publicatie

Spanning, april 2009 :: Het rijke rode leven - Deel 44

Spanning, april 2009

Het Rijke Rooie Leven

Deel 44: Farshad Bashir, SP-Tweede Kamerlid, over Albert Einstein (1879 - 1955)

Relativiteit en socialisme

Albert Einstein werd geboren in een joodse familie op 14 maart 1879 in Ulm en is vooral bekend als een van de grootste natuurkundigen aller tijden. Einstein verbeterde met zijn relativiteitstheorie de voorheen bekende zwaartekracht-theorie van Isaac Newton (1643- 1727). Een minder bekende kant van Einstein is het feit dat hij voor het socialisme uitkwam.

Op de middelbare school in München bleek Einstein geen gewone leerling. Hoewel Albert protesteerde tegen uit het hoofd leren van leerstof, zorgde hij er toch voor dat hij uitstekende cijfers haalde. Maar toen het bedrijf van zijn ouders failliet ging en zijn ouders naar het Italiaanse Pavia verhuisden om daar een nieuw bestaan op te bouwen, ging hij van school. In 1895 deed Einstein in Zürich toelatingsexamen aan de Eidgenossische Technische Hoch-schule (ETH). Albert slaagde niet, want hij zakte voor Duits en Geschiedenis, terwijl hij voor wiskundige en wetenschapsvakken uitstekende cijfers haalde. Hij moest dus terug naar de middelbare school. Uiteindelijk studeerde hij af en behaalde hij het leraarsdiploma van de ETH in 1900.

Hoewel Albert Einstein ook bijgedragen heeft aan andere natuurkundige gebieden is hij vooral bekend geworden door de relativiteitstheorie. In 1905 publiceerde hij zijn speciale relativiteitstheorie (naast nog twee theorieën waaronder een over het ‘foto-elektrisch effect’) en in 1915 breidde hij dit uit met de algemene relativiteitstheorie. Heel kort gezegd betekent zijn theorie dat tijd, ruimte en snelheid niet absoluut zijn, maar relatief ten opzichte van elkaar. En dat de lichtsnelheid (300.000 km/s) de grootste snelheid is, maar ook een snelheid die onmogelijk bereikt kan worden.

Voor ons dagelijks leven heeft de relativiteitstheorie geen effecten. De gevolgen van de relativiteitstheorie worden pas zichtbaar als men de lichtsnelheid nadert of in velden komt met zeer grote zwaartekracht. Consequentie van de relativiteitstheorie is dat gelijktijdigheid niet bestaat: de tijd gaat bij iemand die ten opzichte van jou beweegt langzamer dan jouw tijd! Hetzelfde geldt voor lengte en massa: als iemand ten opzichte van jou beweegt, is hij voor jou korter en tegelijkertijd zwaarder dan als diezelfde persoon stil zou staan. Theoretisch kan ook nog afgeleid worden dat energie en massa in elkaar kunnen overgaan (de beroemde E=mc2). In de praktijk maakte dit laatste de ontwikkeling van de atoombom en atoomenergie mogelijk.

In 1921 kreeg Einstein de Nobelprijs, niet voor zijn relativiteitstheorie, maar voor zijn verklaring van het foto-elektrisch effect. De relativiteitstheorie van Einstein was voor veel mensen onbegrijpelijk en dus niet algemeen geaccepteerd. Maar tegenwoordig blijken alle experimenten in overeenstemming met de relativiteitstheorie te zijn.

Einstein was gekant tegen het Duitse nationalisme. In 1896 leverde hij zelfs zijn Duitse paspoort in. Tot 1901, toen hij het Zwitsers staatsburgerschap kreeg, was hij staatloos. Maar in 1914, toen Einstein lid werd van de Pruisische Academie van Wetenschappen, kreeg hij weer de Duitse nationaliteit. Op het moment dat Einstein in de VS was voor een reeks lezingen, kwam in Duitsland Adolf Hitler aan de macht. Hij keerde niet terug, leverde zijn Duitse paspoort weer in en besloot om Amerikaan te worden. In Duitsland begon een campagne om Einstein zwart te maken: zijn joodse wetenschap zou onzin zijn.

Een onbekendere kant van Einstein is zijn inmenging in discussies over politieke onderwerpen. Niet vreemd natuurlijk voor iemand die twee grote wereldoorlogen meemaakte, en in het land woonde waar het nationaal-socialisme opkwam. Einstein was een pacifist en sympathiseerde met de marxisten. Hij gaf ook lezingen over socialisme en had een grote afkeer tegen de opkomst van de nazi’s.

Waarom socialisme?

Einstein schrijft in 1949 naar aanleiding van de oprichting van het blad Monthly Review, een artikel met de titel Waarom socialisme. Het hele artikel (vertaling: marxisme.net) is te vinden op het Marxistisch Internet Archief.

Het privé-kapitaal heeft de tendens om geconcentreerd te worden bij een kleine groep mensen, deels omwille van concurrentie onder de kapitalisten en deels omwille van technologische ontwikkelingen en de stijgende arbeidsdeling die de vorming van grotere productie-eenheden ten koste van kleinere eenheden bevordert. Het resultaat van deze ontwikkelingen is een oligarchie van privaat kapitaal waarvan de enorme macht niet gecontroleerd kan worden door een democratisch georganiseerde politieke samenleving. Dit blijkt ook uit het feit dat de verkozenen van wetgevende organen aangeduid worden door politieke partijen die grotendeels gefinancierd, of toch beïnvloed worden door kapitalisten die om praktische redenen een onderscheid maken tussen de kiezers en de wetgevers. Het gevolg is dat de volksvertegenwoordigers in de praktijk niet de belangen verdedigen van de ongeprivilegieerde delen van de bevolking. Bovendien is het onder de huidige omstandigheden onvermijdelijk dat private kapitalisten de directe of indirecte controle uitoefenen op de belangrijkste informatiebronnen (kranten, radio, onderwijs). Het wordt hierdoor erg moeilijk, en in veel gevallen zelfs onmogelijk, voor de individuele burger om tot objectieve conclusies te komen en op die basis gebruik te maken van zijn politieke rechten.

De situatie in een economie gebaseerd op het privaat bezit van kapitaal wordt bijgevolg gekenmerkt door twee belangrijke principes: ten eerste is er privaat bezit van de productiemiddelen (kapitaal) en kunnen de eigenaars hierover beschikken naargelang het hen uitkomt; en ten tweede is de arbeidsovereenkomst vrij. Natuurlijk bestaat er niet zoiets als een pure kapitalistische maatschappij in deze zin. In het bijzonder moet opgemerkt worden dat de arbeiders doorheen lange en bittere politieke strijd erin geslaagd zijn om een enigszins betere vorm van de ‘vrije arbeidsovereenkomst’ af te dwingen voor bepaalde categorieën van arbeiders. Maar algemeen beschouwd verschilt de huidige economie niet sterk van het ‘pure’ kapitalisme.

De productie is gericht op de winst, niet op het gebruik ervan. Er is geen bepaling voorzien dat al diegenen die in staat zijn om te werken en daartoe bereid zijn, steeds bij machte zullen zijn om werk te vinden; een ‘leger van werklozen’ zal steeds bestaan. De arbeider vreest steeds dat hij zijn baan zal verliezen. Aangezien werklozen en slecht betaalde arbeiders niet voor een winstgevende markt zorgen, wordt de productie van consumptiegoederen beperkt en is miserie het gevolg. Technologische vooruitgang leidt er vaak toe dat de werkloosheid toeneemt, in plaats dat de arbeid van allen verlicht wordt. Het winstmotief, samen met de concurrentie tussen de kapitalisten, leidt tot onstabiliteit in de accumulatie en het gebruik van kapitaal, wat leidt tot enorme depressies. De onbeperkte concurrentie leidt tot een enorm verlies van arbeidskracht en tot het verlagen van het sociale bewustzijn van individuen waar ik eerder op wees.

Dit beperken van de mogelijkheden voor individuen beschouw ik als het ergste kwaad van het kapitalisme. Ons volledige onderwijssysteem lijdt hieronder. Een overdreven competitiedrang wordt de studenten opgedrongen om deze op te leiden in het koesteren van hebzuchtig succes als voorbereiding op een latere carrière.

Ik ben ervan overtuigd dat er slechts één manier is om een einde te maken aan dit kwaad, namelijk door het vestigen van een socialistische economie, wat gepaard gaat met een onderwijssysteem dat gericht is op sociale doelstellingen. In zo’n economie zijn de productiemiddelen het bezit van de samenleving zelf en kunnen deze op een geplande wijze gebruikt worden. Een planeconomie die de productie aanpast aan de behoeften van de samenleving, zou het werk verdelen onder al diegenen die in staat zijn om te werken en zou een menswaardig bestaan garanderen voor iedere man, vrouw en kind. Het onderwijs van het individu zou naast het bevorderen van de aangeboren capaciteiten gericht zijn op het ontwikkelen van een verantwoordelijkheidsgevoel voor de medemens in plaats van de verheerlijking van macht en succes in de huidige samenleving.

Het is evenwel noodzakelijk om te herinneren dat een geplande economie nog geen socialisme is. Een geplande economie kan gepaard gaan met het volledig onderdrukken van het individu. Het bereiken van socialisme vereist oplossingen voor extreem moeilijke socio-politieke problemen: hoe is het mogelijk om in een sterk doorgedreven centralisatie van politieke en economische macht te vermijden dat een bureaucratie oppermachtig wordt? Hoe kunnen de rechten van het individu beschermd worden en een democratische tegenmacht garanderen tegenover de macht van een bureaucratie?

Duidelijkheid over de doelstellingen en de problemen van het socialisme is van enorm belang in deze overgangsperiode. Aangezien in de huidige omstandigheden een vrije en open discussie over deze problemen een taboe geworden is, beschouw ik het oprichten van dit magazine als een belangrijke stap vooruit.

Einstein aan je zijde

Het stuk “Waarom socialisme” bevat overeenkomsten met de analyse en uitgangspunten van het hedendaagse socialisme. Het is een leuke opsteker als je één van de grootste denkers van de 20ste eeuw aan je zijde vindt. Natuurlijk is hij een expert op het gebied van natuurkunde, en niet op het gebied van politiek. Maar, zoals hij zelf ook schrijft: “we mogen niet veronderstellen dat de deskundigen de enigen zijn die hun standpunt mogen uiten over de organisatie van de samenleving.”

Einstein schrijft in het artikel dat het kenmerkend is voor een kapitalistische samenleving in crisis dat individuen zich onverschillig en vijandig uitlaten tegenover elkaar. Hij schrijft dit ook toe aan de eenzaamheid en het isolement waaronder veel mensen lijden.

Wat hij meegemaakt heeft, in turbulente tijden, heeft hierbij natuurlijk een rol gespeeld. In de tijd dat Einstein nog in Duitsland was, was daar veel nationalisme. Hij beschouwde het nationalisme als een kwaad, maar was ervan overtuigd dat de mensheid er ooit bovenop zal komen: “Nationalisme is een kinderziekte, het is de mazelen der mensheid.”

Dat Einstein weinig met nationalisme had, blijkt uit het feit dat hij zijn Duitse nationaliteit tot twee keer toe inleverde. Hij relativeerde ook de nationalistische claims die op succesvolle wetenschappers worden gelegd: “Als mijn relativiteitstheorie klopt zullen de Duitsers zeggen dat ik een Duitser ben en de Fransen dat ik een man van de wereld ben. Maar indien mijn theorie vals is, zullen de Fransen zeggen dat ik een Duitser ben en de Duitsers dat ik een jood ben.”

Economische anarchie van het kapitalisme

De huidige uitgangspunten van de SP zijn redelijk vergelijkbaar met de uitgangspunten van Einstein zoals hij die in zijn artikel beschrijft. Zo gaat hij ervan uit dat de mens zowel een sociaal als solitair wezen is waarbij de persoonlijkheid uiteindelijk in grote mate bepaald wordt door de omgeving en de samenleving. Het is volgens hem dan ook evident om te onderkennen dat een individu afhankelijk is van de samenleving. Hij pleit daarom voor het socialisme, een samenleving waarin er voor iedereen werk is en iedereen een menswaardig bestaan kan genieten. Voor veel socialisten klinkt dit als muziek in de oren.

In zijn analyse over de verhouding van het individu tot de samenleving gaat hij in op hoe de homo economicus, zoals wij die nu zouden noemen, egoïstische doelstellingen nastreeft, terwijl de sociale doelstellingen naar de achtergrond verdwijnen. Hij schrijft dit toe aan de economische anarchie van het kapitalisme. Dit leidt volgens Einstein uiteindelijk tot een depressie (een zeer grote recessie). Dat we nu zo’n crisis weer genaderd zijn, moge duidelijk zijn.

Arbeiders

Einstein laat in het artikel blijken dat hij een marxistische visie heeft op de verhoudingen met betrekking tot arbeid: hij definieert de arbeider als iedereen die geen productiemiddelen bezit en zijn arbeidskracht moet verkopen aan de bezitters van de productiemiddelen. In het nazisme in Duitsland zag hij een gevaar schuilen voor de arbeiders. In de aanloop naar de verkiezingen in 1932 deed Einstein dan ook een oproep aan de communisten en sociaal-democraten, om hun conflicten aan de kant te zetten en samen te strijden tegen de nazi’s. Dat hij weinig gehoor kreeg bleek uit de verkiezingsuitslag.

Albert Einstein is niet zomaar een wetenschapper. Massa’s mensen kennen hem, niet alleen van naam, ook zijn foto wordt door de meeste mensen gelijk herkend. Velen zien Einstein als een van de grootste genieën aller tijden. Wanneer je beseft dat een van de grootste denkers koos voor het socialisme en anderen in zijn tijd uitdaagde om met socialere oplossingen en alternatieven te komen, dan is dat inspirerend en motiverend.

Meer lezen over Einstein?

www.alberteinstein.info

Sinds half maart staan op www.iisg.nl/collections/einstein de vorig jaar ontdekte teksten van Einstein over sociale vraagstukken.