publicatie

Spanning, september 2010 :: Voorhoedes zonder volgers - over: David Priestland, De rode vlag. De wereldgeschiedenis van het communisme

Spanning, september 2010

Voorhoedes zonder volgers

In de Russische film ‘Het blondje om de hoek’ uit 1983 gaat de arme astrofysicus Nikolaj werken in een Moskous warenhuis, waar hij verliefd wordt op de verkoopster Nadja. Door deze kennismaking gaat een nieuwe wereld voor hem open. De mooie Nadja kan op de zwarte markt alles regelen wat haar hartje begeert, zoals vakanties aan de Zwarte Zee. Zij wil ook Nikolaj vooruit helpen en probeert zelfs een Nobelprijs voor hem te regelen. Nikolaj vertegenwoordigt de traditionele waarden van de Sovjet-Unie, een gemeenschapszin gebaseerd op gehoorzaamheid en discipline. Nadja verkondigt de waarden van het nieuwe Rusland, waarin alles te koop is en iedereen voor zichzelf moet zorgen.

Tekst: Ronald van Raak

David Priestland noemt deze komische film in ‘De rode vlag. De wereldgeschiedenis van het communisme’ (2009). Priestland gebruikt in dit boek meer interessante bronnen, zoals opiniepeilingen. In 1984 bleek in Hongarije dat bijna de helft van de hoger opgeleide mensen voorstander was van liberalisering van de economie, bij mensen met een lage opleiding was dit minder dan vijf procent. Vijf jaar voor de val van de Berlijnse Muur in 1989 was er een sociale kloof tussen mensen die wel of niet de economie wilden hervormen. De grootste voorstanders lijken de mensen die later het meest van de marktwerking zouden profiteren, meest kritisch de mensen die later ook het meeste zouden verliezen.

Geen kwestie van theorie

Serieuze boeken over de geschiedenis van het communisme zijn schaars. Veel boeken zijn geschreven door uitgesproken voorstanders, die het communisme zien als enige antwoord op de onderdrukking en uitbuiting door kapitalisten, of juist door uitgesproken tegenstanders, die vooral de onderdrukking en de uitbuiting door communisten zélf beschrijven. Veel boeken laten zich ook lezen als een persoonlijke afrekening met een communistisch verleden, zoals Wereldrevolutie (2005) van Erik van Ree, die een overzicht geeft van alle mogelijke communistische bewegingen in alle delen van de wereld en van de misstanden die daarbij door communisten zijn begaan. David Priestland, historicus in Oxford, gaat een stap verder en probeert in ‘De rode vlag’ een antwoord te vinden op de vraag waarom zoveel miljoenen mensen zich lieten inspireren door de idealen van het communisme.

Hij bestudeerde niet alleen politieke teksten, maar zocht ook naar verklaringen in literatuur, films en opinieonderzoeken.

Priestland bezocht veelvuldig de Sovjet-Unie, voor het eerst in 1984. Daar trof hij een heel ander land aan dan hij had verwacht: ‘Voor de meeste mensen was het bestaan relatief gemakkelijk, zij het dat er weinig luxe was. Ik bespeurde ook een nationalistisch getinte trots op de kracht van Rusland en op wat er onder het communistische bewind tot stand was gebracht, en een welgemeende hang naar wereldvrede en mondiale harmonie.’ Veel Russen waren trots op hun communisme, dat ze moreel verheven achtten boven het kapitalisme. Deze morele kracht was volgens velen echter flink verziekt, door corrupte leiders en verstikkende bureaucratie.

Deze tegenstelling tussen idealen en werkelijkheid komt volgens Priestland voort uit een weeffout in het communisme, die hij helemaal terugvoert op het Communistisch Manifest (1848) van Karl Marx en Friedrich Engels. Het marxisme is volgens hem een romantische leer die mensen oproept zichzelf te bevrijden. De politieke uitwerking van deze bevrijdingsideologie is de guerrillastrijd, met Che Guevara als icoon. Tegelijk is het marxisme een moderniseringsideologie, die zorgt voor economische groei en eerlijke verdeling. Dit vertaalt zich politiek in de planeconomie, die volgens Lenin zo efficiënt moest zijn als de Duitse posterijen. Bureaucratische efficiëntie en romantische strijd gaan niet goed samen. En waar dit wel werd geprobeerd, zoals tijdens de culturele revolutie van Mao, kon dit leiden tot dood en verderf. Ik denk dat het te gemakkelijk is om Marx – die zichzelf nadrukkelijk geen ‘marxist’ noemde – de schuld in de schoenen te schuiven. Communisten putten uit vele bronnen en zochten aansluiting bij bestaande denkbeelden. In Azië incorporeerden zij opvattingen uit het confucianisme, in Afrika omarmden zij ideeën over familiebanden en in Latijns-Amerika sloten zij aan bij beelden uit het katholicisme. Ook de strijdmiddelen die zij kozen waren afhankelijk van de omstandigheden. In een dictatuur moest men soms toevlucht zoeken tot de gewapende strijd, zoals Fidel Castro in Cuba. In democratische landen kon die strijd worden gevoerd via het parlement; in Italië haalden de communisten in de jaren zeventig een derde van de stemmen.

Een marxistische Sinterklaas

De diversiteit aan verschijningsvormen is niet een probleem, maar juist een verklaring voor het succes van het communisme: in de jaren vijftig leefde een derde van de wereldbevolking in een land dat zichzelf communistisch noemde. De vele verschijningsvormen maken het wel moeilijk om aan te geven wat precies de aantrekkingskracht van het communisme is. Enige helderheid krijgen we uit de verhalen die Priestland aanhaalt van mensen die voor het communisme hebben gekozen. Zoals de jonge Pool Edmund Chmielinski, die zich in de jaren vijftig aansloot bij een arbeidersbrigade. Edmund, wiens vader in de oorlog was gestorven, zag voor zichzelf geen toekomst in zijn dorp. Zijn moeder wilde niet dat hij zou vertrekken, maar Edmund zette door: ‘Ik wilde leven en werken als een mens. Ik wilde net zo behandeld worden als de anderen en niet als een beest.’ In de brigade kreeg hij een prachtig uniform: ‘Soms keek ik stiekem naar mezelf in de spiegel, en ik kon er maar niet over uit hoe anders ik er nu uitzag.’

Edmund voelde zich als een gelijke, leerde gereedschappen gebruiken en werkte mee aan de bouw van een imposante fabriek. Ook uit andere verhalen van communisten die Priestland aan het woord laat spreekt de hoop op bevrijding. En het gevoel van waardigheid, het gevoel dat je samen met anderen iets kunt bereiken, dat je onderdeel bent van iets dat groter is dan jezelf – en ook jou groter maakt. Priestland citeert de Engelse historicus Eric Hobsbawm, die stelt: ‘Het geheim van de partij was niet dromen over strijden op de barricaden, en zelfs niet de theorie van het marxisme. … Het aantrekkelijke van de partij was dat ze dingen voor elkaar kreeg terwijl dat anderen niet lukte. … De leninistische “voorhoedepartij” was een combinatie van discipline, zakelijke efficiëntie, volledige emotionele betrokkenheid en honderd procent toewijding.’

Het ideaal onderdeel te zijn van een ‘voorhoede’ werkte goed zolang communisten voorop bleven lopen en mensen aan zich wisten te binden. Jongeren als Edmund wilden na de Tweede Wereldoorlog meebouwen aan een nieuwe samenleving. Zijn enthousiasme staat echter in schril contrast met de opmerkingen van een Hongaars partijlid eind jaren tachtig, vlak voor de val van de Berlijnse Muur, die duidelijk maken hoe dit revolutionaire gevoel was verdwenen: ‘We hadden de structuur geërfd van een tijd waarin er werkelijk een oorlogsachtige inspanning gaande was om dit land weer op de been te krijgen. … Nu is de vrede het grootste probleem van de partij. … Wij zijn een strijdmacht, en er is geen oorlog.’ De oude voorhoede was de nieuwe elite geworden. Deze elite wilde mensen niet helpen om zichzelf te bevrijden en de partij was ook geen plek om je waardigheid te herwinnen. De nieuwe elite wilde de bevolking vooral tevreden houden, bijvoorbeeld met een vakantie aan de Zwarte Zee. Priestland beschrijft het zo: ‘Chroesjtjsov zag zich meer en meer in de positie gedwongen van een Russische Sinterklaas, die cadeautjes en zakken vol snoep belooft, terwijl hij eigenlijk een marxistische Mozes had willen zijn, die zijn volk naar een land van gerechtigheid en gelijkheid leidde.’

Het revolutionaire blondje

Op het moment dat communistische regeringen de emancipatie van mensen opgaven, zo stelt Priestland, werden ze een minder succesvolle versie van hun kapitalistische tegenstanders. In ‘Het blondje om de hoek’ is Nikolaj aanvankelijk onder de indruk van de kracht van Nadja, maar aan de vooravond van hun huwelijk besluit hij haar toch te verlaten. Hij wil geen leven leiden van egoïsme en oppervlakkigheid. Twee jaar na het verschijnen van de film kwam Gorbatsjov aan de macht. Weer vier jaar later viel de Berlijnse Muur. Onder Jeltsin werd vervolgens een nieuw maatschappelijk experiment gestart, door de verkoop van publieke bedrijven en de invoering van marktwerking. Niet Nikolaj, maar Nadja predikte de nieuwe revolutie.

Priestland legt een verband tussen de oude communistische voorhoede en de nieuwe kapitalistische elite. Deze neoliberalen waren de nieuwe voorhoede, zij gaven mensen nu hoop op een betere toekomst. Vaak waren het ook dezelfde mensen: veel oude partijbaronnen van de Sovjet-Unie werden de nieuwe miljardairs in Rusland. Nog duidelijker werd dat in de Volksrepubliek China, waar de communistische partij in 1978 zélf de markteconomie invoerde. De planmatige markteconomie leidt hier tot zo’n grote economische groei dat het land de kapitalistische Verenigde Staten naar de kroon steekt. Maar deze neo-liberale politiek leidt ook tot tweedeling en uitbuiting van gewone Chinezen, die zulke diepe wonden slaat dat arbeidsonrust en sociale strijd in China onafwendbaar lijken.

‘De rode vlag’ is een inspirerend boek, omdat het de vele pogingen beschrijft van veel soorten communisten om mensen te bevrijden en te emanciperen. Het boek laat ook veel redenen zien waarom die strijd verzandde. De belangrijkste reden lijkt dat communisten zich opstelden als revolutionaire voorhoede, die politiek bedreef uit naam van de bevolking. Of men nu een guerrillastrijd voerde, de planeconomie organiseerde of een ‘sprong voorwaarts’ afdwong, de voorhoede werd een nieuwe elite, die het contact met de volgers verloor. Vooral in landen zonder democratische traditie kon dit leiden tot isolering en werd de partij een middel tot behoud en onderdrukking, het meest uitgesproken in Noord-Korea. In andere landen liepen communisten juist voorop in de strijd voor democratisering, zoals in India, waar zij in de deelstaat Kerala en West-Bengalen al ruim dertig jaar besturen en kiezers voor zich weten te winnen.

David Priestland, De rode vlag. De wereldgeschiedenis van het communisme (De Bezige Bij, 2009 | ISBN 9789023441793)