Tribune 07/2007 :: We zijn nooit opgericht om klein te blijven

Tribune, juli 2007

Historie

We zijn nooit opgericht om klein te blijven

Tekst Meta Meijer Foto’s Archief SP-Amsterdam

De SP doet het goed in Amsterdam. Bij de Statenverkiezingen in maart werd 18,4 procent van de stemmen behaald, bij de Tweede Kamerverkiezingen in november 18,5. Toch duurde het lang voordat de SP voet aan de grond kreeg in de hoofdstad. Gemeenteraadslid Meta Meijer dook in de woelige geschiedenis en sprak met Willem Paquay en Harry van Bommel. Drie generaties SP’ers over de geschiedenis van de Amsterdamse afdeling.

“Hier hebben we het allemaal voor gedaan. Daarvoor hebben we uren in de kou staan blauwbekken, zijn we in elkaar geslagen en achterna gezeten”, zegt Willem Paquay (58), zonder overdrijven de stuwende kracht achter het ontstaan van de SP Amsterdam. Het is 22 november 2006 en Paquay kijkt met glinsterende ogen naar de feestende menigte in de Amsterdamse Melkweg. Harry van Bommel (45), Kamerlid sinds 1998, is nét zo euforisch, al uit hij zich niet in zulke emotionele bewoordingen als Paquay. In 1994 was hij het eerste gemeenteraadslid voor de SP in Amsterdam. Ikzelf ben in 1998 in de deelraad Zeeburg gekozen en sinds 2002 gemeenteraadslid van Amsterdam. Met mijn 37 jaar ben ik van een nieuwe lichting.

Willem, we gaan pamfletten uitdelen in Amsterdam!

“De beginperiode was een geweldige tijd”, vertelt Paquay. “We waren met een kleine club, maar hadden álles voor de partij over. Het mooie is natuurlijk dat al dat harde werken niet voor niets is geweest. Ik heb altijd volgehouden dat we niet zijn opgericht om klein te blijven. Zonder macht bereik je niets.” Paquay, geboren in Beek (Zuid-Limburg), ging na het gymnasium Nederlandse Taal- en Letterkunde en Wijsbegeerte studeren in Nijmegen. “Begin jaren zeventig rolde ik in de studentenacties voor democratisering van de universiteit, tegen het kapitalisme en imperialisme in het algemeen, en de oorlog in Vietnam in het bijzonder.” Omdat studeren eigenlijk not done was ging hij werken: “Je hoorde je aan te sluiten bij de werkende klasse”. In zijn vrije tijd voerde hij actie – niet alleen in Nijmegen. “Ik weet nog dat om drie uur ’s nachts Hans van Hooft sr., nu wethouder in Nijmegen, op de deur stond te bonzen: ‘Willem, er is een staking in Amsterdam, we gaan pamfletten uitdelen!’ En dus gíngen we naar Amsterdam.”

Paquay verhuisde in 1971 zelfs voor de partij naar Amsterdam, nadat een scheuring in de Kommunistische Eenheidsbeweging Nederland leidde tot het ontstaan van de SP. “De meeste Amsterdamse leden bleven bij de ‘oude’ KEN, dus was er werk aan de winkel en verhuisden mijn vrouw en ik op verzoek van de partij naar Amsterdam. Ja, dat deed je!” Samen met Derk Sauer en Mienk Graatsma (oud-fractievoorzitter van de SP in de Provinciale Staten van Noord-Holland), ging Paquay “de revolutie voorbereiden”. Hij lacht. “Wij waren ervan overtuigd dat de revolutie snel zou uitbreken dus moest de voorhoede klaar zijn om daarna de rest van het volk op sleeptouw te nemen.”

In eerste instantie waren ze vooral actief in Oost. Maar toen bekend werd dat in 1980 in Osdorp en Amsterdam-Noord deelraadsverkiezingen zouden worden gehouden, werd alle energie op het ‘arbeidersbolwerk’ Noord gericht. Het werd een teleurstelling. “Zelfs D66 bleek te sterk”, memoreert Paquay. “Op straat hadden we het vooral aan de stok met de CPN. Die zagen ons als afvalligen, verraders van de arbeidersklasse. Als je met plakken CPN-ers tegenkwam, moest je hollen, anders werd je in elkaar geslagen.”

In de vijf jaar die volgden, lieten Paquay en de zijnen de moed niet zakken. Met acties in buurten en bij fabriekspoorten werd de SP een vertrouwde verschijning in Noord. In 1985 werd dat beloond, Paquay werd gekozen als deelraadslid in Amsterdam-Noord. Die eerste Amsterdamse SP-zetel stuitte op grote weerstand van de gevestigde partijen. Vooral de polemische discussienota Gastarbeid en Kapitaal, over integratie van ‘gastarbeiders’, zorgde bij linkse partijen voor regelrechte haat. ‘Paquay weg!’, kalkte de Pacifistisch Socialistische Partij, PSP, die later opging in GroenLinks, op een muur. “Ach, ik heb het maar zó opgevat dat ik de eerste nog levende persoon ben waarnaar in Amsterdam een weg is genoemd.” Ook in de deelraad werd hij tegengewerkt. “Ik werd niet gekozen in de commissies en tijdens de algemene vergadering werd me regelmatig het woord ontnomen. Gelukkig kan ik me ook zonder microfoon heel goed verstaanbaar maken.” Het zorgde voor veel publiciteit, en ‘paria Paquay’ raakte steeds geliefder onder de bevolking. “Wat we op straat tegenkwamen, verwoordde ik in de raad.”

Eén groot politiek feest

Terwijl Paquay al langs de deuren ging met materiaal van Voorkomen is Beter, de destijds belangrijke medische tak van de partij, en krantjes van de Bond van Huurders en Woningzoekenden, stemde Van Bommel blanco tot de partij op de kieslijst te vinden was. In 1986 werd hij actief lid in Zwolle, vanwege een actie voor de bibliotheek. “De PvdA was me niet links genoeg en de andere partijen kwamen niet verder dan roepen vanaf de zijlijn.” Een jaar later verhuisde hij naar Amsterdam-Oost en hield hij zich rustig om te kunnen studeren. Met de propaedeuse politicologie eenmaal op zak, ging het actiebloed kriebelen. Van Bommel hield zich bezig met wijkproblemen, zoals drugsoverlast of glasbakken die fietspaden versperden. Colporteren, zoals Paquay in Amsterdam-Noord had gedaan, wilde in Oost niet lukken. “Noord was echt nog een dorp, waar mensen ‘s avonds de deur opendeden. In Oost hadden ze dat al lang afgeleerd”, vertelt Van Bommel.

In 1990 stak de SP het IJ over en deed mee aan de deelraadsverkiezingen in Amsterdam-Oost, waar de partij oorspronkelijk was begonnen. “Aanvankelijk was het een desillusie, pas bij hertelling bleek dat we het net hadden gered,” vertelt Van Bommel. Maar de weerstand zoals Paquay die ondervond, herkent hij niet. “Alle buurtacties die we hadden gevoerd, bleken niet voor niets. We konden oogsten. Vier jaar later zaten we in de gemeenteraad. Ik dacht: nu zijn we er om nooit meer weg te gaan.” Ook Paquay merkte hoe er steeds meer sympathie kwam voor de SP. “Wij hadden een luisterend oor”, vertelt hij. “De PvdA was al jaren aan de macht en ging de straat niet meer op, GroenLinks profileerde zich steeds meer als een elitaire club waar arbeiders geen boodschap aan hadden.”

Van Bommel beschrijft zijn periode van 1994 tot 1998 in de Gemeenteraad als “één groot politiek feest”. Niet alleen wist hij zichzelf in beeld te brengen met afwijkende standpunten over IJburg of de Zuidas, ook de ijzige politieke verhoudingen ontdooiden. Vooral door de opstelling van de toenmalige PvdA-fractievoorzitter Eberhard van der Laan. “Bij de Algemene Beschouwingen, een lange zit waarin ik als hekkensluiter mijn betoog hield, stelde hij voor om de vergadering maar te schorsen tot het College weer het fatsoen had om te luisteren. Er was ook geen verbod op meestemmen met een SP-voorstel. Van der Laan was zo’n typische moedige leider, die discussie in de PvdA-fractie juist stimuleerde.”

Ik heb nog aardig wat scheldwoorden moeten incasseren

Zelf werd ik in 1994 lid. Niet vanwege spraakmakende Amsterdamse acties, maar door het elan van de Kamerleden Marijnissen en Poppe. Ik heb in die jaren nog aardig wat scheldwoorden moeten incasseren, maar bij de verkiezingen van 1998 werd duidelijk dat mensen op de komst van de SP zaten te wachten. In alle zes deelraden waar we meededen aan de verkiezingen haalden we zetels, in totaal twaalf stuks. Ook de gemeenteraadsfractie dijde uit van een naar drie. Zelf kwam ik – totaal onverwacht – in de deelraad van Zeeburg. Het werd geen ‘oogstervaring’ zoals bij Van Bommel. Na een paar dagen van euforie was er werk aan de winkel. Lezen en praten, actie voeren en flyeren. Te veel voor een kleine groep zoals we die in Zeeburg destijds hadden. Ook de partij als zodanig moest wennen aan successen als deze; wie was daar daadwerkelijk op voorbereid? Met als gevolg dat twee van de twaalf deelraadsleden uit de partij stapten en voor zichzelf verder gingen, terwijl twee anderen hun zetel afstonden, die vervolgens leeg bleven. De teleurstelling van de kiezers uitte zich bij de verkiezingen van 2002. De SP deed nog maar in vier deelraden mee en behaalde slechts vijf zetels. Toch waren we met 1584 leden toen al de grootste SP-afdeling in het land. Maar het ontbrak aan scholing en organisatie. Daar is veel energie in gestopt, wat zich vertaalde in een aanzienlijke verbetering van het raadswerk. Succes genereert succes: meer enthousiaste vrijwilligers dienen zich aan, steeds beter komen onze acties in de aandacht. In combinatie met het landelijke succes liggen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2006 de zetels voor het oprapen: in de acht deelraden waar we meedoen, worden maar liefst 29 zetels behaald en de SP-Amsterdam telt inmiddels ruim 3000 leden.

Helaas komt de SP een half jaar later negatief in het nieuws door twee deelraadsleden uit Zuideramstel, die worden beschuldigd van onderhuur. Na onderzoek zijn ze geroyeerd. Uitgerekend in Zuideramstel had het afdelingsbestuur voorgesteld om níet mee te doen aan de verkiezingen, maar de ledenvergadering was daartegen. Begrijpelijk: het tij zit mee, de mensen wíllen SP stemmen en zijn boos als je niet meedoet. En dus zette een meerderheid door. Paquay ziet het als consequentie van de onstuimige groei. “Dit zou ons vroeger niet zijn overkomen; het afdelingsbestuur maakte gewoon de kandidatenlijst, met daarop alleen mensen die we door en door kenden!” Hij is blij met de afloop. “Wij hebben de moed gehad om ook kritisch naar onze eigen mensen te kijken. Zo hoort het. Als je streng bent tegen een ander, moet je dat juist ook tegen jezelf zijn.” We moeten vooruit, vindt hij. “Zorgen dat we ons door de hele stad laten zien als één SP, geen verschillende standpunten uitdragen, en rotte appels buiten de mand houden.” Maar we moeten niet alleen op de winkel passen. Voorop lopen en de discussie niet schuwen, lijken mij van wezensbelang voor het elan van de SP, dat altijd voorop heeft gestaan. Paquay zei toch dat we niet zijn opgericht om klein te blijven?

Inhoud