankzinnige ambities, ZZ Top en politieke stempels: “Als mensen moeite hebben met politiek engagement, hebben zíj een probleem. Niet ik.”

Tekst Rob Janssen Foto’s Suzanne van de Kerk

Bob Fosko (“Ik vond dat mijn eigen naam Geert Timmers niet tot de verbeelding sprak in de popmuziek”) werd geboren in 1955 in Baarn en is al vijfendertig jaar actief als acteur, muzikant, schrijver, componist, columnist, producer en presentator. De voormalige voorman van de spraakmakende Raggende Manne werkte mee aan talloze theater- en filmproducties en was het brein achter Hakkûhbar, dat onder andere met de hit Gabbertje opzien baarde. Ook schreef en zong Fosko de SP-verkiezingshits Een mens is meer en NU SP, alsmede diverse andere SP-campagnesongs als Waakhond en No claim, no way. En dit jaar is er de dvd-box die alle SP-leden als kerstcadeau ontvangen.

“Ik noem mezelf artiest. Dat roept associaties op met een circus, maar het is ook een beetje de overkoepelende naam voor iemand die creatief en artistiek bezig is. Ik schrijf ook, ik bedenk dingen. Alles vanuit een authentiek gevoel. Ik denk dat het authentieke een beetje de rode draad door mijn werk is. Oké, het kan niet altijd. Soms ben je strikt aan het uitvoeren wat de regisseur wil. Maar die is natuurlijk ook wel weer een beetje gebonden aan wie ik ben en hoe ik op het podium doe. Daar word je als acteur op getypecast.”

En wat voor type ben jij?

“Iemand die aardsheid uitstraalt, die dicht bij de gewone mensen staat. Ik denk niet dat ze me snel een chirurg laten spelen. Of een bankdirecteur met een dubbele achternaam. Het heeft te maken met waar je vandaan komt, denk ik.”

Waar kom je dan vandaan?

“Mijn ouders hadden een bakkerij en een automatiek. Als kind keek ik al wat voor mensen er in de winkel kwamen. Zo van: wat voor vlees heb ik in de kuip? Ik leerde om te observeren, zeg maar. Mijn moeder komt bovendien uit een gezin van vrachtrijders en ik ging als kind vaak met mijn ooms mee op de vrachtwagen. Ik herinner me nog dat een van mijn ooms een keer met z’n truck vast kwam te zitten in de modder. Vloéken! Ik denk dat de manier waarop ik teksten schrijf en met taal omga veel te maken heeft met de directheid die mijn moeder en ooms ook hadden in de wijze waarop ze dingen benoemden. Die namen niet bepaald een blad voor de mond. Dus niet van: ‘Pardon?’, maar: ‘Wat is dit voor gezeik? Donder op!’ Als ik kijk hoe ik teksten ben gaan schrijven, zie ik dat terug. Ik probeer de kortste weg naar de waarheid te lopen. Je kunt er heel omfloerst mee omgaan; in de politiek is dat soms wel handig. Maar als het gaat om snelle irritatie of als mensen willen weten waar je staat, dan is het wel prettig om het direct te kunnen zeggen.”

Jij zet je politieke irritatie en engagement om in teksten, liedjes, cultuur. Hoe gaat dat in z’n werk?

“Heel vaak heeft iemands drijfveer te maken met zijn of haar kijk op de eigen omgeving. De maatschappij waarin je leeft, hoe mensen met elkaar omgaan. Ik word vaak getriggerd door onrecht, dingen die niet deugen. Dingen waarvan ik denk: daar moet iemand eens iets over zeggen. Dan kun je er ook een liedje over maken. Om een voorbeeld te noemen: in Amsterdam werd jaren geleden de wielklem geïntroduceerd. Dat heb ik altijd een totaal niet uit te leggen maatregel gevonden. Heel onsympathiek ook. Zo van: eerst duw je me een auto door de strot en nou dit!

Zo heb ik ook een liedje gemaakt over fileleed. Had ik eens over nagedacht: iedereen heeft het maar over het oplossen van de files, maar ik heb het idee dat niemand dat echt wil. Want hoe meer jij in de file staat, hoe beter het is voor de schatkist. Daar wordt nooit openlijk over gesproken. En over luchtkwaliteit hoor je ook bijna niemand meer. Daar maak ik dan een liedje over. Dát is mijn drijfveer.”

Wat is volgens jou het allergrootste onrecht?

“Nou, tijdens de Vietnam-oorlog begon ik me te verdiepen in de achtergronden van die oorlog; en hoe die is ontstaan. En in hoe de Amerikanen de boel min of meer gemanipuleerd hadden, zodat wij in Nederland een beeld van de Noord-Vietnamese bevolking kregen alsof dat allemaal criminelen waren die Zuid-Vietnam kapot wilden maken. Ik kwam erachter dat dat allemaal niet zo was; dat de Amerikanen het land aan het verwoesten waren met bombardementen. Ik ben zeker niet anti-Amerikaans, maar die buitenlandpolitiek vind ik gewoon stuitend. Landen verwoesten met een imperialistische achtergrond, een heel volk kapot maken. Eigenlijk is er wat dat betreft niet zo gek veel veranderd in de wereld. Kijk, en dáár kom ik tegen in opstand! Het heeft allemaal heel veel te maken met communicatie. Hoe mensen iets voorgeschoteld krijgen, hoe ze de berichten in de kranten lezen. Ik heb vlak na de aanslagen op de Twin Towers eens een discussie gehad met iemand die zei: ‘Ik vind het wel goed dat ze Afghanistan een kopje kleiner gaan maken.’ Ik zei: ‘Een kopje kleiner? Daar wonen alleen maar arme mensen, er zijn huizen die nog niet eens twee etages hebben. Hoezo kopje kleiner maken? Weet je wel waar je het over hebt?’

Wij worden heel erg gemanipuleerd door de media, die allemaal vanuit een bepaalde visie onderwerpen belichten. Dat bedoel ik: onrecht heeft ook te maken met hoe wij communiceren en hoe wij ons soms afdraaien van bepaalde feiten. Neem nou Afghanistan. Heel veel mensen hebben toch zoiets van: ‘Het is goed dat we daar zitten, want we moeten die mensen toch helpen.’ Natuurlijk moet je niemand in de steek laten, maar ik vraag me werkelijk af wat we daar aan het helpen zijn. Ik heb die indruk ook helemaal niet. Ik snap het gewoon écht niet. Maar het wordt wel als zodanig verkocht.”

Hoeveel liedjes heb je al geschreven over Irak?

“Mijn eerste liedje daarover was met De Raggende Manne, in 1991. Het heette Zand. Ik probeerde me voor te stellen hoe het was voor Amerikaanse en Iraakse soldaten om in de woestijn te zitten en te wachten op wat er zou gaan komen. Nou, het ís gekomen en het was afschuwelijk. Honderdduizend doden, we zijn het al weer bijna vergeten. En vlak voor het uitbreken van de tweede aanval op Irak in 2003 schreef ik samen met Jan-Paul van der Meij een liedje, getiteld Gevaarlijke Man. Dat gaat over hoe je je kunt laten leiden door mensen met krankzinnige ambities. Mensen die lulverhalen verkopen om maar goed te praten dat we ergens binnenvallen.”

Hoe ben je eigenlijk bij de SP gekomen?

“Politiek betrokken ben ik al vanaf m’n zestiende ongeveer. Ik was politiek zeer geëngageerd in die tijd. Maar toen ik van school af kwam, werd al snel ons eerste kind geboren – ik was toen zesentwintig. Tot m’n zesendertigste ben ik wel politiek geïnteresseerd gebleven, maar wat minder heftig. Toen de kinderen wat groter werden en ik weer wat meer politiek ging volgen, merkte ik dat ik op verjaardagen moeilijk kon praten over de dingen die mij bezighielden. Heel vaak voerden we discussies waar we nooit uit kwamen. Steeds meer begon ik de behoefte te voelen om dingen uit te wisselen, om te kijken wat oplossingen zijn. Op een gegeven moment werd ik door Jan Marijnissen uitgenodigd om eens naar een denktank-overleg te komen. Dat heb ik gedaan en toen merkte ik dat zaken waarvan ik dacht dat ik maar een zeurpiet was als ik er op verjaardagen over begon, binnen de SP belangrijke onderwerpen waren waar de partij over wilde praten. Dat vond ik ontzettend leuk. Niet lang daarna vroeg Jan of ik niet wat vaker wilde langskomen. In 2000 ben ik actief geworden in het V-team (verkiezingsteam –red.) van de SP. Grappig; van tevoren had ik de SP helemaal niet zo in beeld. Ik zag de SP als een protestpartij, een partij die tegen was. ‘Stem tegen!’ Ik had daar toen wel bedenkingen bij. Want ik denk dat het in de politiek heel belangrijk is om een alternatief te bieden. In 2002 is die slogan omgedraaid in ‘Stem Voor’.”

Hoe kijk je terug op acht jaar bij de SP?

“Ik heb deze tijd ervaren als een waanzinnige periode waarin de partij heel erg snel gegroeid is en waarin de ontwikkelingen elkaar heel snel hebben opgevolgd. Maar ik heb ook een drama meegemaakt. Ik vind het vreselijk dat Karel Glastra van Loon er niet meer is. Ik had een ontluikende vriendschap met hem en ook op artistiek niveau wilden we meer gaan doen. Het heeft niet zo mogen zijn.

En ja, ik heb vrienden wel eens moeten overtuigen van mijn verbondenheid met de politiek. Dan zeg ik: ‘Jongens: het kan jullie allemaal niet interesseren, maar politiek is gewoon nódig – het moet gebeuren!’ Kijk, er moeten mensen zijn die dingen in gang zetten. Dus wegkijken of niet meedoen is gewoon geen optie voor mij.”

Wat is jouw taak daarin?

“Voor mij is het belangrijkste dat ik binnen de SP mensen kan inspireren. Dat ik kan en mag meedenken en uit een ander gezichtsveld en vanuit een andere hoek mensen inspiratie kan geven. Opdat er dingen in gang gezet worden, dingen gebéuren. Ja, en als ik dan zie hoe het voor de Kamerverkiezingen van 2006 door Jan Boerstoel geschreven en door mij gezongen lied NU SP op de verkiezingsavond door de Melkweg schalde… Fantástisch was dat! Het geeft een verbondenheid die je heel erg nodig hebt. Ik ben hartstikke trots om dat te mogen doen.”

Wordt er in artiestenkringen nooit vreemd tegen jouw keus voor de SP aangekeken?

“Ik ben wel eens door vrienden en kennissen gewaarschuwd: ‘Als jij je actief gaat inzetten voor de SP, dan krijg je een stempel opgedrukt.’ Ik zei dan: ‘Wat is daar op tegen?’ Kijk, ik herken in de SP mijn eigen politieke ideeën en idealen. Dus ik heb er geen problemen mee. Als mensen in Nederland moeite hebben met een politiek stempel of stigma, dan hebben zíj een probleem, niet ik. Maar ik begrijp het wel een beetje. Nederlandse bands vinden het altijd een beetje lastig om zich te koppelen aan een politieke kant. Nederland is namelijk niet zo groot. Ze zijn natuurlijk bang dat als ze politiek kleur bekennen, ze daarmee hun markt verkleinen. Ik denk dat het daarmee te maken heeft. Ik heb daar totaal geen last van, omdat ik nou eenmaal geen mainstream-artiest ben. Voor mij is het veel belangrijker om mijn eigen identiteit en visie te laten zien dan dat ik mezelf lieer aan een economisch belang. Kunnen laten zien wie ik ben – die vrijheid weegt voor mij veel zwaarder.”

In de VS lijkt het erop dat popartiesten juist graag politiek kleur bekennen. Bruce Springsteen onder-steunde Obama en Kerry, ZZ Top koos ooit partij voor George W. Bush.

“ZZ Top, ja. Ik hoorde eens een interview waarin die band gevraagd werd waarom ze zo veel liedjes hebben over auto’s en meiden. Bromt een van die gasten: ‘You got a problem with that?’ Hahaha. Maar goed; in Amerika is de scheiding veel duidelijker. Het is republikein of democraat, conservatief versus nieuwe kansen. In Nederland hebben we dat niet. Ik kan me ook niet zo goed voorstellen dat een popartiest heel specifiek de ChristenUnie gaat steunen. Maar wat ik me wel zou kunnen voorstellen, is dat tegen de achtergrond van de ontwikkelingen in de wereld er nu eens een aantal artiesten de koppen bij elkaar steekt en zegt: ‘We willen een keer een linkse meerderheid, een links kabinet in Nederland. Dat is zeker gezien de ontwikkelingen helemaal niet zo vreemd. Als je zou zeggen: ‘Wij organiseren een tour door Nederland voor een links kabinet, voor een ander geluid’, is dat denk ik makkelijker dan wanneer je zegt: ‘Doe mee aan een tour met de SP.’ Hoewel de SP dat meerdere malen heeft gedaan.”

In 1984 had je rond de kersttijd Band Aid: alle grote namen uit de Britse popmuziek verenigden zich en namen samen de plaat Do they know it’s Christmas op, voor hongerend Afrika. Tijd voor een Nederlandse, politieke variant daarop?

“Ja! Hartstikke mooi, geweldig! Tegenwoordig lopen de politieke standpunten zo enorm uiteen, dat het heel goed zou zijn om een keer de hoop uit te spreken dat we een links geluid kunnen laten horen in Nederland. Het is nog nooit gebeurd, hè. Een heel mooi streven, lijkt me.”

Is een veelzijdig artiest als jij eigenlijk rijk?

“Ja. Ik ben hartstikke rijk. Ik ben gezond, heb drie gezonde kinderen, ik heb een goede relatie, een dak boven m’n hoofd en kan doen en laten wat ik wil. Ik ben een bevoorrecht mens.”

Wát een verrassend antwoord!

“Nou ja, kijk: als het gaat om de liquide middelen, of wat ik op de bank heb staan, ja, dan ben ik helemaal niet rijk. Maar ik heb helemaal niks te klagen. Ik heb met mijn vrouw Vera een bedrijf, ze is video-editor. En ik ben freelance artiest, kunstenaar. Je mag het best weten: op jaarbasis hebben we om en nabij 100.000 à 120.000 euro omzet. Dat komt neer op een belastbaar inkomen van zo’n 40.000 euro per jaar. Helemaal niet slecht. Ach, ik heb een oude auto en een leuk klein boerderijtje in Frankrijk. Voor inspiratie ga ik af en toe daar zitten schrijven.”