Tijdelijkheid dreigt om te slaan in permanente onzekerheid

Net als het vaste arbeidscontract, vernevelt nu ook het vaste huurcontract onder onze ogen. Na jaren van stapsgewijze verruimingen van wetgeving die tijdelijke verhuur toelaat, brak onder minister Blok het tijdelijke huurcontract definitief door. 

In 2016 werden wetsvoorstellen aangenomen die het contract van maximaal twee jaar voor zelfstandige woonruimte en het jongerencontract van vijf jaar mogelijk maken. Ook werden tijdelijke contracten met een maximum van 5 jaar voor onzelfstandige woonruimte (kamers) en tijdelijke contracten voor grote gezinnen geïntroduceerd. Daarnaast is de inzetbaarheid verruimd van campuscontracten en tijdelijke verhuur onder de Leegstandswet. Het vaste huurcontract dreigt zo langzaam verdrongen te worden door allerlei wegwerpvarianten die de rechtspositie van huurders ernstig ondermijnen. 

De invoering van tijdelijke huurcontracten is een deeltjesversneller waardoor bestaansonzekerheid en ongelijkheid nog verder zullen toenemen, omdat degenen die kwetsbaar zijn op de arbeidsmarkt ook een verhoogd risico lopen om kwetsbaar te worden op de woningmarkt. Een op de drie banen is momenteel ‘flexibel’. Die flexwerkers verdienen gemiddeld 35 procent minder dan mensen met een vast arbeidscontract. Daarom gaat flexwerk vaak gepaard met een zwakke positie op de woningmarkt: kopen kan niet en vrije-sectorverhuur is te duur. Voor een sociale huurwoning moet je in Nederland gemiddeld acht jaar op de wachtlijst staan. In die situatie neem je genoegen met wat er voorhanden is, ook als dat een contract of bruikleenovereenkomst is zonder huurrechten. Flexwerkers komen zo al snel in een flexwoning terecht. Andersom geldt dat flexwonen voor velen niet de stabiliteit biedt die nodig is om je positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Zo dreigt tijdelijkheid voor veel mensen om te slaan in permanente onzekerheid.

Actie van Bond Precaire Woonvormen tegen flexhuren (Foto: Bond Precaire Woonvormen ©).

De nood aan acute huisvesting, bijvoorbeeld vanwege een aflopend tijdelijk contract op je werk of in je woning, veroorzaakt een opofferingsbereidheid bij flexnomaden waar makkelijk munt uit valt te slaan door verhuurders. Precaire huurders betalen. Ze klagen niet. Ze stellen belachelijk lage eisen aan de aangeboden woonruimte. Ze hebben angst om voor hun rechten op te komen, bang dat hun tijdelijke contract niet wordt verlengd of dat het wordt opgezegd. En in de regel hebben zij geen recht op vervangende woonruimte en een verhuiskostenvergoeding. 

In de toelichting bij het wetsvoorstel voor tijdelijke verhuur schreef minister Blok dat de ‘flexibilisering van de arbeidsmarkt vraagt om een flexibeler woningmarkt, met name in de huursector’. De diagnose dat er een gat gaapt tussen de arbeidsmarkt en de huursector klopt deels. Maar dat is precies het gevolg van het ontwortelende effect van de flexibilisering van de arbeidsmarkt. Woononzekerheid creëren omdat we nu eenmaal werkonzekerheid hebben gecreëerd, is een nogal cynisch politiek argument. Willen we echt in een samenleving leven waar zekerheid op woon- en werkgebied een privilege is?

Het gevolg van het rechtse woonbeleid van de afgelopen jaren is dus dat grote groepen huurders veroordeeld zijn tot een nomadisch bestaan. Juist met toenemende onzekerheid op de arbeidsmarkt zou je hopen op een robuust volkshuisvestingsbeleid dat voor zoveel mogelijk mensen een stabiele woonsituatie garandeert. Het tegenovergestelde is het geval: dit beleid stort mensen in bestaansonzekerheid.

Tekst door Roel Griffioen en Abel Heijkamp. De schrijvers zijn als vrijwilliger werkzaam bij de Bond Precaire Woonvormen. Roel Griffioen is architectuurhistoricus en samensteller van De Frontlinie: Bestaansonzekerheid en gentrificatie in de Creatieve Stad (zie frontlinie.org). Abel Heijkamp is filmmaker. Zijn film Alles Flex? (met Julij Borštnik), over de flexibilisering van wonen en werken, verscheen in 2016.