publicatie

Spanning april 2009 :: Socialisme of Barbarij

Spanning, april 2009

HEERSENDE KLASSE IN VERWARRING

SOCIALISME OF BARBARIJ?

Kees van der Pijl is hoogleraar Internationale betrekkingen aan de Universiteit van Sussex. Hij schreef onder andere Global Rivalries from the Cold War to Iraq (London: Pluto, 2006), en Transnational Classes and International Relations (London: Routledge, 1998)

Tekst: Hans van Heijningen en Sjaak van der Velden Foto: Suzanne van de Kerk

Dertig jaar geleden schreef u over het ontstaan van de EEG. Vindt u nog steeds dat daar een kapitalistisch belang achter zat?

“Eigenlijk kun je stellen dat de grondgedachte van dat boek Een Amerikaans plan voor Europa nog steeds geldig is. Het was wel in jargon geschreven, maar als je daar doorheen kijkt dan blijft de analyse geldig. De Europese samenwerking is na de oorlog ontstaan om het kapitaal aan deze kant van de Atlantische oceaan te synchroniseren met het kapitaal in de Verenigde Staten. Daar bedoel ik mee dat Amerika voorliep op Europa en dat het transnationale kapitaal ook hier onder dezelfde verhoudingen wilde werken. Het bekendste voorbeeld daarvan was de staalindustrie die hier hopeloos verouderd was. Door de voorloper van de EU, de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS), kreeg de staalindustrie de gelegenheid te moderniseren.”

Speelde de Koude Oorlog ook een rol in de Europese plannen voor eenwording?

“Zeker. Al in 1944, dus nog midden in het bondgenootschap met de Sovjet-Unie tegen de Nazi’s, waren Amerika en Engeland ervan overtuigd dat er een samenwerkingsverband nodig zou zijn tegen de Russen. Ze voorzagen al conflicten. Duitsland zou daar dan als een soort bufferstaat een grote rol in moeten spelen. Voor alles moest worden voorkomen dat de Duitsers weer met de Russen zouden gaan samenwerken zoals ook na de Eerste Wereldoorlog was gebeurd. De herbewapening van Duitsland werd toen door Rusland gesteund.

Om een herhaling te voorkomen zou Duitsland – waarvan wel gezegd wordt dat het te groot is voor Europa en te klein voor de wereld – dit keer moeten worden ingeschakeld in een westers bondgenootschap in plaats van te worden buitengesloten. De Fransen op hun beurt waren daar huiverig voor. Zij zijn al meer dan honderd jaar de grote rivaal van Duitsland en zien de Duitsers liever krachteloos. Om te voorkomen dat er dingen tegen hun zin gebeuren hebben de Fransen vaak het initiatief genomen voor Europese samenwerking, in de hoop daarmee hun eigen positie te versterken.”

Zijn de Fransen daarin geslaagd?

“Eigenlijk niet. Het is op alle fronten duidelijk dat Duitsland weer het machtigste land van Europa is. Sarkozy van Frankrijk kan niet veel anders doen dan een beetje sputteren. Duitsland heeft de grootste bevolking en het grootste nationale inkomen van alle landen van de EU. We hebben onderzoek gedaan naar netwerken van belangrijke mensen uit het bedrijfsleven waaruit blijkt dat sinds de eenwording van Duitsland het Duitse kapitaal het centrum is geworden van de relaties tussen Europa en de Verenigde Staten. In feite komt de situatie erop neer dat de Fransen en Italianen via Duitsers met de Amerikanen spreken. Nederlanders vormen in die netwerken trouwens vaak voor andere landen een brugfunctie naar Duitsland. Dat onderzoek is heel leerzaam geweest.”

Dat soort onderzoek wordt al heel lang gedaan, maar kun je echt conclusies verbinden aan het feit dat mensen elkaar ontmoeten in besturen of raden?

“Je moet inderdaad uitkijken dat een dergelijke analyse niet tot simplificaties leidt. Natuurlijk is het niet zo dat als mensen elkaar ergens ontmoeten, ze ook automatisch samenzweren. Maar als ‘personele unies’ vaak voorkomen en je ziet dat weerspiegeld in het gevoerde beleid, dan mag je aannemen dat die wederzijdse samenwerking van invloed is op de uitkomsten van dat beleid.

De heersende klasse ziet kans om te heersen door wat ik noem ‘een veld van dwingende consensus’. Die consensus of overeenstemming kan zich wijzigen, maar als die eenmaal vastligt, dan houdt iedereen zich daar ook aan. Doe je dat niet, dan lig je eruit. Ondertussen mag je binnen het kader van die brede consensus verder je eigen gang gaan. Dat klinkt misschien wat vaag, maar zo werkt het wel. De liberale machthebbers hebben geen vaste agenda, maar gaandeweg, al doende, vormt die agenda zich. De neoliberale agenda vormde zich ook zo. Je kunt het vergelijken met mode, in korte tijd is iedereen ervan overtuigd dat je die of die kleding moet dragen, maar tegelijk is iedereen er ook van overtuigd dat men zijn eigen voorkeur volgt. Verschil is wel dat de politieke agenda van de heersende klasse gevolgen heeft voor het leven van miljarden mensen. Op dit moment zie ik dat de consensus ‘via het wereldwijde buizenstelsel’ in ontbinding is. Onzekerheid troef!”

Bestaan er naast die bedrijfsnetwerken van commissariaten en raden van bestuur nog andere belangrijke netwerken?

“De belangrijkste is denk ik de European Round Table of Industrialists (ERT). Dat is een club van topmensen uit het Europese bedrijfsleven. Zij begonnen hun activiteiten in 1983 omdat ze vonden dat de eenwording van de Europese markt niet snel genoeg ging. In april kwam een groep bijeen bestaande uit vertegenwoordigers van onder andere Thyssen, Olivetti, ICI, Siemens, Fiat, Shell, Philips, Renault, Volvo, en Nestlé. Hun belangrijkste doel werd de bevordering van vrije concurrentie in Europa.

Inmiddels zijn ook andere bedrijven aangesloten. Voor Nederland zitten op dit moment Van der Veer (Shell), Kleisterlee (Philips), Wijers (AkzoNobel) en Van Boxmeer (Heineken) in de ERT. Die mannen dragen bij aan het belangrijke debat in Europa, zij bepalen de agenda. In werkgroepen praat men daar over allerlei onderwerpen zoals de relaties met Rusland, het klimaatprobleem, onderwijs of de pensioenhervorming. Terugkijkend kun je constateren dat wat daar wordt besproken belangrijk is voor de Europese politiek.

Op een ruimer niveau bestaat natuurlijk ook nog het World Economic Forum in Davos. Dat begon in 1971 als een bijeenkomst van Europese zakenlui in samenwerking met de Europese Gemeenschap. Tegenwoordig zijn wereldwijd ongeveer duizend bedrijven lid van het forum, maar dat zijn dan wel uitsluitend bedrijven met een omzet van meer dan vijf miljard dollar. Die overleggen over alle denkbare onderwerpen van sport tot entertainment en daar vormt zich ook een consensus over belangrijke zaken. Die consensus dragen ze dan weer over op de politieke leiders die vaak ook worden uitgenodigd en hun zegje mogen doen. Daar zou links nog van kunnen leren. Wij vliegen elkaar soms in de haren over onbelangrijke zaken en daardoor blijven de belangrijke zaken liggen.”

Kunt u een voorbeeld geven van iets waarover bij de Europese leiders nu een consensus bestaat?

“Het duidelijkst vind ik dat nu bij het Europese veiligheidscomplex. Dat loopt van bewapening tot de veiligheid op straat. Europa treedt steeds duidelijker op als militaire macht, maar bemoeit zich daarnaast ook intensief met de veiligheid op straatniveau. In het kader van de bestrijding van de kleine criminaliteit hangen steden vol camera’s en surveillance. Daar valt heel veel onder hoor. Ook het verbod op roken in de openbare ruimte – voor alle helderheid: ik ben geen roker – heeft te maken met de lange arm van de overheid die steeds dieper ingrijpt op terreinen die tot voor kort tot het privé-domein van burgers gerekend werden. De overheid probeert alles te controleren onder het motto van veiligheid. Bij elke diepe crisis in het kapitalisme zie je een tsunami van corruptie en verkwisting, met alle maatschappelijke en politieke implicaties van dien. Het establishment beknot de vrijheid en de democratie om eventuele onrust te beperken. Vergeet niet dat we leven in een systeem in verval en dat doet alles om zichzelf in stand te houden.”

Doelt u op de economische crisis?

“Zeker, de heersende klasse heeft daar geen antwoord op. De crisis van de jaren dertig werd bestreden met het afkopen van de bevolking. ‘Iedereen een auto’, zoals Henry Ford zei, was toen nog een optie. De invoering van de lopende band maakte dat ook echt mogelijk. Nu zie ik niet zo gauw een slapende technologie die de wereld uit het slop kan trekken. Omdat er nu geen sterke arbeidersbeweging bestaat zullen ze het misschien zoeken in verslechtering van de leefomstandigheden door bijvoorbeeld de lonen te verlagen, maar dat is vragen om onrust.”

Kan de crisis ook leiden tot een verscherping van de nationale tegenstellingen?

“Die tendens bestaat natuurlijk altijd, maar de belangen van het transnationale kapitaal zijn denk ik sterker. Frankrijk probeert nu wel haar gram te halen op Duitsland en er zijn wat tegenstellingen tussen de VS en Europa. Ik denk echter niet dat deze conflicten erg hoog zullen oplopen. Het is meer een kwestie van het westers kapitaal tegen de rest van de wereld. Maar er zijn altijd conflicten die uit de hand kunnen lopen; de crisis van de jaren dertig is ook pas beëindigd door de Tweede Wereldoorlog. De beoogde uitbreiding van de NAVO richting Georgië en Oekraïne om de gastoevoer veilig te stellen houdt ook risico’s in.

Wat we nu kunnen verwachten is echter onduidelijk. Het feit dat Obama tot president van de VS gekozen werd ontroerde mij vanuit mijn betrokkenheid bij de emancipatie van de zwarten in de VS. Maar op het vlak van buitenlandpolitiek omringt hij zich met de Clinton-troep en militante zionisten. De VS onder Obama zetten vermoedelijk het oude beleid voort in Afghanistan en stevenen daar op een nederlaag af. De nieuwe president lijkt voorlopig vooral het binnenlandse beleid centraal te stellen, dus dat biedt in theorie kansen voor Europa, waar de wapenindustrie behoorlijk aan de weg timmert. Toch voorzie ik niet dat Europa de komende periode ertoe over zal gaan om op andere continenten in te grijpen.

Europa is erg met zichzelf bezig. Nu de crisis doorzet, worden de onderlinge verhoudingen er niet makkelijker op. De EMU (de monetaire unie) is aan diggelen omdat begrotingstekorten in vrijwel alle EU-lidstaten boven de 3 procent uitkomen. Van een samenhangend EU-beleid is in dit opzicht geen sprake. Landen laten hun nationale belangen prevaleren boven een abstract Europees belang. Door het afstemmen van de Grondwet in Frankrijk, Nederland en Ierland verkeert het proces van Europese integratie in een diepe crisis.”

Bent u eigenlijk pessimistisch of optimistisch over de ontwikkelingen in de wereld?

“Er zijn allerlei ontwikkelingen waar je niet vrolijk van wordt. Het lijkt wel of Rosa Luxemburg gelijk krijgt met haar uitspraak dat de wereld staat voor de keuze tussen socialisme of barbarij. Maken we er een betere wereld van of gaat het systeem ten onder en neemt het ons dan mee?

Binnen de heersende klasse bestaat grote verwarring over de toekomst, vooral ook over de reactie van de bevolking op de crisis. Berusten de mensen of komen ze in opstand? Frankrijk kent veel meer dan Nederland een verzetscultuur, maar het verzet tegen de moderniseringsplannen van de regering houdt het land al ruim tien jaar in een wurggreep zonder dat links kans ziet om zoveel macht te ontplooien dat een alternatief mogelijk is.

Doordat de machthebbers de angst voor een klimaatcrisis hebben omarmd, ben ik bang voor de gevaren van een eco-autoritair systeem. De overheid bepaalt daarbinnen het gedrag van mensen op vergaande wijze. Heb je wel een HR-ketel, rook je niet te vaak en sta je niet te lang onder de douche. Dat sluit trouwens naadloos aan bij de tendens naar een controle-maatschappij die vanuit veiligheidsoverwegingen bestaat.

Dat is wat mij betreft de dreigende barbarij. Het socialisme heeft echter ook kansen. De huidige crisis is een kans voor links om het beleid te veranderen. Soms heb ik wel eens een visioen. Daarin ontstaat het socialisme langzaam vanuit de crisissen van het kapitalisme omdat de staat steeds weer in moet grijpen. Acties van mensen zijn daar wel voor nodig natuurlijk; het gaat niet vanzelf.

Misschien levert een strijd voor een duurzame maatschappij wel kansen voor het socialisme, voor een menswaardige samenleving. Dus om jullie vraag te beantwoorden: we leven in een maatschappij in verval maar ik ben een onveranderlijke humanistische optimist.”