publicatie

Spanning mei 2010 :: Inleiding - Formatie

Spanning, mei 2010

Formatie

In de periode voor de verkiezingen passeren op basis van peilingen de nodige scenario’s de revue. Wie wil met wie, wie wil vooral niet met wie en wie wordt weggevaagd of de grootste?

De kranten staan er vol van, iedere dag op tv speculeert men verder en er worden zelfs boeken over geschreven. Zo presenteerde PvdA-coryfee Van Thijn onlangs het voorstel om het kiesstelsel te veranderen en zo de kabinetsformatie eenvoudiger te maken. De grote hoeveelheid partijen die na de verkiezingen vermoedelijk in de Kamer zullen komen, zullen het moeilijk maken om een regering te formeren. Van Thijn is vanwege soortgelijke formatieproblemen in het verleden al lange tijd voorstander van een soort districtenstelsel. Opvallend is dat tegelijk aan de overkant van het Kanaal wordt gediscussieerd over een verandering juist onze richting uit. Daar domineren door het districtenstelsel al heel lang twee partijen het politieke landschap, wat geen recht doet aan de mening van grote groepen kiezers. Blijkbaar is een districtenstelsel geen oplossing voor het wereldwijde probleem dat een grote groep kiezers zich niet goed vertegenwoordigd voelt door de volksvertegenwoordiging.

Jan Marijnissen sprak op 13 april de Thorbecke-lezing uit (p. 10) waarin hij de oorzaak van het tanende vertrouwen heel ergens anders zoekt. De politiek is schuldig aan het ondermijnen van het sociaal beleid en moet ook het voortouw nemen in de terugkeer naar sociaal beleid. Welke oplossingen men ook bedenkt, voorlopig zullen we het moeten doen met wat er nu voorhanden is. Op 9 juni vinden verkiezingen plaats volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging en daarna zullen de politici op basis van de uitslag een regering moeten samenstellen. Dat is het thema van deze Spanning: hoe komt een coalitie tot stand? In een interview met SP-lijsttrekker Emile Roemer noteert Diederik Olders de centrale gedachte van Roemer (p.3): ‘Een stem op ons telt vier keer: je maakt de SP sterk, trekt de PvdA naar links, stuurt Balkenende uit het Torentje en houdt de VVD daar weg.’ Dat dit nodig is, zal iedereen onderschrijven die zich ervan bewust is dat hier in een enkele zin de politieke schuldigen aan het neoliberale project en de daardoor veroorzaakte crisis worden genoemd. De SP zal na de verkiezingen niet weglopen voor deelname aan de regering. Peter Verschuren laat zien dat diegenen die betwijfelen of de SP dat wel kan, het niet bij het rechte eind hebben (p.5). Op lokaal niveau besturen SP’ers al jaren mee, en ook na de niet heel goed verlopen gemeenteraadsverkiezingen zijn er weer gemeentebesturen geformeerd met SP-wethouders.

In Nederland werken we al meer dan een eeuw met coalitie-regeringen. Sjaak van der Velden vertelt kort het verhaal vanaf de eerste coalitieregering in 1888 tot Balkenende IV in 2006 (p.16). Aan coalitievorming gaan verkiezingen vooraf en aan verkiezingen gaan peilingen vooraf. Joop van Holsteyn, hoogleraar in Leiden, laat zien dat peilingen de uitslag kunnen beïnvloeden maar ook dat de voorspellende waarde van peilingen kwetsbaar is (p.8). Bijdragen over de acties van werknemers in het afgelopen jaar (p.20) en een terugblik van Nico Schouten op de actie Stop de Neutronenbom (p.22) completeren deze Spanning. De Opinie-pagina is van de hand van Hans van Heijningen.