Zonder onderzoek geen recht van spreken

SP’ers willen het verschil maken: voor mensen die op zoek zijn naar goede en betaalbare woonruimte en met iedereen die een fijne woning en wijk wil behouden. Daarom voeren onze afdelingen zoveel actie, ook als ze in de raad zitten, of in het college. Hoe maak je het verschil in de gemeenteraad? Acht lessen uit de praktijk.

Wanneer je een betaalbare woning zoekt, merk je al snel dat er nogal wat obstakels zijn. Wachtlijsten voor een sociale huurwoning zijn lang, terwijl de huren steeds verder oplopen. Als je wat meer verdient en een huis wil kopen, is de concurrentie moordend. Niet alleen van andere woningzoekenden, ook van pandjesbazen die hele gezinshuizen verkameren om zoveel mogelijk centen uit de stenen te persen. 

Veel van de problemen op de woningmarkt zijn het gevolg van landelijk beleid. SP’ers in de gemeenteraad of het college proberen tegen de stroom in het verschil te maken. Sinds medio 2015 hebben ze daarbij te maken met een nieuwe Woningwet, waardoor woningcorporaties zich moeten gaan richten op de zogenaamde ‘kerntaken’: het huisvesten van mensen met een laag inkomen. Daarnaast hebben gemeenten en huurders meer invloed gekregen op de keuzes die woningcorporaties maken. De afgelopen jaren hebben veel SP’ers hier ervaring mee opgedaan. Daar valt veel van te leren. Voor dit artikel sprak Spanning met wethouders Paulus Jansen, Laurens Ivens en Patrick van Lunteren; raadsleden Bart van Berkel, Martijn Tonies, Ans DeSumma, Bram van Boven en Jimmy Dijk; afdelingsvoorzitters Diana Kummeling, Ronald van Hal en Nils Müller; en diverse andere SP’ers die zich inzetten voor goede volkshuisvesting. We vatten hun lessen samen in acht tips. 

1. Zelf onderzoek doen

Het is een cliché, maar dat maakt het niet minder waar. Zonder zelf onderzoek te doen hebben we geen recht van spreken, aldus Jan Marijnissen. Wat moet je bijvoorbeeld doen wanneer een woningcorporatie van plan is om een wijk te slopen? Als het merendeel van de bewoners de woningen niet meer te redden vindt, dan moet je je daar niet tegen gaan verzetten. Vernieuwing is soms nodig. Maar vaak willen bewoners juist liever renovatie. Zoals bleek in Pekela, waarover meer op pagina 27.

Wat er leeft in een buurt hoor je alleen als je langs de deuren gaat en met bewoners praat. Soms krijg je niet het antwoord waar je naar op zoek bent. Zo ging raadslid Bart van Berkel samen met Nijmeegse SP’ers in de winter van 2015-2016 langs de deuren in de wijk Hengstdal. Van wethouder Bert Velthuis hadden zij gehoord dat een deel van de wijk gesloopt ging worden en dat bewoners dit helemaal niet zagen zitten. Van Berkel: ‘Aan de deur bleken de bewoners behoorlijk verdeeld te zijn. Een grote minderheid was fel tegen, maar had zich suf gepraat in een klankbordgroep die uiteindelijk niets voor elkaar kreeg. Toen wij de wijk ingingen had de corporatie de bewoners al tegen elkaar uitgespeeld en viel er geen vuist meer te maken tegen de sloop.’ Inmiddels voert de afdeling wel volop actie in een andere wijk, waar tijdens het buurten bleek dat bewoners zich boos maken over tocht en schimmel. 

Onderzoek is ook essentieel om de politieke strijd in het college te winnen, aldus wethouder Patrick van Lunteren: ‘Net als in de rest van Nederland hebben in Breda de liberalen van de VVD en D66 een totaal andere visie op de woningnood. Zij vertrouwen erop dat de markt alles oplost. Dat is natuurlijk een utopie. Daarom is het belangrijk om wachttijden en zoektijden goed te onderzoeken, en verhalen en acties van woningzoekenden onder de aandacht te brengen.’ Doordat Van Lunteren kon aantonen dat er voor goedkope en betaalbare woningen de afgelopen twee jaar zeker 1.600 extra woningzoekenden bijkwamen, moesten de liberalen wel toegeven dat er meer van deze woningen gebouwd moeten worden.

Laurens Ivens is SP-wethouder Bouwen en Wonen in Amsterdam (Foto: Gemeente Amsterdam CC)

2. Concrete afspraken

Ook wanneer de raadsmeerderheid is overtuigd, komen die extra woningen er niet vanzelf. De raad geeft de wethouder opdrachten mee in de woonvisie, die vervolgens moeten worden afgedwongen bij de woningcorporaties. Deze prestatieafspraken zijn de uitkomst van de onderhandelingen tussen de woningcorporaties, de gemeente en de huurders. Paulus Jansen, oud-SP-Kamerlid en nu in Utrecht wethouder Wonen: ‘Het eerste dat ik hier met de corporaties heb afgesproken is dat, uitgaande van verstandig beleid, de vrije financiële ruimte ook echt wordt gebruikt voor de kerntaken van de corporaties. Vervolgens laat je onafhankelijk vaststellen hoe groot deze financiële ruimte is.’ Niet elke corporatie staat te springen om deze gegevens inzichtelijk te maken, maar sinds de nieuwe Woningwet zijn ze dat wel degelijk verplicht.

Op basis van die informatie worden concrete prestatieafspraken gemaakt. Jansen: ‘Je kunt ervoor kiezen om niet elk jaar nieuwe afspraken te maken. Maar ik zou het wel iedereen aanraden. Dat is goed voor het kennisniveau van de betrokkenen en voor de routine.’ In Utrecht maakte de wethouder afspraken over uiteenlopende zaken: van het verlagen van huren voor mensen met lage inkomens, tot het richten van duurzaamheidsmaatregelen op grote groepen mensen. Jansen: ‘Concreet betekent dit bijvoorbeeld: liever een hoop woningen goed isoleren dan een klein aantal woningen helemaal klimaatneutraal maken.’ 

Ervaring leert dat het belangrijk is om afspraken zo concreet mogelijk te maken. Zo heeft Laurens Ivens, die in Amsterdam wethouder Wonen is, bedongen dat alle bouwende partijen zich in principe houden aan de ‘40-40-20-regel’. Ivens: ‘Zij bouwen 40 procent goedkope en 40 procent betaalbare huurwoningen. De laatste 20 procent is dan wat duurder. Dat nu 80 procent van de nieuwe woningen betaalbaar wordt aangeboden is absoluut een trendbreuk.’ Bovendien lopen de wethouders in Amsterdam en Utrecht nu voorop, door ook over vrijesectorhuurwoningen afspraken te maken met de corporaties en met marktpartijen. Zo beperken ze de huren voor kleine woningen, en mag de huur elk jaar niet te veel oplopen.

3. De rol van huurdersverenigingen

Zo’n trendbreuk voor elkaar krijgen is niet eenvoudig. Het kan helpen om bij het maken van de prestatieafspraken aan tafel te zitten met geïnformeerde en betrokken vertegenwoordigers van huurders. Dat is nog lang niet overal het geval. SP-raadslid Martijn Tonies: ‘In Oss bestond de huurdersvereniging uit één bestuurslid en kon je geen lid worden. Omdat wij aantoonden dat er geen sprake was van een volwaardige belangenvereniging, werd deze opgeheven.’

Helaas komt het vaker voor dat huurdersverenigingen worden geleid door mensen met een eigen agenda, zonder steun van de achterban. Ondanks goede bedoelingen, laten zij zich bijvoorbeeld nogal eens inpalmen door de corporaties. Je kunt dat voorkomen door zelf betrokken te zijn bij de huurdersvereniging, stelt Diana Kummeling, afdelingsvoorzitter in Arnhem: ‘Onze afdeling heeft actief geholpen een huurdersvereniging op te zetten.’ Een alternatief is steun van de gemeente. Zo maakt Utrecht geld vrij voor het organiseren van de huurders en is er een budget voor scholing. In Amsterdam is er ook budget beschikbaar om rechtszaken te betalen als dat nodig is. Ook betrekken veel gemeenten de Woonbond erbij.

Hoe begrijpelijk deze acties ook zijn, te zeer vertrouwen op huurdersverenigingen heeft ook grote nadelen. Jimmy Dijk, fractievoorzitter in Groningen: ‘Net zoals een goede gemeenteraadsfractie niet zonder een gewortelde en actievoerende afdeling kan, zo kan een huurdersvereniging niet zonder activistische leden. Om echt iets voor elkaar te krijgen is strijd van de huurders nodig. Als je meer spreekt met de directeur van een woningcorporatie dan met de huurders, is er echt iets mis.’

4. Steeds grotere problemen jongerenhuisvesting

Hoe belangrijk het is om huurders te spreken, kan niet vaak genoeg worden benadrukt. Doordat de Groningse SP’ers regelmatig langs de deuren gaan, hadden zij al vroeg door dat er een tekort aan goede, betaalbare huisvesting voor jongeren is. Net als in andere grote steden klagen mensen over de onleefbare situatie die ontstaat wanneer de helft van de straat bestaat uit verkamerde huizen met jongeren. Uiteraard kan dit de jongeren moeilijk aangerekend worden. Natuurlijk willen zij in de buurt van hun werk of studie wonen. Zij zijn juist vaak het slachtoffer van huisjesmelkers die zelfs de bezemkast aan hen willen verhuren als ze de kans krijgen. ROOD-groepen vragen al jaren aandacht voor dit soort excessen. 

Verkamering van de halve stad is geen alternatief voor voldoende, hoogwaardige jongerenhuisvesting. Voor alle grote steden is het belangrijk om te vechten voor voldoende studentencomplexen. Ook moeten raadsleden en wethouders grenzen durven stellen aan de verkamering. Dat kan door strenge eisen op te nemen in de lokale verordening. Daarin stelt de gemeente normen vast voor geluidsmaatregelen, minimale oppervlakte, een fietsenstalling enzovoort. Net zo belangrijk is het om geld beschikbaar te stellen voor de naleving. Loopt het helemaal uit de hand, zoals in Groningen, dan rest enkel een quotum voor verkamerde huizen per straat. 

Wanneer raadsleden pleiten voor een stop op de verkamering, wordt de SP vaak weggezet als anti-student. Jimmy Dijk: ‘We moeten onze stad, buurten en jongeren beter beschermen tegen huisjesmelkers en doorgeslagen verkamering. Misschien vinden jongeren dat standpunt in eerste instantie niet leuk of niet lekker klinken. Toch hebben wij gemerkt dat als we onze analyse met jongeren delen, zij deze heel goed begrijpen en onderschrijven.’ 

(Foto: Nynke Vissia)

5. Solidariteit tussen woningzoekenden en vluchtelingen

Jongeren zijn niet de enige groep waarover geklaagd wordt. Bij het buurten merken we vaak dat mensen vluchtelingen de schuld geven van de lange wachtlijsten voor een woning. Het probleem van het jarenlang laten oplopen van het woningtekort wordt door rechts gebruikt om andere woningzoekenden op te zetten tegen vluchtelingen. ‘Wanneer ik mensen het verwijt hoor maken dat zij door statushouders geen woning kunnen krijgen, wijs ik ze op het al bestaande gebrek aan betaalbare woningen en op de onwil van de gemeente om dit probleem op te lossen’, aldus Ans DeSumma, fractievoorzitter in Almere. ‘Het kunst- en vliegwerk dat de gemeente nu met statushouders uithaalt, verplaatst het probleem alleen maar naar de toekomst.’

Statushouders worden door de IND over gemeenten verdeeld op basis van het aantal inwoners. DeSumma: ‘Om aan het quotum te voldoen stopt de gemeente statushouders nu met meerdere personen in één eengezinswoning. Deze woningen staan uiteraard bijna altijd in de wijken met veel sociale huurwoningen, spreiding is hierdoor nauwelijks mogelijk. Bovendien bemoeilijkt het de integratie.’ DeSumma schetst een beeld dat tijdens het buurten vaak wordt bevestigd. In de armste delen van de grote steden worden veel woningen verhuurd aan vluchtelingen. Onwennigheid en gebrekkige integratie leiden tot onbegrip en scheve gezichten in de buurt. Los van het onverbloemde racisme dat een enkeling laat horen, maken veel buurtbewoners zich zorgen over de veranderingen in hun wijk.

In Amsterdam werkt wethouder Laurens Ivens keihard om de solidariteit tussen verschillende woningzoekenden te bevorderen: ‘Statushouders zijn mensen die oorlog en onderdrukking zijn ontvlucht en waarvan is besloten dat ze in Nederland mogen blijven. Daar moeten we dus goed voor zorgen en dat doen we in Amsterdam. We bouwen massaal nieuwe woningen, ongeveer 6.500 per jaar, waarvan een groot deel sociale huur. In een aantal van die woningen – en een aantal van de bestaande woningen – komen statushouders te wonen. Daarnaast bouwen we duizenden extra tijdelijke woningen, voor ongeveer tien jaar, en transformeren we veel kantoren en gemeentelijke panden tot woningen. Ook daarin komen statushouders te wonen. Zo zorgen we ervoor dat er een groot aantal woningen overblijft voor alle andere woningzoekenden in de stad en bewaken we de solidariteit.’

6. Uitbuiting van arbeidsmigranten

In steeds meer gemeenten, met name langs de grens, is het huisvesten van arbeidsmigranten onderwerp van zorg. In Venray voert de afdeling actie om arbeidsmigranten verspreid over de hele gemeente te huisvesten. Voorzitter Ronald van Hal ziet hoe arbeidsmigranten nu vaak in zogenaamde ‘Polenhotels’ opeengepakt worden: ‘De gemeente weigert problemen bij het huisvesten van arbeidsmigranten op te pakken, want ‘het hoort bij de markt’. Bij de SP denken we daar echter heel anders over.’ De afdeling trekt daarom op met buurtbewoners die zich tegen het (gebrek aan) beleid van de gemeente verzetten. Daarbij worden ze wel geconfronteerd met de groeiende weerstand tegen arbeidsmigranten, die soms voor ‘zuipende beesten’ worden uitgemaakt. Van Hal: ‘In een enkel geval is er ook daadwerkelijk sprake van drankmisbruik. Maar de kern van het probleem is dat arbeidsmigranten worden gedumpt in buurten waar mensen niet in staat zijn om op een fatsoenlijke manier met hen om te gaan. Daar is te weinig aandacht voor.’

In Breda ziet wethouder Patrick van Lunteren hoe mensen soms in grote groepen illegaal in een woning worden geplaatst: ‘Natuurlijk handhaven we daarop, maar daarmee ontstaat er een waterbedeffect, waar je uitwassen als Fort Oranje van krijgt.’ Deze camping, die naast woonruimte voor honderden mensen met woningnood, ook een plek biedt aan honderden seizoensarbeiders, is deze zomer ontruimd. Waarmee het probleem van een gebrek aan goede huisvesting voor deze mensen opnieuw wordt verplaatst. Van Lunteren zoekt de oplossing voor het huisvesten van seizoensarbeiders bij de werkgevers, die het probleem nu negeren: ‘Werkgevers zijn verantwoordelijk voor fatsoenlijke huisvesting. Daar kan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid best beter op handhaven. Wijs ze op hun verantwoordelijkheid en laat niet de gemeenten en campingbazen met de puinhopen zitten.’

7. Leefbaarheid van de wijk

Eind juli waarschuwden bestuurders van woningcorporaties in Gelderland voor de gevolgen van het beleid waarbij de goedkoopste woningen alleen maar worden verhuurd aan mensen met de laagste inkomens. ‘Alle kwetsbare groepen worden in de goedkoopste flat gezet’, aldus Eric Angenent van Vivare in de Gelderlander. Samen met andere bestuurders van woningcorporaties in de regio waarschuwen ze voor het ontstaan van probleembuurten en -flats: ‘We creëren precies wat we jarenlang hebben bestreden. Te bizar voor woorden.’ SP-wethouder Geert Ritsema heeft al een uitnodiging aan de Kamerleden gestuurd. Om ze te laten zien waar hun beleid in de praktijk toe leidt. 

Soms zet juist het wanbeleid van de woningcorporaties de leefbaarheid onder druk. In Den Bosch besloot woningcorporatie Zayaz bij een groot aantal seniorenflats het 55-pluslabel van de flats te halen. Toen de SP-afdeling langs de deuren ging, bleek dat bewoners daar helemaal niet op zaten te wachten. Bovendien werden ze door de corporatie voor een voldongen feit gesteld. Fractievoorzitter Bram van Boven: ‘De ouderen in deze seniorenflats zijn hartstikke tevreden met hun woning. Waarom moeten zij nu opdraaien voor de problemen die de corporatie zelf heeft veroorzaakt? Jarenlang is er vooral gesloopt en verkocht in plaats van gebouwd. Er is een omslag nodig, we moeten hard aan de slag met nieuwbouw. En wat deze appartementen betreft? Er zijn nog genoeg ouderen die een woning zoeken, laten we hen een plek in deze seniorenflats aanbieden.’

8. Zelf bouwen als ideaal

Niet alleen in Den Bosch is er jarenlang te veel gesloopt en verkocht, in het hele land is dit de trend geweest. Mooie nieuwbouwwoningen met een fijne ligging zijn door corporaties van de hand gedaan. Met de verhuurderheffing uit Den Haag hadden zij het perfecte alibi. Nils Müller, SP-voorzitter in Zutphen: ‘Zolang corporaties zich gedragen als bedrijven staat geld verdienen door huur of verkoop op één, in plaats van degelijke huisvesting voor iedereen. Daardoor hebben ze weinig oog voor huurders en woningzoekenden. Waarom zouden we op hen blijven vertrouwen als het onderhoud zo slecht is, de huren zo hoog zijn en de tekorten zo oplopen? Onze inzet is daarom dat de gemeente zelf gaat bouwen.’ Onmogelijk is dat zeker niet. In onder meer de gemeente Assen zijn de eerste zelfgebouwde woningen al tot stand gebracht. Dit kwam doordat er geen corporatie te vinden was die wilde bouwen. Als het in Assen kan, waarom dan niet in andere gemeenten?