publicatie

Tribune 2/2008 :: Wethouder Hilde van der Molen - Een dagje met Miep Alles

Tribune, februari 2008

Reportage

Een dagje met Miep Alles

Wethouder Hilde van der Molen

Na acht jaar in de oppositie is Hilde van der Molen nu wethouder in Haarlem. “Ik voel me soms een beslismachine.”

Tekst: Maja Haanskorf Foto's: Suzanne van de Kerk

Kom maar op donderdag”, zei ze. “Dan staan er een paar leuke zaken op het programma, zoals de opening van een moedercentrum en een gesprek met Vluchtelingenwerk.” Het had ook iets met daklozen kunnen zijn, of met mensen in de bijstand, of een overleg met wooncorpo­raties, begrijp ik later. Want wethouder Hilde van der Molen (56) ‘doet’ Sociale Zaken en dat is een heel brede portefeuille. Een portefeuille die haar op het lijf is geschreven, mensenmens als ze is. “Ik houd van mensen en ik houd van Haarlem”, zegt ze. “Doe je dat niet, dan kun je niet goed politiek bedrijven. Je doet het voor de mensen, daar draait het om.” Voor de mensen in haar eigen stadje, waar ze bijna haar hele leven heeft doorgebracht. “Ik ben een echte ‘mug’, zoals wij hier zeggen. Ja, rare term. Het slaat denk ik op het soms wat stekelige karakter van de Haarlemmer. Maar ik vind het leuk volk, met een hoog beschavingsgehalte, daar houd ik van. Niet dat het snobs zijn, maar ze hebben iets rustigs. Daarom komen al die Amsterdammers ook hierheen”, zegt ze lachend.

We zitten in haar hoekkamer op het Haarlemse stadhuis, met riant uitzicht op de Grote Markt. Met onze ellebogen op de vensterbank kijken we naar de bedrijvigheid op het plein. “Ik denk nog vaak: wat een voorrecht dat ik hier mag zitten”, zegt ze vergenoegd. “Sinds 27 april 2006, dat weet ik precies. Toen begon er een ander leven. Niets wist ik van wethouder zijn. De eerste weken doolde ik hier maar wat rond. Ik moest van alles verstand hebben en overal besluiten over nemen. Dat had ik niet verwacht. Ik voelde me een beslis­machine, dat heb ik nu soms nog. Ook de enorme stapels leeswerk had ik onderschat. Wat weer meeviel was de omgang met ambtenaren. Ik had gedacht dat het veel lastiger zou zijn. Maar ja, ook ambtenaren zijn gewoon mensen. Uiteindelijk is politiek immers vooral mensenwerk.”

Van de oppositiebankjes naar de bestuurstafel

We stappen in een dienstauto, op weg naar moedercentrum Noor, dat vanmiddag feestelijk wordt heropend. “We zijn een beetje te vroeg”, zegt Hilde. “Dat doe ik expres. Ik vind het leuk om onverwachts binnen te stappen, dat heeft iets ongedwongens. En dan kan ik ook nog even een sigaretje roken”, voegt ze eraan toe. “Tweeënhalve dag met een pakje Van Nelle”, beantwoordt ze mijn opmerking dat ze stevig doorrookt. En dus staan we buiten in de wind, waar Hilde een paar trekken neemt voordat we naar binnen gaan. Daar is ze al snel het middelpunt van een groep vrouwen, die haar allemaal kennen. Als een vis in het water voelt ze zich hier. Al jarenlang houdt ze zich bezig met de moedercentra. Hier krijgen vrouwen de kans zich te ontworstelen aan hun vaak geïsoleerde levens. Het gaat veelal om allochtone vrouwen, vluchtelingen, maar ook autochtone vrouwen vinden er een plek. Met een korte toespraak van Hilde en de onthulling van het naambord wordt Noor ingewijd. “Als bestuurder moet ik mijn woorden als raadslid waarmaken. Ik ben blij dat dit pareltje er is gekomen”, besluit ze.

Ze zal het vaker noemen, het grote verschil tussen wethouder en dus bestuurder zijn en het deel uitmaken van de gemeenteraad. “Acht jaar ben ik raadslid geweest, waarvan de eerste drie als enige SP’er. Je realiseert je niet wat er achter de coulissen van het college allemaal gebeurt. Je hebt simpelweg veel minder informatie. Bovendien hoef je niet te besturen. Dat vind ik weleens jammer van de SP, dat de partij landelijk nog steeds in de oppositie zit – en daardoor geen programmapunten kan doorzetten. Je kunt ook niet terugvallen op landelijke bestuurlijke expertise, omdat de SP nooit deel heeft uitgemaakt van het kabinet. Al heb ik weleens contact met andere SP-wethouders in de buurt, Zaandam bijvoorbeeld. Als raadslid heb ik de reputatie opgebouwd dat ik dingen voor de mensen doe. Nu moet ik soms onsym­pathieke besluiten nemen. Je kunt nu eenmaal geen ijzer met handen breken. Je moet altijd compromissen sluiten, anders werkt het niet.”

“Het is makkelijk om met haar te praten”

“Soms lig ik er wakker van”, bekent ze. “Dan vraag ik me af hoe ver ik kan gaan. Mijn portefeuille is ook gevoelig. Neem bijvoorbeeld de bijstand. Wij zetten hier sterk in op het toeleiden van mensen naar werk. Een SP-wethouder die mensen ‘dwingt’ om te werken! Een groot deel van de SP-kiezers zit in een kwetsbare positie. Ook binnen de partij zijn er die vinden dat je recht hebt op een uitkering, dat jaren-zeventigidee. Maar er is zoveel werk te doen en ik weet hoeveel beter mensen zich voelen als ze werken. Ik heb dat al vaak van nabij gezien, hoe het zelfbeeld omhoog gaat en angsten verdwijnen. Veel mensen weten niet hoe je leven verandert als je een baan hebt. En dat je een pensioen opbouwt, zodat je niet altijd arm blijft. Ik houd zelf van werken en dat wil ik graag overbrengen. Ik zal heus de laatste zijn om te ontkennen dat sommige mensen niet kunnen werken. Daar moet je in het beleid rekening mee houden, het gaat om maatwerk. Andersom trouwens ook. Laatst kwam er een vrouw van 43 op mijn spreekuur. Ze wilde zo graag werken, maar vond geen baan. We hebben al klantmanagers voor speciale doelgroepen, zoals gehandicapten. Maar voor vrouwen zoals zij moeten we eigenlijk ook speciale klantmanagers aanstellen.”

In het moedercentrum vertelt Aysel Demiral dat ze blij is met Hilde als wethouder. “Het is makkelijk om met haar te praten, ze luistert goed naar je. Ik kom haar overal tegen, op school, in de wijk en ze komt hier altijd de diploma’s uitreiken aan de cursisten.” Demiral werkt op het centrum in een I/D-baan. Sibel Özogul is een van de zeven SP-raadsleden. “Via Hilde ben ik bij de partij gekomen. Een paar jaar terug was er sprake van een harde inburgering. Daar was ik boos over. Inburgering: prima. Maar wel met respect. Ik ben toen bij de gemeente gaan vragen: wat doen jullie? Hilde was het met me eens dat de toon niet klopte. Ze nodigde me uit eens mee te gaan naar een bijeenkomst van de SP. De partij spreekt me aan. Dit college is duidelijk socialer. De SP had natuurlijk een behoorlijk aandeel in het collegeprogramma.”

Hilde zelf geeft aan dat ze veranderingen heeft aangebracht in het beleid van haar CDA-voorganger. “Versimpeling van de bureaucratie, zoals dat vermaledijde maandbriefje afschaffen voor mensen die alleen bijstand hebben. Er is een speciaal team bezig om alle formulieren na te vlooien op leesbaarheid en om te kijken of ze wel nodig zijn. Voor het aanvragen van bijzondere bijstand bleken twaalf formu­lieren te zijn! Dat is nu teruggebracht tot zes. Dat is tenminste een begin. Ook krijgen klantmanagers een training met acteurs, zodat ze ervaren hoe het is om

aan de andere kant te staan.”

Een pan pap voor de hele week

In een ander college zou het wellicht lastiger zijn, denkt Hilde. In Haarlem zijn ze met vier wethouders en een burge­meester. “We wilden het bewust klein houden, als voorbeeld. Want we eisen ook van andere instanties dat ze efficiënt werken. We kennen elkaar uit de gemeenteraad, dat scheelt ook.” Twee PvdA’ers, een VVD’er en een SP’er. Met wie prima pragmatisch is samen te werken. “Goede wethouders bedenken goede dingen. We staan in de stad bekend als een energiek en daadkrachtig college.” Dat hard werkt, dat ook. “Wethouder zijn is een 24-uursbaan. Al helemaal met mijn takenpakket. ‘Miep Alles’ ben ik hier. Ik ben toch al geneigd me overal mee te bemoeien. Soms is het vermoeiend, maar ik krijg er ook energie van. Het is geweldig als zaken lukken. Zoals nu het convenant met de woning­corporaties er ligt. Ik heb me er keihard voor ingezet om een gezamenlijk beleid te ontwikkelen dat erop is gericht huisuitzettingen te voorkomen. Daar ben ik echt trots op, dan voel ik me weken sterk.

En ach, dan is er weer even een valkuiltje. Van nature ben ik positief ingesteld. En als het echt teveel wordt, neem ik een weekje vakantie.”

Iedereen noemt haar bij de voornaam. De chauffeur die ons van en naar het stadhuis rijdt, de bode die koffie komt brengen en de ambtenaren die vooroverleg met haar plegen voor een bestuurlijk overleg met Vluchtelingenwerk. Ze ziet de stukken nu pas, dat is wel even lastig. Een zieke secretaresse lijkt de oorzaak te zijn. “Er gaat overal weleens iets fout”, meent Hilde en laat zich bijpraten over de agendapunten. In de hoek van de kamer zie ik een uitpuilende tas met paperassen. Die past in het krat voorop haar stevige fiets, die buiten voor het raam staat. Een ferme SP-sticker vrolijkt de fietstassen op. In verkiezingstijd plakt ze de fiets onder de stickers. “Het hele college fietst”, vertelt ze. “Nu woon ik in het centrum, dus voor de lijn schiet ik er niet veel mee op. Soms fiets ik een uurtje in het weekend.”

Heeft ze nog wel ergens tijd voor?

Vanavond is er weer een raadsvergadering en gisteren was ze bij een wijkraad. “De zaterdag, die probeer ik voor mezelf te houden. De was doen, boodschappen halen en schoonmaken, want ik woon alleen. Mijn kinderen zijn al lang de deur uit. Binnenkort word ik oma, daar verheug ik me op als een tierelier! Verder zijn sociale contacten mondjesmaat. Op zondag lees ik stukken en onder Buitenhof strijk ik.” Haar doordeweekse programma begint om 7 uur. “Dan sta ik op en ontbijt met rijstepap en gedroogde vruchten. Ik maak voor de hele week een pan, hoeft het ’s ochtends alleen even in de magnetron. Om half negen ben ik op het stadhuis. Kan ik nog even de mail doornemen en de dag plannen. Aan het eind van de middag probeer ik zoveel mogelijk thuis te eten, voordat ik weer naar een bijeenkomst of vergadering ga. Altijd vers! Ik vind koken ook leuk. Als het lukt kijk ik naar Nova en in bed nog naar Pauw & Witteman. Meestal val ik dan al in slaap.”

“Ik moet hier weg, wat een geklets!”

“Het is vandaag voor het eerst in wel vier jaar dat ik naar een McDonald’s ben geweest”, roept ze als ik maandagavond haar werkkamer binnenkom. “Een salade, dat dan weer wel.” De regen valt al de hele middag in stromen neer. Een taxi brengt ons naar een van de gemeentekantoren. Daar is een bijeenkomst van de WMO-raad en de klankbordgroep. Het college heeft net het conceptbeleidsplan WMO voor de komende vier jaar vrijgegeven voor inspraak. Alle gemeenten moeten in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning hun plannen op papier zetten. Hilde is vanavond te gast. In haar praatje legt ze kort uit dat de gemeente geen geld heeft om alle dertig voorstellen in 2008 uit te voeren. Het is de bedoeling dat in samenspraak met de WMO-raad en klankbordgroep prioriteiten worden vastgesteld. Garanties kan ze niet bieden, wel belooft ze dat er serieus geluisterd wordt naar de adviezen.

Terwijl in kleinere groepjes de discussie losbarst, vraag ik Hilde hoe ze destijds bij de SP en in de gemeenteraad terecht is gekomen. Tot nu toe hebben we elkaar vooral tijdens de korte autoritjes gesproken en in de minuten voor een bijeenkomst. “Voor de gemeenteraad ben ik gespot”, lacht ze. “In 1997 ben ik naar een vergadering geweest die als doel had een plaatselijke afdeling van de SP op te richten. Op Bevrijdingspop had ik van een SP-jongere een foldertje gekregen en dat heeft tweeënhalve maand in mijn zak gebrand. Ik had wel Jan en Remi op televisie gezien en mijn moeder was een PvdA’er. Zat ik dus in oktober op die vergadering en ik dacht: ik moet hier weg, wat een geklets! Het ging helemaal nergens over, al helemaal niet over de oprichting van een afdeling. Toen heb ik mijn vinger opgestoken en gezegd: ‘Hier kom ik niet voor.’ Daarop veranderde de toon van de vergadering; en ik was kennelijk opgevallen. Ik werd gevraagd om de kar te trekken en zeven maanden later zat ik in de raad.”

“Ik kreeg links en rechts om mijn oren”

“Totaal onervaren was ik. Er werd in de gevestigde orde ook raar gekeken naar een SP’er in de raad. Links en rechts heb ik het om mijn oren gehad. Maar ik heb er wel alles geleerd! Later heb ik de anderen nog bedankt voor de geweldige training die ze me onbedoeld hebben gegeven.” Voor Hilde was het raadswerk een serieuze zaak. “Ook toen maakte ik al weken van zestig uur. Ik besteedde veel tijd aan activiteiten buiten de raad om. Vooral toen na drie jaar een tweede SP’er in de raad kwam, Pieter Elbers, waren wij SP’ers uitermate zichtbaar. In die tijd kreeg ik de naam ‘Miep Asbest’, want overal waar asbest werd gevonden, ging ik stennis maken.” Wat het raadswerk haar vooral heeft opgeleverd, is een enorm netwerk en veel goodwill. “Anders had ik niemand in de stad gekend. Daarom geloof ik ook niet in ingevlogen wethouders. Je moet de stad en de mensen kennen.” Ook al gaat nu de meeste tijd zitten in allerlei overleggen en vergaderingen, ze verliest de contacten niet uit het oog. “Daar haal ik ook mijn energie uit. Zoals deze avond, ik hoor toch altijd weer nieuwe dingen.”

Ook hier lijkt ze iedereen te kennen. Hoewel ze nog zo benadrukte dat ze hier alleen kwam luisteren, kan ze het niet laten zich toch hier en daar in de discussie te mengen. Met een vraag, een toelichting, een opmerking. En vooral met humor en kwinkslagen. “Ik heb ontzettend veel pret met de mensen met wie ik werk. Daar geniet ik van”, zegt ze – eigenlijk ten overvloede. “Of het nu de ambtenaren zijn of de mensen in de buurten, dat maakt me niet uit.” Ze weet zeker dat als ze geen wethouder meer zou zijn, ze werk zou zoeken met mensen. “En meer schrijven, dat zou ik ook wel willen. Al gaat dat me niet makkelijk af. Over speeches doe ik lang. Die wil ik ook perfect hebben. Ik probeer er altijd iets persoonlijks in te leggen.” Dan rijden we terug naar het stadhuis, waar Hilde de fiets pakt naar huis. Haalt ze misschien Nova nog.